Voor zijn eerdere populairwetenschappelijke boeken liet Ap Dijksterhuis zich onder meer inspireren door reizen (Wie (niet) reist is gek, 2017), geluk (Op naar geluk, 2015) en het onbewuste (Het slimme onbewuste, 2007). Zijn nieuwste boek gaat over inspiratie, een onderwerp dat nauw verwant is aan zijn eerdere werk. Reizen werkt vaak stimulerend voor het brein en kan, nadat het onbewuste de nieuwe informatie verwerkt heeft, voor inspiratie zorgen. Tot slot voelt een leven vol inspiratie zinvoller en gelukkiger.
Voor Inspiratie1 kon Dijksterhuis minder goed leunen op de wetenschap dan hij gewend was bij zijn eerdere boeken. Er is weinig wetenschappelijk onderzoek naar inspiratie gedaan. Hij verdiepte zich in de materie door biografieën van componisten, schrijvers, wetenschappers en kunstenaars te lezen. Zoals die van Isaac Newton, Ian Curtis en Wolfgang Amadeus Mozart. Ook interviewde hij een aantal mensen, onder wie zwemkampioen Pieter van den Hoogenband, schrijver Ilja Leonard Pfeijffer en topchef Emile van der Staak van De Nieuwe Winkel in Nijmegen, over onder meer hun motivatie, concentratie en inspiratie.
Na jarenlang onderzoek te hebben gedaan naar onbewuste processen en geluk, voelt Dijksterhuis zich nu meer geroepen als schrijver. Een dag in de week is hij nog op de Radboud Universiteit Nijmegen te vinden, waar hij een aanstelling als hoogleraar heeft. Ook geeft hij geregeld lezingen en heeft hij samen met Rick van Baaren, hoogleraar gedragsverandering en maatschappij aan de Radboud Universiteit Nijmegen, een onderneming: D&B. Via technieken uit de gedragsverandering, denk aan nudging of het geven van beloningen, willen zij maatschappelijke problemen oplossen, zoals zwerfafval verminderen in wijken waar dit een probleem is, of werknemers stimuleren vaker met de fiets in plaats van met de auto naar het werk te komen.
In de tuin van zijn huis in Nijmegen, vlak voor hij weer op reis ‘moet’ om zijn brein te stimuleren, vertelt Dijksterhuis over zijn nieuwe boek.
Waarom houdt het onderwerp inspiratie u zo bezig?
‘Wat gebeurt er in ons onbewuste als we denken dat we niets doen, en er dan plots een idee in ons opkomt, een fraaie inval? Die vraag houdt mij al ruim twintig jaar bezig. Ik begon over inspiratie te lezen, onder meer over de emoties die erbij komen kijken. Een moment van inspiratie kan voelen als iets magisch, echt alsof je verliefd bent. En het geeft veel energie, je kúnt het idee haast niet laten liggen, je gaat er vanzelf mee aan de slag. Die gevoelens, en hoe zo’n inval tot stand komt, dat wilde ik begrijpen. Inspiratie is bovendien wat ons voortdrijft als het gaat om wetenschap, kunst en cultuur.’
‘Inspiratie kan voelen als iets magisch, echt alsof je verliefd bent’
Inspiratie is best een vaag en raadselachtig begrip. Vanuit het Latijn vertaald betekent het ‘inademing’. Hoe definieert u inspiratie?
‘Het is je onbewuste dat je vertelt wat je moet doen, op een erg dwingende manier. Wetenschappelijk gezien is dat niet handig geformuleerd, want intuïtie zou je op diezelfde manier kunnen uitleggen, hoewel dat meestal minder dwingend is… Inspiratie is meer een echt plots besef. Dat kan gaan over wat je moet doen met je leven, je roeping, over een idee voor een nieuw boek. Of over de dagelijkse momenten van inspiratie die nodig zijn om daadwerkelijk een hoofdstuk te schrijven.’

Heeft u zelf wel eens een gevoel van verliefdheid gehad bij een idee?
