Een goed interview voegt iets toe aan wat mensen al weten, het moet nieuws bevatten over de persoon in kwestie of het moet een nieuw licht op hem werpen, vindt interviewer Frénk van der Linden. Behalve dat hij journalist is voor de Volkskrant, heeft hij voor tal van tijdschriften gewerkt en verschijnt hij met regelmaat op tv. ‘Een goed vraaggesprek is het tegendeel van de bekende anekdotes herhalen. Om zo’n verhaal te maken, is een goede voorbereiding belangrijk. Je moet je huiswerk doen, want geïnterviewden – zeker politici en ondernemers – hebben vaak grote belangen en zullen niet vrijwillig alles onthullen,’ stelt hij.
Van der Linden leest alles over degene die hij wil portretteren, spreekt mensen om die persoon heen en op grond daarvan vormt hij een hypothese die hij in het gesprek met de geïnterviewde wil toetsen. Zoals in de documentaire De twee gezichten van Aboutaleb die hij samen met Piet de Blaauw maakte. De film werd 30 december 2015 op NPO 2 uitgezonden ‘Mijn hypothese was dat de burgermeester eigenlijk twee gezichten heeft. Hij is de rekkelijke liberale moslim in de publieke arena, boegbeeld van de integratie. Tegelijkertijd is hij een conservatieve moslim die wil dat zijn kinderen met een islamitische partner thuiskomen.’
Niet iedereen was enthousiast over het portret, het gebeurt wel vaker dat mensen aanstoot aan zijn werk nemen. Aan de andere kant wordt hij ‘meesterinterviewer’ genoemd.
Kletskoek
Soms formuleert Van der Linden een hypothese op grond van wat hij eenvoudig kan inschatten, zoals voor een interview met Karel Vuursteen, destijds de baas bij Heineken. ‘Ik wist: die gaat natuurlijk zeventien keer in het gesprek roepen dat Heineken het bestsmakende bier ter wereld maakt. Hij moet wel, het is een beursgenoteerd bedrijf. Een minuut of tien voor het eind van het interview ging ik even naar mijn auto. Hij dacht waarschijnlijk dat ik parkeergeld moest bijvullen, maar ik kwam terug met een blinddoek en een koeltas met vier biertjes. Ik wilde hem geblinddoekt laten proeven en dan moest hij zeggen welke van de vier Heineken was. Daarop begon hij te vloeken. “Dat vind ik een leuke quote,” zei ik. “De band loopt, dit komt in het stuk.” Vuursteen ijsbeerde door de kamer met een sigaret en uiteindelijk zei hij: “Ik ga het niet doen. Ik zal eerlijk zijn, ik zou het niet herkennen.” Dat kwam natuurlijk ook in het verhaal. Hij legde uit dat het niet zozeer smaak was wat Heineken verkocht, maar een lifestyle, een imago. Tja, zeg dat dan gelijk…’
Ook dat is voorbereiding, zegt Van der Linden. ‘Vaak moet je iets verzinnen om aan te tonen dat het verhaal dat iemand ophangt kletskoek is.’
Veel interviewers zijn naïef, vindt Van der Linden. ‘Want mensen liegen een groot deel van de tijd of ze draaien eromheen. ‘Sterker: dat zou ik ook doen als ik werd geïnterviewd.’
En met een gebaar naar de tafel, naar ons: ‘Zoals nu.’
Niet alles wat sensationeel is, komt in zijn verhalen. Het moet wel maatschappelijk relevant zijn. Zoals die keer dat hij over een belangrijke PvdA-politicus wist dat hij zich eens keer per week in een sm-kelder liet aftuigen. ‘Dat heb ik in het interview niet aan de orde gesteld. Als het Balkenende was geweest, had ik dat wel gedaan, die had het over normen en waarden, het gezin als hoeksteen van de samenleving, en probeerde zo onze stem te winnen.
Een andere keer vertelde iemand over een dramatische scheiding en had daar achteraf spijt van. ‘Ik heb het eruit gelaten. Maar als het cruciaal voor het verhaal was geweest, als je hem anders niet echt had kunnen begrijpen, dan is het: publish and be damned.’
Aanvankelijk zag Van der Linden zijn talent voor interviewen als een gevolg van zijn jeugd, vooral de vechtscheiding van zijn ouders. ‘Dat speelde tussen mijn elfde en veertiende, ik moest in die tijd heel goed kijken wie welke rol vervulde. De buurman, was die misschien een minnaar van mijn moeder, of ging het om iemand anders? Want ze had iemand anders dan mijn vader, zoveel was duidelijk. De politieagent die binnen stiefelde, wat kwam die precies doen? En die roddelzieke buurvrouw… ik moest me met al die mensen verstaan en ik ging ze zo slim mogelijk vragen stellen. Ik vermoed dat dat mijn manier van omgaan met mensen heeft gevormd. Het was een soort survival.’
Ook belangrijk was de tijd op de school voor journalistiek en dan vooral dat hij geen beurs kreeg, omdat zijn vader , die trucker was, werd beschouwd als zelfstandig ondernemer. Dat was natuurlijk helemaal geen vetpot en om zijn studie te kunnen betalen, moest Van der Linden zijn schoolverhalen verkopen. ‘Voor iemand met mijn energie zijn dit soort tegenslagen stimulerend.’
