Lees verder
Pascal Wilhelm, Wouter van Joolingen

Op elf universiteiten in Nederland kan men psychologie studeren. Minstens zes hbo-instellingen bieden een bacheloropleiding psychologie aan. Ook onderwijsinstellingen als de loi en het nti bieden deze mogelijkheid, zelfs op mbo-niveau. Pascal Wilhelm en Wouter van Joolingen betogen dat het beroepenveld is gediend met de omvorming van de universitaire psychologieopleiding tot een ingenieursopleiding.

Jeroen Raaijmakers en Casper Hulshof dienen hen van repliek. O nder de provocerende titel Weg met de psychologie! publiceerde wijlen Piet Vroon in 1976 een boek waarin hij de status van de psychologie als wetenschap bekritiseert. Zijn kritiek kwam erop neer dat de theorievorming in de psychologie achterblijft in verhouding tot het vele verrichte onderzoek. In het kielzog van de affaire-Stapel is deze kritiek weer opgelaaid.
Heeft de groeiende body of knowledge op evenredige wijze dan wel tot toepassingen geleid? Nee. Het ontwikkelen van toepassingen vanuit wetenschappelijke bevindingen is niet waarop onderzoekers worden afgerekend. Dat zijn nog altijd artikelen in Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften en de acquisitie van onderzoeksgelden. Gelukkig is er de laatste jaren een kentering te zien en sturen subsidiegevers als de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) steeds meer aan op het ontwikkelen en verspreiden van toepassingen op basis van wetenschappelijke bevindingen.
Men kan zich echter afvragen in hoeverre psychologen in staat zijn om toepassingen te ontwikkelen. Worden ze daartoe opgeleid? Wij denken van niet. Het belang hiervan voor de universitaire opleiding werd echter al aan het begin van de vorige eeuw door Dewey bepleit (Dewey, 1900; zie ook Münsterberg, 1913). Hij wilde een linking science ontwikkelen die zich zou richten op de toepassing van de resultaten van psychologisch onderzoek in de praktijk.
In zijn oratie maakte Raaijmakers (1993) ditzelfde punt door te pleiten voor een aparte opleiding tot psychologisch ingenieur. Weliswaar had zijn punt vooral betrekking op zijn eigen vakgebied (functieleer), maar het kan evengoed gelden voor andere vakgebieden binnen de psychologie.

