Willem Karel Bernard Hofstee – WKB voor vrienden en collega’s – werd in 1936 geboren in Bandung, toenmalig Nederlands-Indië. Zijn moeder was verpleegster, zijn vader gouvernementsarts, belast met het toezicht op de gezondheid op schepen. In een autobiografische schets uit 20091 vertelt Hofstee over het moment dat hij in een geneeskundig artikel van zijn vader uit 1933 de zin tegenkomt: ‘In het rattenonderzoek met schatting zit een sportief element’ – en zeventig jaar later tot het besef komt dat hij van zijn vader een denktrant heeft geërfd, niet geleerd, want daarvoor overleed hij te vroeg.
Na de repatriëring begon een sobere tijd, waarin zijn moeder met allerhande baantjes de eindjes aan
elkaar moest zien te knopen. Wim ging naar het Groningse Praediniusgymnasium waar hij de knapste van de klas was. In grote trekken zou hij dat in welk gezelschap dan ook de rest van zijn leven blijven. Hij deed eindexamen alfa en bèta en ging in 1954 met een beurs van het Franeker Sjaardemaleen psychologie studeren, aanvankelijk als opstapje naar de filosofie. Dat hij in de psychologie ‘bleef hangen’, zoals hij het omschreef in een interview met Vittorio Busato en Jacques Dane2 had te maken met de komst van twee jonge hoogleraren, Ben Kouwer en Jan Snijders.
Kouwer zou zijn leermeester-primus worden. Van een studieverblijf in Parijs had hij twee noviteiten mee naar Groningen genomen, het existentialisme en de factoranalyse. Het eerste sloot aan bij Hofstee’s vroegste belangstelling en vond zijn weg naar een filosofie van het gesprek en de dubbele status die een individu in psychologisch onderzoek toekomt: die van object en subject. De factoranalyse zou later van pas komen bij zijn onderzoek naar persoonlijkheidseigenschappen.
Beoordeling
Maar de rode draad in Hofstee’s loopbaan was beoordeling. Hij promoveerde in 1967 op Method effects in absolute and comparative judgment. De bemoeienis van de promotoren Kouwer en Snijders was niet groot (‘Ze hebben het eindproduct bekeken’). A.D. de Groot vroeg zich in een zuinig briefje aan de promovendus af waarom dit nu weer zo nodig in het Engels geschreven moest worden, anderen vonden het verdacht kort. Het was met zestig pagina’s inderdaad ongewoon bondig. Hofstee was zo vrij de verwijten als compliment op te vatten, ver voordat kort en Engels in de mode kwamen. Twee jaar later volgde zijn benoeming tot hoogleraar psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ook de zogeheten ‘Hofstee method’ is met beoordeling verbonden. Het model levert een
criterium dat een slaag-zakgrens van – bijvoorbeeld – een tentamen aangeeft door objectieve factoren, zoals een minimaal gewenst kennispercentage, te verdisconteren met subjectieve factoren, zoals de schatting van de moeilijkheidsgraad. Het was, ook in eigen waarneming, een toevalstreffer, gepubliceerd in een weinig vooraanstaand onderwijstijdschrift, maar die toch de wereld over ging en gaandeweg eponimische status kreeg.
Het zwaartepunt van Hofstee’s werk lag in de persoonlijkheidspsychologie. Hierin vormden
woorden, formules en mysteries de constellatie waaronder hij zich het liefst bewoog. Met Boele de
Raad en Lewis Goldberg richtte hij zich op de lexicale benadering. Het Nederlands kent zo’n 1200
adjectieven om persoonlijkheidseigenschappen te beschrijven, zoals onbezonnen, zorgzaam, laks of
behoedzaam. Die adjectieven vonden hun weg naar vragenlijsten waarmee mensen niet zichzelf
beschreven, maar iemand die ze goed kenden. De gedachte was, schreef Hofstee, dat ‘iemands
persoonlijkheid te definiëren is als het gemiddelde oordeel van diegenen die de persoon het beste
kennen.’ Het statistisch distillaat van al die scores leverde vijf persoonlijkheidsdimensies op: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionaliteit en autonomie. Het artikel uit 1992 waarin dit Abridged Big-Five Dimensional Circumplex (AB5c) werd gepubliceerd is nog steeds een citatieklassieker.
