Toen ik en mijn broer en zus klein waren ging het in het gezin veel over mensenthema’s, vertelt Katelijne. De twee andere kinderen zijn ook psychologisch geïnteresseerd, en vader was docent Nederlands. Bernadette: ‘Mijn andere dochter is psychomotorisch kindertherapeut en mijn zoon kunsthistoricus. Bernadette: ‘Kunst en psychologie liggen dicht bij elkaar, je bent als kunstenaar toch bezig met de psychische consternatie van mensen.’
Wat vinden jullie zo leuk aan het vak?
Bernadette: ‘Ik begon ooit als onderwijzeres, maar dat vond ik vreselijk. Ik houd niet van groepen. Al die individuen die met elkaar interacteren vind ik ingewikkeld. Ik doorgrond mensen liever één-opéén. En dat is direct een verschil tussen ons, Katelijne is gek op groepen. Maar goed, dat ik psychologie ging doen, was dus aanvankelijk eigenlijk vooral een vlucht uit het onderwijs.’
Katelijne: ‘Hoeveel psychologiestudenten waren er toen jij begon met studeren?’
Bernadette: ‘Dat was in 1955, ik denk dat we met maximaal dertig eerstejaars waren. Evenveel mannen als vrouwen. Maar psychologie begon toen net een beetje in de mode te raken. De studie was nog wel sterk filosofisch van aard toen trouwens.’
Katelijne: ‘Uiteindelijk ben je je vooral gaan verdiepen in de psycho-analyse.’
Bernadette: ‘Ja. Ik houd er wel van om diep te graven in iemands verleden. Dat speuren, samen zoeken naar samenhang vind ik heel leuk. De meeste cliënten wilden dat ook, ze waren gemotiveerd. Ik kom ook nog wel eens mensen tegen in de stad, psychologen die ik heb opgeleid of oud-cliënten. Ik merk dat ik echt een vakgeheugen heb. Ik weet niet meer hoe ze heten, maar wel waar we het over hebben gehad, waar ze mee zaten.’
Welke rol heeft het werk van jouw moeder gespeeld in jouw keuze om psycholoog te worden, Katelijne?
Katelijne: ‘Toen ik vijftien was, wist ik eigenlijk al dat haar baan mij aansprak.’
Bernadette: ‘Ja, je zat met rode oortjes te luisteren als ik collega’s op bezoek had.’
Katelijne: ‘Mijn moeder had het boek ‘Het ik en de afweermechanismen’ van Anna Freud liggen. Ik weet niet waarom, maar het intrigeerde me. Later ben ik ook afgestudeerd op afweermechanismen (manieren om jezelf weg te houden van te heftige negatieve emoties, red.) bij borderline trouwens. Ik was vooral heel nieuwsgierig naar hoe ikzelf en anderen in elkaar zaten.’
Lijken jullie als psycholoog op elkaar?
Bernadette: ‘We zijn denk ik beiden heel diepgravend, nemen niet zomaar iets voor waar aan. Maar op het gebied van groepen liggen we dus wel uit elkaar.’
Katelijne: ‘Ja, ik verkies groepstherapie meestal boven individuele therapie. Het leuke aan groepen vind ik dat het meer is dan enkel het verhaal van de cliënt en mijn reactie als therapeut daarop. Er komen ook nog reacties uit de groep, dat ze het herkennen bijvoorbeeld, of nog een aanvullende vraag hebben, die ik zelf niet had kunnen bedenken. En cliënten nemen ook sneller iets aan van andere cliënten dan van hun therapeut, dat blijkt uit onderzoek.’
Bernadette: ‘Maar volgens mij pakken we dingen verder redelijk hetzelfde aan. We zetten de persoon centraal in therapie.’
Katelijne: ‘Ja, niet de klachten. En we zijn bezig met wat er in de jeugd heeft afgespeeld en wat daar mogelijk uit is ontstaan. Het verschil is denk ik dat ik wat directer ben, strenger, en mijn moeder wat liever en afwachtender.’
Bernadette: ‘Ja, ik ben wat meer Rogeriaans, dus ik wachtte vaak wat langer tot de cliënt weer wat ging zeggen.’
Slaat of sloeg het ook wel eens door, al die gesprekken over psychologie?
Bernadette: ‘Er was een tijdje dat we inderdaad moesten oppassen. Toen Katelijne ergens begin twintig was. Dat ze zei: “Mama, ik ben ook je dochter hè?” Zij wilde leren, ik vond het leuk om te vertellen, dus we hadden het altijd maar over het vak. En als ik nu ook op bezoek kom, bij haar en haar man, die geen psycholoog is, moet ik ook opletten dat we er niet te diep op in gaan. En veel vriendinnen van Katelijne zijn psycholoog of psychiater en die van mij ook, dus rond ons gezin was het altijd wel een beetje overbevolkt met psychologen.’
Katelijne: ‘Ik ben rond mijn twintigste ook wat meer mijn eigen weg gegaan. Al ben ik op aanraden van mijn moeder wel eerst in psychoanalytische leertherapie geweest, dat is dan ook de basis van mijn psychologische blik. Vrienden zeiden toen wel dat ik misschien meer mijn eigen weg zou vinden als ik cognitieve gedragstherapeut zou worden. Dus dat deed ik. Maar ook en vooral omdat het dynamische daarvan mij aansprak. Eerst vond mijn moeder het niet zo leuk dat ik me ging verdiepen in cognitieve gedragstherapie.’
Bernadette: ‘Maar inmiddels wel.’
Katelijne: ‘Een tijdje geleden heb ik bijvoorbeeld een cursus schematherapie gedaan en toen ik het lesboek uithad, gaf ik het aan mijn moeder. Dat leest ze dan nog op 88-jarige leeftijd!’
Bernadette: ‘Heel interessant. Het is ook veel minder leerstellig dan bij de psychoanalyse, dat vind ik ook zo leuk aan deze tijd. Je kunt meer nieuwe wegen aftasten.’
Wat leren jullie van elkaar?
Bernadette: ‘Ik dacht aanvankelijk dus dat ik niets van gedragstherapie moest hebben, maar door Katelijne heb ik ingezien dat er toch wel iets inzit.’
Katelijne: ‘Tijdens mijn eerste stages kreeg ik direct negens. Niet om op te scheppen, maar ik denk dat ik dat allemaal aan mijn moeder te danken heb.’
Ken of ben je zelf een psycholoog met nog een psycholoog in de familie, en lijkt het je leuk daarover te vertellen? Laat het ons weten via communicatie@psynip.nl.