Impasse
Het beeld dat de psychologie als wetenschap tekortschiet, is wellicht te negatief maar bestaat dus al langer. Er lijkt sprake van een impasse: de kennisbasis neemt in omvang snel toe, maar het vermogen deze in te zetten voor theorievorming en toepassingen blijft steeds verder achter. Om aan deze impasse te ontkomen, pleiten wij voor het omvormen van de huidige universitaire opleiding in een opleiding zoals Raaijmakers die zich voorstelde.
Voor dit standpunt zijn minstens drie argumenten aan te wijzen. Van psychologen wordt allereerst verwacht dat zij met hun kennis en competenties de kwaliteit van leven in onze maatschappij bevorderen. Gedragsbeïnvloeding – behavioural engineering – speelt hierbij een cruciale rol. Psychologen kunnen worden gezien als ontwerpers van situaties waarin die beïnvloeding gestalte krijgt. Competenties op dit gebied worden echter niet of nauwelijks aangesproken in de opleiding. De meeste psychologieopleidingen focussen op het ontwikkelen van competenties op het gebied van onderzoek, informatie- en communicatievaardigheden en klinische en diagnostische vaardigheden. In combinatie met basis- en gespecialiseerde kennis en historische en filosofisch-ethische beschouwingen over het vakgebied vormt dit de hoofdmoot. Toepassingen komen vooral als voorbeelden of soms in opdrachten (theses, onderzoeksopdrachten) naar voren, maar toepassen als competentie op zich, uitgedrukt in European Credits (de nieuwe studiepunten), krijgt bijzonder weinig aandacht. Dit is vreemd, aangezien dit voor de beroepspraktijk intuïtief de belangrijkste competentie is. De toolbox van psychologen bij het betreden van de arbeidsmarkt is zogezegd dus onvoldoende gevuld voor hun maatschappelijke taak.
Daarnaast is toepassen nuttig voor de theorievorming. Wanneer wetenschappelijke kennis wordt ingezet in interventies die uiteindelijk succesvol blijken te zijn, dan is dit bewijs dat de toegepaste kennis houdbaarheid heeft, nuttig is, een mogelijke wetmatigheid in zich draagt. Toepassen is zo een vorm van replicatie die de theorievorming nieuwe impulsen kan geven. Om die reden dienen onderzoeken en toepassingen, net als bij andere ingenieursopleidingen, geïntegreerd te worden aangeleerd. Bovendien vergroten succesvolle toepassingen de kans op kennisvalorisatie. Dit kan leiden tot een verbreding van het aanbod van potentiële subsidiegevers voor universiteiten. En dat past weer goed bij het nieuwe onderzoekfinancieringsbeleid van de overheid dat zich richt op topsectoren. Verder sluit een vernieuwde opleiding beter aan bij de nadruk op evidence-based werken in de praktijk. De vraag hierbij is hoe wij onze werkwijzen transparant kunnen maken, om die vervolgens te verbeteren en beter te kunnen verantwoorden. Dat kan bijvoorbeeld door binnen de opleiding meer aandacht te besteden aan het proces van toepassen. Overigens geldt dit veel minder voor de klinische richtingen waarin het toepassen al veel meer evidence-based is. Ondanks hun omvang in termen van studentenaantallen vallen deze richtingen echter niet samen met het gehele spectrum aan afstudeerrichtingen binnen de psychologie. Bovendien is het voor de groep studenten die voor deze richtingen kiest minstens even nuttig om breder te leren toepassen. Veel klinisch psychologen en gezondheidspsychologen zijn immers betrokken bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van programma’s gericht op behandeling en preventie van problematiek bij specifieke groepen (denk aan verslaafden, jonge criminelen, chronisch zieken). Ook kunnen ze betrokken zijn bij programma’s op het gebied van het bevorderen van gezond gedrag (denk aan problematiek als overgewicht, alcoholmisbruik, onveilige seks). Hoe transparant zijn de werkwijzen hier in vergelijking met de protocollen die gelden in de individuele hulpverlening? Een focus op toepassingen is dus voor alle studenten een nuttige uitbreiding van hun toolbox.