Het zwaartepunt van Hofstee’s werk lag in de persoonlijkheidspsychologie
‘Studentje pesten’
Het perspectief van Hofstee op statistiek sluit aan bij wat zijn collega Ivo Molenaar ooit zei: ‘Statistiek is bedoeld om meer informatie uit je gegevens te halen’ – dus niet om mee te intimideren of schijnprecisie te suggereren. Je mag dat haast een Gronings perspectief noemen, dat ook bij hun promovendi en opvolgers is aan te wijzen. Bij Hofstee kwam daar bij dat oordelen over personen, met hoeveel psychometrische finesse ook tot stand gekomen, per definitie tussen existentiële haakjes stonden: ‘Als je tegen iemand zegt hoe die is, is op dat moment die uitspraak overschreden, omdat die ter beschikking van die persoon zelf komt.’ Generaties studenten zijn opgegroeid met het gevleugelde woord dat psychologie gaat over een object ‘dat terugkletst’.
Zijn onderwijs omschreef Hofstee graag als ‘studentje pesten’. Zijn woordenschat was omvangrijk
en hij is nooit van zins geweest die tijdens colleges in te perken tot die van zijn luisteraars die nog jong waren of een andere vooropleiding hadden gehad dan het gymnasium. De student die iets te berde had gebracht en te horen kreeg dat hij een non sequitur had gedebiteerd, moest thuis maar opzoeken wat dat nou precies was. Daar had je woordenboeken voor. Maar ook zonder latinismen drukte hij zich vaak cryptisch uit, na het college begonnen al tijdens het verlaten van de zaal de discussies over wat hij nou eigenlijk had bedoeld.
Voorzitter
In de autobiografische schets en het interview overwon Hofstee zijn scepsis over zelfoordelen en typeerde hij zijn loopbaan als vrijwel uitsluitend reactief. Hij zag bij zichzelf vooral ‘ontvlambaarheid voor dingen die me aanstonden en tekortschietend vermogen om nee te zeggen.’
Dat laatste moet haast wel een van de redenen zijn voor het onwaarschijnlijke aantal commissies,
genootschappen en adviesraden waar Hofstee deel van heeft uitgemaakt, zelden met een andere status dan die van voorzitter. In die rol hield hij zich bezig met mogelijk impliciet racisme in psychologische tests, selectie in het hoger onderwijs, geweld in de krijgsmacht, werving en selectie bij de politie en het plagiaat van René Diekstra.
Daar kwamen dan nog de nodige termijnen bij als decaan, voorzitter van het NIP en de Nederlandse Stichting voor Psychometrie. Van dit alles vindt men nauwelijks iets terug in zijn autobiografische schets, het staat opgesomd in een aanhangsel, wat het ook werkelijk was. Trots was hij eerder op wat veel dichterbij en persoonlijker lag: een benoeming waar hij de hand in had gehad die goed was uitgepakt (‘Een van mijn betere hypotheses’), een nuttig duwtje op een beslissend moment in iemands loopbaan of gewoon een compliment dat iemand stuwkracht bleek te hebben gegeven.
Hofstee had een aura van onaantastbaarheid. Die onverstoorbaarheid tekende ook zijn laatste maanden en weken. Vrienden en collega’s die hem nog een laatste keer opzochten of in een mail lieten weten wat hij in hun leven had betekend, kregen te horen dat zijn arts dan wel kon zeggen dat er nu een palliatieve fase was aangebroken, maar dat hij vooralsnog niet van plan was zich daarbij neer te leggen.
In de laatste regels van zijn autobiografische schets had hij het zo uitgedrukt: ‘Ik word ook niet onrustig van de eindigheid des levens, al koester ik daarover geen enkele illusie; ik kan er alleen geen geloof aan hechten. Het is meer dat de wereld, mensen dus, onverminderd interessant en verrassend is, en blijft uitnodigen tot theoretiseren. De vrijgestelde status leidt hoogstens tot verlegging van die fascinatie, waardoor er – bij ook nog toenemende fysieke beperkingen – minder accent op het vak valt, en meer op mijn naasten, altijd al interessanter dan wie ook. Maar in het volle besef dat de psychologie te moeilijk is voor een mens, heb ik al te meer reden ermee bezig te blijven.’
Bronnen
1. https://www.adng.nl/wp-content/uploads/2018/03/Autobiografie_W_K_B_Hofstee.pdf
2. https://www.adng.nl/nl/interview/wim-hofstee/
Beeld: Herman Wouters