‘Ja. Toen ik het idee kreeg dat we onbewust doordenken over van alles. Nu weten we dat het zo is, maar twintig jaar geleden was dat nog niet echt aangetoond. Ik had wel heel sterk het gevoel dat het idee klopte. Ik heb toen een simpel experiment opgezet waarbij ik studenten veel informatie gaf over een aantal studentenkamers, ze moesten de beste kiezen. Een van de kamers was het meest aantrekkelijk, maar dat was niet direct duidelijk omdat er veel informatie gegeven werd. Een deel van de studenten moest meteen kiezen en een deel kreeg eerst een afleidingstaak. Ik hoopte dat die laatste groep onbewust bleef nadenken over de kamer en uiteindelijk de aantrekkelijkste kamer zou kiezen. Dat bleek inderdaad het geval.2
Helaas weet ik niet meer het precieze moment waarop dit idee tot me kwam. Maar ik voelde me echt zeker over het idee en had een verliefd gevoel. Ik wist ook dat als ik kon aantonen dat mijn idee klopte, het belangrijk zou zijn.’
Dat onderzoek heeft ook geholpen om over inspiratie na te denken. In zijn boek staat Dijksterhuis uitgebreid stil bij hoe dat onbewuste doordenken mogelijk voorafgaat aan momenten van inspiratie en eureka, ofwel wat er gebeurt tijdens incubatie. Aan de hand van zijn eigen wetenschappelijk onderzoek en dat van collega’s laat hij zien dat het onbewuste waarschijnlijk anders ‘denkt’ dan het bewuste. Het onbewuste heeft een grotere informatieverwerkingscapaciteit, is meer associatief, waardoor het nieuwe informatie in verband kan brengen met eerder verwerkte informatie. En het onbewuste kan goed organiseren.3,4,5
Wat gebeurt er in het brein op het moment dat plots een goed idee naar bovenkomt?
‘Waarschijnlijk integreert ons onbewuste verschillende informatiestromen die aanvankelijk niets met elkaar te maken hadden. Heel lang is het een rommeltje, maar gaandeweg ontstaat een soort evenwicht. In mijn boek vergelijk ik het met twee potten en honderd genummerde knikkers. Tien knikkers doe je in de ene pot en de rest in de andere. Vervolgens trek je lootjes en verplaats je de knikker met het corresponderende nummer naar de andere pot. Op een gegeven moment zitten er in beide potten ongeveer vijftig knikkers, en dat blijft zo. Helaas is dit een metafoor en kan ik niet vertellen hoe het daadwerkelijk gaat, of wanneer zo’n incubatieproces bijvoorbeeld klaar is. Wel vinden deze momenten van inspiratie vaak plaats als je even geen taak hebt en in een soort mijmerende staat bent. Bijvoorbeeld tijdens het wandelen, als je in de bus zit, of in bad. Je onbewuste moet dat evenwicht gevonden hebben, en je bewuste moet ruimte hebben.’
En zo’n moment kan haast magisch voelen?
‘Dat was een van de eerste dingen die mij opvielen toen ik over grote ontdekkingen begon te lezen. Mensen durven soms zelfs geen verantwoordelijkheid te nemen voor hun scheppingen. Beethoven zei bijvoorbeeld dat hij de stukken die hij componeerde enkel hoefde te ontvangen en op te schrijven. Lang werd gedacht dat God er iets mee te maken had. Nu weten we dat dit soort ideeën voortkomt uit onbewuste processen. Maar het toont aan hoe magisch en dwingend die emoties kunnen zijn.’
Dijksterhuis bespreekt drie vormen van inspiratie in zijn boek. De eerste is evocatie: je maakt iets mee in je leven waardoor je weet wat je moet doen, je roeping. Hij gebruikt de zanger van The Cure als voorbeeld. De dertienjarige Robert Smith voelde zich als door de bliksem getroffen toen hij David Bowie Starman zag spelen op televisie. De tweede vorm van inspiratie gaat over nieuwe ideeën, invallen. Een nieuw nummer, een boekidee, een uitvinding. Met die ideeën kunnen we onszelf nieuwe doelen stellen. De laatste vorm van inspiratie is de flow-ervaring, de momenten waarop schrijven, componeren of schilderen vanzelf lijken te gaan.