Ingenieursmethodologie
Hoe moet een nieuwe opleiding eruit zien? Als afgeleide van de empirische cyclus (De Groot, 1961) die het proces van kennisontwikkeling beschrijft, bestaat al langer een praktijkmodel: de regulatieve cyclus (Van Strien, 1986). Dit model beschrijft hoe men methodisch beslissingen neemt bij de oplossing van praktijkproblemen en kan ook worden beschouwd als een interventiecyclus met verschillende fasen. Er zijn diverse operationalisaties van interventiecycli, maar meestal bevatten ze een diagnosefase (wat is het probleem?), een constructiefase (van de interventie), een implementatiefase en een evaluatiefase (heeft het gewerkt?).
Deze cyclus en de fasen daarin geven op zichzelf echter nog geen handvatten hoe het probleem te analyseren, hoe een interventie te construeren, hoe deze te implementeren en hoe deze in de praktijk te evalueren. Psychologen zouden in hun opleiding daarom vertrouwd moeten raken met diverse methoden om deze vragen te beantwoorden. Dit noemen wij in samenhang ingenieursmethodologie. Deze methodologie zou, in dynamische verhouding tot de onderzoeksmethodologie, statistiek en basiskennis en -vaardigheden, de kern moeten gaan vormen van de universitaire bachelorsopleiding tot psycholoog. Zo ontstaat een ingenieursopleiding voor psychologen die hen bekwaamt in zowel onderzoeken als toepassen. De masteropleiding is dan voor de wetenschappelijke verdieping of voor een verdere specialisatie tot behavioural engineer.
Psychologen in de praktijk leren natuurlijk wel toepassen, maar het zou goed zijn als de psychologische ingenieursmethodologie ook onderwerp van onderzoek wordt – net als bij onderzoeksmethodologie het geval is. De meeste psychologieopleidingen hebben een eigen afdeling voor onderwijs in en onderzoek naar methoden en technieken van onderzoek. Dit zorgt voor een borging en bevordering van de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening. Echter, voor toepassen bestaat zoiets niet. Psychologische ingenieursmethodologie zou daarom dezelfde status moeten krijgen als de onderzoeksmethodologie.
Veelgehoord is dat het toepassen van psychologie vooral op het hbo thuishoort. Dit is een misvatting. Vaardigheid in het uitvoeren van toepassingen (denk aan coaching, counseling en training, diagnostiek) kan inderdaad ook in het hbo worden aangeleerd. Maar het ontwerpen van die toepassingen is een zeer complexe activiteit waar wetenschap en praktijk elkaar raken in het oplossen van problemen waarvoor gedragsverandering een deel van de oplossing vormt. Hiervoor is een ontwerpmethodologie nodig – een voorbeeld is de Intervention Mapping-methode (Bartholomew et al., 2001) die een symbiose vormt met de al bestaande onderzoeksmethodologie waarop in de meeste psychologieopleidingen de nadruk ligt.
Het gevolg zal een verdieping zijn van de relatie tussen theorie en praktijk. Psychologen zullen zo in staat zijn op beide vlakken methodisch(er) te werken. Zo kunnen universiteiten zich duidelijker onderscheiden van hbo-opleidingen, waarin onderzoek overigens ook al tot een van de eindtermen behoort.

Dr. P. Wilhelm en prof. dr. W. van Joolingen werken aan de vakgroep Instructietechnologie, Universiteit Twente. E-mail: p.wilhelm@utwente.nl, w.r.vanjoolingen@utwente.nl.

Behoefte aan goede ontwerpmethode – Reactie Dr. C. Hulshof
Psychologie is hot, maar zucht onder toenemende druk. Opleidingen springen als paddenstoelen uit de grond maar tegelijk dreigt het vak onder haar eigen populariteit te bezwijken. Daarnaast wordt theorievorming overschaduwd door de druk tot het publiceren van telkens nieuwe onderzoeksresultaten. Wilhelm en Van Joolingen bespeuren gevaar in het over een kam scheren van mbo-, hbo-, en universitair geschoolde psychologen. Wat het gevaar hiervan is lezen we niet, maar het lijkt dat zij vooral vrezen voor de aparte status van de universitaire opleidingen. In dat geval ligt het voor de hand om als universiteit aan te sturen op het creëren van toponderzoekers. De auteurs kiezen echter een andere oplossing: een psychologische ingenieursopleiding. Het is een uitdagende en prikkelende suggestie, die in ieder geval twee vragen opwerpt: is er behoefte aan aandacht voor toepassingen in het universitaire psychologieonderwijs? En: is het noodzakelijk om de huidige universitaire psychologieopleiding om te vormen tot een ingenieursopleiding? Met het eerste punt ben ik het eens, met het tweede niet. Het toepassen van psychologische kennis verdient serieuze aandacht; klachten over gebrek aan toepasbaarheid zijn zo oud als de psychologie zelf. De vraag is echter: moet die zorg voor toepasbaarheid van een psychologisch ingenieur vandaan komen? Dat lijkt mij onnodig. Er zijn in het dagelijks leven allerhande voorbeelden van toegepaste psychologie, van reclame tot rechtspraak. Bij elk daarvan zijn psychologen betrokken, in een adviserende, ondersteunende, en ontwerpende rol. Ook mijn eigen vakgebied, onderwijskunde, laat mooi zien hoe theorie en praktijk hand in hand kunnen gaan bij het ontwerpen van onderwijs. Wat de psycholoog nodig heeft is een goede ontwerpmethode, maar ook niet meer dan dat. Een ontwerpmethode doordacht kunnen gebruiken is moeilijk, zo moeilijk zelfs dat ik zou willen zeggen: ingewikkeld genoeg voor een opleiding op universitair niveau.