Het zit in je genen
Hij wordt beschouwd als psychologiserend interviewer, maar komt daar zelf steeds meer van terug. Hij gelooft niet meer zo in die psychologische verklaringen. ‘Ik heb lang gedacht dat ik zo’n bewijsdriftig mannetje was omdat ik in de essentiële jeugdjaren door mijn ruziënde ouders over het hoofd ben gezien en dat ik daarom later vervangend applaus zocht.’
Maar toen zijn tante Hennie op sterven lag, wilde ze nog een keer met hem praten. ‘Ze zei: “Ik heb een interview met jou in Haarlems Dagblad gelezen en daarin zei je dat je leven voor een groot deel door de scheiding is gevormd. Maar Frénk, daar is niks van aan!” Ze legde uit dat rond mijn zesde, zevende levensjaar de hele familie op zondag bij oma een glaasje dronk. “Tegen de avond verdween je achter de schuifdeuren,” zei mijn tante, “en dan begon je aan een onemanshow. De eerste zeven minuten waren altijd heel leuk, maar dan duurde het nog zevenenzeventig minuten! Toen was je al zo! Het zit in je genen, hetzelfde geldt voor je vader, als die binnenkomt, is de kamer vol. En je moeder net zo!”’
Een ander gesprek dat grote invloed op hem had, was een interview met transseksuoloog Louis Gooren. Hij ‘bouwde mannen om tot vrouwen en andersom’. Van der Linden vroeg naar zijn motieven en Gooren legde uit dat het te maken had met redenen waar psychologen en ook psychologiserende interviewers niets van begrepen: hormonen. ‘Toen Gooren twintig was, kwam hij in een ziekenhuiskamertje waarin een verwarde vrouw lag, dan riep ze hijgend: “Dokter Gooren, neem me! Neem me!” Gooren droogjes: “Dat zat niet in ons medisch pakket, meneer van der Linden, dus gaven we haar pillen. Als ik dan de volgende dag binnenkwam, dan zei ze: “Goedemorgen Dokter Gooren, hoe is het met u?” Dan lag er een ander mens. De invloed van hormonale huishouding op ons gedrag wordt vaak onderschat. Soms worden hormonen aangemaakt onder invloed van gedachten en soms hebben onze hormonen invloed op onze gedachten. En van die wisselwerking snappen we nog geen snars.’
Die twee gesprekken maakten veel indruk en temperden zijn neiging tot psychologiseren. ‘Een zakelijke hypothese hoef ik niet vaak bij te stellen, want het is niet moeilijk een hypothese te vinden die in 95 procent van de gevallen klopt. Voor psychologische hypotheses is dat ingewikkelder. De broer van Wouter Bos heeft een heel ander beeld van hem dan een vriend of iemand met wie hij net in de partij werkt. Een psychologisch beeld dat je van iemand kunt hebben, is feitelijk veel minder exact dan een analyse van zijn zakelijke of politieke beleid. Daarom ben ik mijn psychologische veronderstellingen gaan relativeren. Psychologische interpretatie kun je niet met een zakjapanner uitrekenen.’
Geen waarheid
De psychologische kant van de zaak, het gaat er in zijn interviews nog wel over, maar niet meer zo dominant. ‘Ik vraag vooral hoe iemand zijn leven interpreteert, maar ik beschouw dat als het bedrijven van literatuur over ons eigen leven. Je komt tot een verhaal over je leven, een interpretatie van je bestaan en dat geeft houvast, daar is niets mis mee, maar het is niet ‘de waarheid’. Je herschrijft het trouwens van dag tot dag.’
Van der Linden vindt het steeds ingewikkelder om zichzelf en de wereld te snappen. Daarom intrigeert de discussie over de vrije wil hem ook zo. In hoeverre gaan mensen over hun eigen gedrag en tot op welke hoogte kunnen anderen – medici, onderwijzers, therapeuten – dat gedrag bijsturen? Het is voor hem de reden om betrokken te zijn bij een congres over de vraag of de vrije wil bestaat. 1 ‘Voor mij heeft dit alles te maken met de zoektocht naar de ratio van mensenlevens. De dingen die zij over zichzelf zeggen, wat zijn die eigenlijk waard? Als een geïnterviewde verklaart dat hij besloot iets te doen, dan vraag ik me tegenwoordig af: heb je dat wel echt beslist? Of waren het vooral je hormonen? Of misschien vooral je genen? Of heb je een oorlog meegemaakt die jou heeft misvormd? Het kunnen rationalisaties achteraf zijn, zoals Victor Lamme beweert.’
Hetzelfde geldt voor zijn eigen leven. ‘Ik begrijp steeds minder van mezelf. Mijn mensbeeld wordt steeds gecompliceerder. Hopelijk kan dit congres er licht op werpen. En tegelijkertijd weet ik dat ik uiteindelijk alleen maar met meer vragen achterblijf. In de Bijbel staat niet toevallig: “Vermeerdering van kennis is vermeerdering van smart”.’