‘Ik ging psychologie studeren omdat ik geïnteresseerd was in gedrag en gedachten van anderen en ik wilde mensen helpen. Ik zag het helemaal voor me, in een behandelkamer zitten, praten met cliënten. Dat beeld heb ik mijn hele studietijd vastgehouden. Toen ik een master moest kiezen, twijfelde ik eventjes een beetje. Arbeids- en organisatiepsychologie en gedragsverandering vond ik ook erg leuk. Uiteindelijk koos ik toch de klinische master. Vanuit daar was het makkelijker om eventueel naar een ander werkveld over te schakelen, dan andersom.
De eerste echte twijfels ontstonden tijdens mijn masterstage. Ik deed dat in de voortgezette behandeling, wat nu de specialistische zorg is. De cliënten waren vrij ingewikkeld, er speelde van alles, en daardoor mocht ik als stagiair amper iets doen. In een halfjaar had ik niet meer dan vijf cliënten gesproken. Daardoor wist ik niet of ik het wel kon, ik had weinig zelfvertrouwen.
‘We zien je het wel doen, maar weten niet zeker of je wel wilt stoppen’
Ik ging een traineeship doen, bij de HSK Groep (landelijke organisatie voor psychische zorg en gespecialiseerd in werknemerszorg, red). Dat bestond uit vier dagen werken en een dag in de week trainingen en cursussen volgen. Ik vond het best leuk mensen te helpen die vastliepen op hun werk of die kampten met angstklachten, somberheid of burn-out. Of om voor cliënten op te komen als hun leidinggevende erbij zat en te zorgen dat ze nog niet meteen hoefden op te starten op werk.
Maar toen ik vanwege bezuinigingen niet langer mocht blijven, vond ik dat niet zo erg. Er werd veel gebruik gemaakt van protocollen, ik zag zeven mensen op een dag met ongeveer dezelfde problemen, het werd eerlijk gezegd na een halfjaar al een beetje saai. Ik merkte ook dat het me extra energie begon te kosten om aandachtig naar vrienden te luisteren die ergens mee zaten. Dat deed ik al de hele dag in mijn werk, en ik had een taks.
Voor dat traineeship had ik nog een bestuursjaar gedaan bij de studievereniging van psychologie in Nijmegen. Mijn bestuursgenoten waren er na dat jaar wel klaar mee, maar het mocht wat mij betreft eindeloos doorgaan. Tijdens het traineeship heb ik daar nog veel aan teruggedacht. Ik vond de afwisseling fijn: events organiseren, sponsorgeld ophalen, commissies ondersteunen, meekijken met de begroting… Die dynamische omgeving gaf me energie.
Toch ging ik na dat traineeship weer werken in de ggz, in de verslavingszorg dit keer. Dat was het makkelijkste om te doen, het traineeship stond ook goed op mijn cv. Aanvankelijk was het superinteressant. Het leren kennen van de doelgroep, vertrouwd raken met de behandelmethodes. Hoewel het niet gebruikelijk was in die tijd, kreeg ik zelfs een vast contract. Na ongeveer een jaar merkte ik dat mijn motivatie toch weer begon af te nemen. Zo vond ik het niet erg als cliënten afbelden en wilde ik steeds vaker de rol van psycholoog van me afgooien. Ik wilde mezelf zijn, geen trucjes meer hoeven toepassen. Dat ik het als trucjes ging zien, zegt misschien al genoeg. En als psycholoog moet je natuurlijk niet oordelen en niets invullen. Ik merkte dat ik dat laatste steeds vaker wel deed, ik kon antwoorden op vragen al raden, vond het ook niet meer leuk steeds hetzelfde te moeten uitleggen. En dat was ook niet eerlijk tegenover cliënten, zij verdienen het om met een onbevooroordeelde psycholoog te praten.
Ik ging op zoek naar iets anders, en omdat ik zo vaak moest terugdenken aan dat bestuursjaar wilde ik iets organisatorisch doen. Het liefst met een link naar de psychologie. Ik keek bij universiteiten bijvoorbeeld, naar banen in de communicatie. Het ging moeizaam, werkgevers geloofden vaak niet dat ik echt wilde stoppen met mijn huidige baan. “We zien je het wel doen, maar weten niet zeker of je wel wilt stoppen”.
Bij het NIP had ik al vaker gezocht naar interessante banen en zelfs gesolliciteerd. Toen ik na ruim een jaar zoeken op gesprek mocht komen voor de functie van junior stafmedewerker COTAN, werd ik op de terugweg in de trein al gebeld. Dat was heel slecht of heel goed nieuws, dacht ik. Opnieuw kreeg ik de vraag of ik wel echt wilde stoppen als behandelaar. Toen ik ze daarvan verzekerde, kreeg ik het voordeel van de twijfel. Ik kon wel een gat in de lucht springen.
‘Ik vond het niet erg als cliënten afbelden en ik wilde steeds vaker de rol van psycholoog van me afgooien’
Eenmaal begonnen voelde het meteen goed. Ik kon gewoon mezelf zijn, hoefde geen pet op te zetten waar ik geen zin in had. Uiteindelijk ben ik daarnaast werkzaamheden voor het secretariaat en de secties gaan doen en zo ben ik in de functie van coördinator gerold.
Ik kan echt mij ei kwijt in dit werk. Ik vind het fijn om structuur aan te brengen, en heb de vrijheid om zaken steeds weer een beetje beter te maken. Het grootste verschil met mijn baan als behandelaar? Afwisseling. Geen dag is hetzelfde, de omgeving is dynamischer, misschien een beetje stressvoller, er is nog zo veel toen. Eigenlijk had het ook niet beter uit kunnen pakken, deze combinatie van organiseren en psychologie is op mijn lijf geschreven.’
Ben jij binnen het vakgebied ook geswitcht van werkveld? En lijkt het je leuk daarover te vertellen? Mail dan naar communicatie@psynip.nl.