Dr. C. Hulshof is psycholoog en docent bij de afdeling Educatie aan de Universiteit Utrecht. E-mail: c.hulshof@uu.nl

Een nieuwe psychologieopleiding? – Reactie Prof. dr. J. Raaijmakers
Wilhelm en Van Joolingen bepleiten een vrij radicale verandering in de huidige universitaire psychologieopleiding, waarbij de nadruk moet komen te liggen op de toepassing van psychologische kennis. Hoewel ik het eens ben met het idee dat er binnen de huidige opleidingen psychologie te weinig aandacht is voor toegepast (of ontwerpgericht) onderzoek, zie ik weinig in hun voorstel om in het bijzonder de universitaire bacheloropleiding volledig te richten op dit type onderzoek. Ik heb ook niet de indruk dat instituten voor toegepast onderzoek erg enthousiast zullen worden van dit idee. Goed toegepast onderzoek vereist kennis van de inzichten die voortgekomen zijn uit het meer algemene of fundamentele onderzoek binnen de psychologie. De suggestie dat die inzichten er niet of nauwelijks zijn, is onzinnig, in ieder geval daar waar het de meer wetenschappelijke richtingen binnen de psychologie betreft. Je vraagt je ook af wat er dan eigenlijk toegepast zou moeten worden als die inzichten er niet zijn. De vaardigheden die van belang zijn voor toegepast onderzoek, komen ook in hoge mate overeen met de vaardigheden voor goed fundamenteel onderzoek. Zo begint elk toegepast onderzoek met een probleem- of taakanalyse waarbij de onderzoeker de mogelijke factoren die een rol spelen in kaart probeert te brengen. In een later stadium kan een onderzoek of test worden gedaan om na te gaan of een bepaalde aanpassing het gewenste effect heeft. Dat is allemaal niet zo verschillend van wat bij ‘gewoon’ onderzoek nodig is. Vanwege de verbondenheid van toegepast onderzoek met die bestaande kennis en met de meer algemene onderzoeksvaardigheden, bepleitte ik in mijn oratie juist niet een bacheloropleiding maar een postdoctorale of masteropleiding op het gebied van de toegepaste cognitieve psychologie. Met andere woorden: een specialisatie voor studenten die al bekend zijn met de basiskennis op dat gebied. Naar mijn mening is het alleen op die manier mogelijk om vruchtbaar toegepast onderzoek te doen. Prof. dr. J. Raaijmakers is hoogleraar Cognitive Psychology bij de Programmagroep Brein en Cognitie van de Universiteit van Amsterdam. E-mail: j.g.w.raaijmakers@uva.nl.

Literatuur

  • Bartholomew, L. K., Parcel, G. S., Kok, G. & Gottlieb, N.H. (2001). Intervention Mapping: designing theory- and evidencebased health promotion programs. New York: McGraw- Hill.
  • Dewey, J. (1900). Psychology and social practice. Psychological Review, 7, 105-124.
  • De Groot, A.D. (1961). Methodologie: grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen. Den Haag: Mouton.
  • Münsterberg, H. (1913). Psychology and industrial efficiency. Boston: Houghton Mifflin.
  • Raaijmakers, J.G.W. (1993). De psycholoog als ingenieur: Over toegepast onderzoek in de psychologische functieleer. Oratie, Universiteit van Amsterdam.
  • Strien, P. J. van (1986). Praktijk als wetenschap. Methodologie van het sociaal-wetenschappelijk handelen. Assen: Van Gorcum.
  • Vroon, P.A. (1976). Weg met de psychologie. Terugblik, kritiek en uitzicht op de zielkunde. Baarn: Ambo.