Lees verder
Geertje Kindermans

Willem K.B. Hofstee is onze nieuwe columnist dit jaar. Ruim twintig jaar geleden schreef hij ze ook al eens voor De Psycholoog. Dit maal zullen de columns minder over psychologie gaan, want hij is tegenwoordig meer op de politieke toer. ‘Met columns moet je de wereld op zijn kop zetten.’

Twee jaar geleden schreven we al een portret over de columnist van dit jaar: Willem K.B. Hofstee. Hoe hij carrière maakte aan de Rijksuniversiteit Groningen, was eerder te lezen in De Psycholoog (nummer 8, 2008). Meer valt er eigenlijk niet te vertellen, aldus Hofstee. ‘Ik geloof dat ik mezelf voldoende en overtuigend als oppervlakkig mens heb geprofileerd.’ Daarom gaan we het over de columns hebben. Hij weet nog niet wat hij precies gaat doen, hij heeft geen onderwerpen, thema’s of series in gedachten. ‘In het verleden werkte het zo: op een gegeven moment ontstaat er een idee van iets wat de moeite waard is om keet over te schoppen. Dat schrijf ik vrij snel op en laat ik enige tijd liggen om het in zijn voegen te krijgen.’
Hij focust niet op puur psychologische onderwerpen. De laatste tijd is hij eerder op de politieke toer. Hij leest de krant ‘al voor ik onder de douche ga’, houdt de actualiteit bij en is betrokken bij politieke discussies. Hij is blij met de mogelijkheid om daar nu in De Psycholoog over te kunnen schrijven, op dit moment heeft hij geen ander podium. Ook de maandelijkse frequentie staat hem aan. ‘Dagelijks zou ik het niet kunnen en ook wekelijks vind ik vrij veel.’
Hij heeft zich bij verschillende gelegenheden een dwarsligger genoemd. Gaan we dat in zijn columns merken? ‘Dat lijkt me wel’, reageert hij onmiddellijk. ‘Ik beschouw dat eigenlijk als de definitie van een column. Daarom vind ik het echt mijn ding. In een column moet je geen betoog opbouwen, dat vind ik misbruik van het genre. De stukjes zijn er om de wereld op zijn kop te zetten, om te pesten en keet te schoppen.’
Hij beschouwt zijn columnistenjaar als geslaagd als de lezer zich betrapt op een grijns om de mond, als de wereld er voor de lezer even anders uitziet. Boze mailtjes hoeft het wat hem betreft niet op te leveren.

Geobsedeerd
Hofstee is nu tien jaar met pensioen. Hij is niet meer echt met psychologische onderwerpen bezig, maar het project dat tussen de bedrijven door zijn aandacht vraagt – ‘ik zou zelfs zeggen, waardoor ik geobsedeerd ben’ – is om de beoordelingstheorie over te brengen op het parlementaire kiesstelsel.
Hij wil een model van een kiesstelsel ontwikkelen waarin niet iedere stem even zwaar telt, maar waarin de goede beoordelaar wordt beloond. ‘Het gaat me erom: hoe maximaliseer je de representativiteit van de politieke keuze? Hoe speel je de meest representatieve kiezer in de kaart?’ Diep kan hij er niet op ingaan, want het vergt nog de nodige uitwerking, tot en met de mathematiek aan toe. Maar het probleem zal duidelijk zijn: steeds meer mensen vragen zich af of de democratie in haar huidige vorm nog wel werkt. ‘Die vraag sluimert al een hele tijd.’
Hoe serieus zijn model gaat worden? Vooraf weet je dat nooit, zegt Hofstee. ‘Ik heb in mijn leven meer modelletjes gemaakt. En ik geloof dat ze eerder dienen om de gedachten te ordenen, dan om er een werkend systeem van te maken. Maar ik vind wel dat die modelletjes zo goed mogelijk moeten zijn, ze moeten minstens de schijn wekken dat ze toepasbaar zijn.’
Dat de democratie beter kan werken, daarover is wel consensus, stelt Hofstee. ‘De belangrijkste discussie speelt zich af over de vraag: hoe dan? En dan gaat het tussen enerzijds modellen die representativiteit, proportionaliteit of afspiegeling weergeven en anderzijds zijn het elitaire modellen, waarbij het accent ligt op de rechtsstaat en op weldenkende burgers die de rechtsstaat kunnen beschermen. Er bestaat een latente neiging om de jurist als beschermer van de rechtstaat en de democratie te definiëren.’
Als je pleit voor het eerste model, dat het parlement een afspiegeling van de samenleving laat zijn, dan moet je je realiseren dat een percentage van de bevolking een strafblad heeft. Het interessante dilemma is: horen mensen met een strafblad in het parlement thuis?
Op dit moment zit dat laatste wel snor, moet Hofstee lachend erkennen.