Uitvindingen zijn daadwerkelijk nieuwe ideeën. Een roeping klinkt ook als alsof je bestemd bent voor één bepaalde taak. Treedt inspiratie op bij echte (persoonlijke) nieuwe inzichten, of gaat inspiratie vooral over het gevoel dat je een inzicht opdoet?
‘Inspiratie gaat over subjectieve gevoelens van inzicht. Maar de sterkte ervan hangt wel samen met de realiteit. Hoe dwingender het gevoel, hoe hoger meestal de kwaliteit van het idee, denk ik. Al is die correlatie natuurlijk niet perfect. Je kunt ook wel eens ergens enthousiast over zijn en daar later anders over denken. Bovendien kun je ook een paar roepingen in je leven hebben. Een roeping gaat om een zelfinzicht, er gebeurt iets in je omgeving wat je heel erg raakt en waar je iets mee moet doen. Denk aan Arnold Schwarzenegger die na een carrière als bodybuilder ging werken als filmacteur en weer later als gouverneur van Californië politiek actief werd.’
‘Hoe dwingender je gevoel, hoe hoger de kwaliteit van het idee’
In Inspiratie beschrijft u een experiment van de Amerikaan Todd Thrash, een van de weinige psychologen die wel wetenschappelijk onderzoek naar inspiratie gedaan hebben. Uit de proef blijkt dat we meer geïnspireerd raken door gedichten waarvan de makers zich geïnspireerd voelden op het moment van schrijven. Die gedichten vonden de deelnemers zelfs beter.6 Ook veel artiesten schreven hun bekendste nummers het snelst. Hoe werkt dat?
‘Kunstuitingen zijn vaak mooier als het bewuste zich er niet al te veel mee bemoeid heeft. Dan is een idee puurder, meer onbezoedeld. Laatst las ik nog een interview met de leden van een van mijn favoriete bands, Fontaines D.C.. Ze vertelden dat een van hun nieuwste nummers al na een halfuur klaar was. En hoe gek dat voelde. Zelfs de ‘fantasietekst’ die ze gebruikten om de eerste keer te oefenen, werd zowat de definitieve tekst. Ik vind dat het beste nummer van de plaat. Dat is geen toeval. Het onbewuste werpt af en toe iets op wat al helemaal klaar is.’
U zegt dat inspiratie afdwingbaar is, dat is geen gangbaar idee. Waarom denkt u dat?

‘Voor veel schrijvers en kunstenaars, of anderen die iets scheppen, zal het geen volstrekt nieuw idee zijn, al zal niet iedereen dat op eenzelfde manier verwoorden. De kiem voor dit idee is bij mij gelegd in het reizen. Ik weet dat reizen bij mij zorgt voor inspiratie, en voor veel anderen ook. Charles Darwin maakte op zijn tweeëntwintigste zijn eerste grote reis, Mozart reisde eveneens veel, zijn vader nam hem overal mee naartoe om te laten zien wat een wonderkind zijn zoon was. Reizen is de vroedvrouw van inspiratie, je krijgt zoveel nieuwe prikkels.
Nadat ik er meer systematisch over na begon te denken, kwam ik op het volgende idee. Het begint ermee dat je iets heel graag wilt, dan moet je hard werken door dat gewoon te gaan doen. Het wiel is ook niet uitgevonden door iemand die rustig op de bank zat te wachten. Vervolgens is het nodig je brein te stimuleren, op te schudden, en dan heb je vaak nog een periode nodig waarin je alles even met rust laat, een incubatietijd. Veel kunstenaars passen hun leven daar ook op aan, ze weten wanneer ze er even tussenuit moeten. Velen werken ook in de ochtend, en gaan ’s middags wandelen. Het is verder ook niet voor niets dat invallen te maken hebben met waar je al mee bezig was. Psychologen zullen geen inval krijgen over hoe we een theoretisch natuurkundig probleem kunnen oplossen. Je kunt inspiratie tegemoetlopen. Veel mensen denken ten onrechte dat ze moeten wachten op inspiratie.’
Wat moeten we daarvoor doen?
‘Als je niet goed weet wat je wilt met je leven, is het belangrijk van alles te proberen. En open te staan voor nieuwe ervaringen. Daarna ga je analyseren. Waar kreeg je energie van? Of waar denk je aan als je nergens aan hoeft te denken? Ik geloof dat het dan wel komt, ook bij jonge mensen die dat nog niet goed weten.
Als je weet wat je wilt en het lukt niet om inspiratie te vinden, kun je gewoon door blijven werken, of je gaat je brein stimuleren door bijvoorbeeld veel te lezen als je zelf schrijft. Of je kunt even tijdelijk iets anders gaan doen. Soms duurt het lang voor er weer een moment van inspiratie komt. Mensen met veel inspiratie in hun leven hebben ook gewoon hard geploeterd.’
In Inspiratie maken enkele voorbeelden dit proces duidelijk. Pieter van den Hoogenband beoefende als kind vrijwel alle sporten. Toen hij op zijn tiende de Nederlandse Jeugdkampioenschappen zwom, merkte hij dat hij daar een bijzondere kick van kreeg. Zo bijzonder dat hij zijn eerdere record verbrak en de gouden medaille won. Niet veel later zag hij een Surinamer op de Olympische Spelen de honderd meter vlinderslag winnen, een tweede moment dat bijdroeg aan zijn evocatie. Hij realiseerde zich dat je niet uit een groot land hoeft te komen om te winnen en wilde ontzettend hard trainen om zelf ooit de honderd meter vrije slag te winnen. Hij wilde heel graag, was intrinsiek gemotiveerd, stelde zichzelf een groot doel en concentreerde zich daar volledig op. In 1996 werd hij vierde op de Olympische Spelen waarna hij een professioneel team om zich heen organiseerde. Vier jaar later kwam zijn droom uit. Toen hij in 2004 nogmaals de finale op de Olympische Spelen zwom, kreeg hij een inval. Een paar meter voor het einde lag hij op kop samen met een andere zwemmer, maar het lukte niet om er voorbij te komen. In plaats van met zijn volle hand op de metalen plaat bij de finish te slaan, ramde hij met zijn vingertoppen op de plaat. Hij won, net aan, voor de tweede keer goud, dankzij die ongewone manier van finishen.
Wat doet u zelf om de kans op inspiratie te vergroten?
‘De wereld met een open blik tegemoettreden, veel lezen, veel reizen.’
Wilt u zelf geen onderzoek doen naar het idee dat inspiratie afdwingbaar is?
‘Nee. Misschien dat er een theoretisch artikel komt, maar ik voel me nu meer geroepen als schrijver dan als wetenschapper. En mijn ideeën komen altijd wel aan bij andere wetenschappers, dat gaat vanzelf.’
U beschrijft ook experimenten waaruit blijkt dat wie hoger scoort op ‘openheid voor ervaringen’ in de big five creatiever is en meer momenten van inspiratie ervaart. Diezelfde mensen hebben zelfs meer myeline om de zenuwcellen in hun verbeeldingsnetwerk en datzelfde netwerk is actiever in rust bij de creatievere mensen. Daar heb je toch niet veel invloed op?
‘Iedereen heeft een eigen instrumentarium. De een heeft inderdaad wat meer aanleg voor bepaalde psychologische processen dan de ander. Maar dat vind ik nooit zo belangrijk. Iedereen kan hoe dan ook bepaalde stappen zetten en daarmee meer bereiken. Ik wil vooral betogen dat je nooit bij de pakken neer moet gaan zitten en dat je altijd iets kunt doen om de kans op inspiratie te vergroten.’
Hebben de genieën op de wereld vooral geluk met hun instrumentarium of hebben ze hard gewerkt?