In staking
Hij was a eerder columnist van De Psycholoog, in 1989 om precies te zijn. De meest opvallende was de column over Jack van Minden, die ervan werd beschuldigd dat hij voorkennis over tests verkocht. De beschuldiging kon juridisch onvoldoende hard worden gemaakt, maar desondanks royeerde het hoofdbestuur Van Minden uit de vereniging en dat kon niet, vond Hofstee. Hij schreef er een column over en ging vervolgens ‘in staking’. Hoe het afliep, kan hij zich niet meer herinneren, maar uit de archieven blijkt dat er drie maanden geen column van hem verscheen, daarna vatte hij het weer op. ‘O ja?’ reageert hij. ‘Dan was het een tijdelijke staking.’
Hij maakte zich echt boos. ‘Anders had ik er nog wel meer columns over geschreven. Ik ben geen vriendje van Van Minden, maar hier werd een machtsspelletje gespeeld. Verenigingsrechterlijk vond ik het een dieptepunt in de geschiedenis van het nip. We zijn geen geitenfokvereniging.’
Dat hij zo boos werd, is hem niet vaker overkomen. ‘Ik kan me een dergelijk voorval niet meer herinneren.’ Liever wordt hij functioneel boos. Zoals over de samenvoeging van de sociale faculteiten aan de Rijksuniversiteit Groningen bijvoorbeeld. ‘Dan belde ik de secretaresse van de rector op met de vraag: heeft de rector een uur voor mij, zodat ik hem de huid vol kan schelden? En dat deed ik dan, dat ging in zeer goede verstandhouding.’

Memento vivere
Ooit zei hij: ‘Het is nutteloos om te tobben over de zin van het leven.’ Zo denkt hij er nog altijd over. ‘Natuurlijk, de accenten verschuiven met de leeftijd en de aftakeling. Want de hardware wordt minder.’ Zijn moeder zei: ‘Ik kan mij niet voorstellen hoe de wereld eruitziet als ik er niet meer ben.’ Dat vat voor hem de kern samen. Of anders de uitspraak van Mulisch: ‘Dat ik sterfelijk ben, moet eerst nog maar eens bewezen worden.’ Dat laatste is inmiddels inderdaad bewezen. ‘Maar ik ben er niet mee bezig.’ Al dringt het besef soms heel even tot hem door. ‘We hebben sinds kort een nieuwe huisgenoot in de vorm van een dwergteckel. Op enig moment zei iemand: ‘Wist je dat die kleine honden wel twintig jaar kunnen worden?’ Mijn vrouw en ik keken elkaar even aan, want daar hadden we niet bij nagedacht. Maar dat vergeten we daarna ook weer. Het maakt geen onderdeel van de beleving uit.’
Eerst de columns dus maar. In tegenstelling tot vroeger, zijn de columns in de nieuwe vormgeving korter geworden, ze zijn maximaal 500 woorden lang. Toen de redactie Hofstee dat meedeelde, reageerde deze verheugd. ‘Dat heeft te maken met het genre’, legt hij uit. ‘Ik vind een column een literaire vorm, het ligt misschien wel dichter bij een gedicht dan bij een essay. Een column van meer dan 500 woorden is al snel te lang.’