‘Ik geloof grotendeels in de maakbaarheid, al heeft de een natuurlijk meer aangeboren intellectuele of fysieke beperkingen dan de ander. Als je iets echt graag wilt en er hard voor werkt, kun je veel voor elkaar krijgen. Genieën hebben veel tijd in hun werk gestoken en zijn daarmee vaak op jonge leeftijd begonnen. Wetenschappelijk onderzoek laat ook steeds zien dat de hoeveelheid tijd die je ergens insteekt de belangrijkste voorspeller voor succes is.7 Je kunt mensen trainen om een reeks van 82 cijfers te onthouden en kinderen een absoluut gehoor aanleren. Mensen die evenveel tijd steken in hun werk als genieën en geen succes boeken, bestaan niet.’
U noemt eveneens in uw boek dat inspiratie spontaan komt. Hoe kan inspiratie zowel spontaan als afdwingbaar zijn?
‘Inspiratie is tot op zekere hoogte afdwingbaar en tot op zekere hoogte spontaan. Wie alle stappen doorloopt, weet zeker dát het moment komt, alleen niet wanneer. Keith Richards zei het mooi: ‘You never know when the magic comes in’. Maar als hij een week in zijn studio ging zitten, wist hij zeker dat er een moment van inspiratie zou komen.’
U schrijft dat, op een enkele toevalstreffer na, vrijwel alle uitvindingen het gevolg zijn van inspiratie.
‘Ja, penicilline is bijvoorbeeld per toeval ontdekt, maar over het algemeen zijn alle uitvindingen, ontdekkingen en kunstuitingen het gevolg van inspiratie. Inspiratie is alles.’
En slechte ideeën, zijn die ook het gevolg van inspiratie? Neem het idee van uw ex-collega Diederik Stapel om onderzoeksresultaten te verzinnen.
‘In het geval van Stapel denk ik niet. Zijn motief zal met bewijsdrang te maken hebben, een carrière willen opbouwen. Extrinsieke motivatie in ieder geval. Misschien dat de theorie die hij wilde bewijzen het gevolg was van inspiratie, maar zelfs dat betwijfel ik. Als je écht een geïnspireerd idee hebt, wil je dat ook goed behandelen, lijkt me. Dan voer je onderzoek uit, hoop je dat het daadwerkelijk bevestigd zal worden. Alsof Paul McCartney een heel inspirerende melodie bedacht heeft en zich dan niet druk maakt om de tekst en het drummen. Ik geloof niet dat dat kan.’
Overleven we zonder inspiratie?
‘Ja. Zonder inspiratie zou er geen wetenschap zijn, geen vooruitgang, geen cultuur, alles blijft een beetje zoals het is. Maar volgens mij hebben we inspiratie niet nodig om te overleven. Er zouden relatief onintelligente dieren leven, in een soort jungle. Inspiratie is nodig om als maatschappij en als individu verder te komen. En het maakt ons natuurlijk gelukkiger, want het geeft het gevoel dat we met zinvolle dingen bezig zijn.’
Referenties
- Inspiratie. Ap Dijksterhuis, (2022). Uitgever: Prometheus, 336 p. Verschijningsdatum: 5 september 2022.
- Dijksterhuis, A., Bos, M. W., Nordgren, L. F., & van Baaren, R. B. (2006). Complex choices better made unconsciously? Science, 313, 760-761.
- Betsch, T., Plessner, H., Schwieren, C., & Gütig, R. (2001). I like it but I don’t know why: A value-account approach to implicit attitude formation. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(2), 242-253.
- Dijksterhuis, A., & Meurs, T. (2006). Where creativity resides: The generative power of unconscious thought. Consciousness and Cognition, 15(1), 135-146.
- Dijksterhuis, A. (2004). Think different: the merits of unconscious thought in preference development and decision making. Journal of Personality and Social Psychology, 87(5), 586.
- Thrash, T. M., Maruskin, L. A., Moldovan, E. G., Oleynick, V. C., & Belzak, W. C. (2017). Writer–reader contagion of inspiration and related states: Conditional process analyses within a crossclassified writer× reader framework. Journal of Personality and Social Psychology, 113(3), 466.
- Zie onder meer: Ericsson, K. A., Krampe, R. T., & Tesch-Römer, C. (1993). The role of deliberate practice in the acquisition of expert performance. Psychological Review, 100(3), 363.
Beeld: Marieke Wijntjes