Lees verder
Henk Geertsema

Mag je je psychologische deskundigheid ook inzetten in vriendschapsrelaties? Petra dacht van wel en schreef een brief naar de man van een bevriend koppel met relatieproblemen. De vriend klaagde, maar het College van Toezicht gaf Petra gelijk.

De case
Petra (zie noot 1) was bevriend met het stel Kees en Catja. Op een bepaald moment dreigde er een breuk in de relatie van deze vrienden. In een poging om hen met elkaar te verzoenen stuurde Petra een brief naar Kees. Daarin schreef zij onder meer: Verder wil ik je als psycholoog nog melden dat er bij Catja geen sprake is van ‘ontremming van gedrag’. Dat er geen manischdepressief beeld bij haar heerst maar dat er in het verleden sprake is geweest van stemmingswisselingen. Medicatie is in haar geval nodig geweest om diepe dalen te verminderen. Dit neemt niet weg dat ze nu prima functioneert en op geen enkele wijze bipolaire stoornisklachten vertoont.
Kees was van mening dat dit te ver ging. In deze brief deed zij als psycholoog uitspraken over zijn (inmiddels) ex-vriendin. De (medische) conclusies die Petra in de brief trok, achtte Kees in strijd met de Beroepscode van het NIP. Hierover diende hij een klacht in bij het College van Toezicht.
Ho, ho, dacht Petra, dat kan toch helemaal niet? Zij had toch niet gehandeld als psycholoog? Het betrof immers een privécorrespondentie. Zij was op geen enkele wijze beroepsmatig verbonden met Kees en Catja. Zo’n klacht moet dan toch niet-ontvankelijk worden verklaard? Volgens haar was de klacht slechts uit frustratie ingediend.

Wat vindt het college?
Of de klacht uit frustratie is ingediend, kan en hoeft het College niet te beoordelen. Maar nu Petra nadrukkelijk in haar brief schreef dat zij haar opinie gaf als psycholoog, wordt voldaan aan de omschrijving van beroepsmatig handelen, zoals die in de Code 2 te vinden is. Bovendien gebruikte Petra terminologie én gaf zij oordelen die, door wie daarvan kennis nemen, kunnen worden opgevat als gestoeld op kennis en ervaring als psycholoog. Dat Petra de brief geschreven heeft als vriendin en dat er geen sprake was van een therapeutische relatie, doet niets af aan het oordeel van het College. Nu geconcludeerd is dat Petra gehandeld heeft als psycholoog valt Kees, aan wie immers de brief gericht was, te beschouwen als betrokkene (zie noot 3). En betrokkenen mogen klachten indienen.
Maar is de klacht ook terecht? Nee, zegt het College, wij beschouwen de klacht als ongegrond. Kees is niet in zijn waardigheid aangetast door de uitspraken van Petra. Dat betekent dat Petra artikel III.3.2.1. – inhoudende dat de psycholoog de psychische en lichamelijke integriteit van de betrokkene respecteert – niet heeft overschreden met haar uitspraken. Bovendien bleek tijdens de zitting dat Catja het met de inhoud van de brief eens was.

Wat valt op?
Petra zal opgelucht zijn na de uitspraak van het College. Toch is het goed te beseffen dat het College van het gebeuren een andere voorstelling hanteert dan Petra aanvankelijk had.
Wie zich als psycholoog opstelt in privérelaties, betreedt een mijnenveld. En rolverwarring is de eerste bermbom. Petra dacht als vriendin te handelen, terwijl het College oordeelt dat het logisch was dat Kees op haar als psycholoog reageert, omdat zij zich als zodanig gepresenteerd had.
Als regel worden psychologische uitspraken gedaan binnen professionele relaties. Voor deze professionele relaties gelden allerlei spelregels, bijvoorbeeld het in acht nemen van patiëntenrechten of het hanteren van waarden, zoals verwoord in de Beroepscode. Bovendien vinden professionele relaties meestal plaats in een bepaalde context zoals een selectiebureau of ziekenhuis. Al deze regels plus de context helpen mee om verwachtingen reëel te houden en om tot resultaten te komen in de professionele relatie.
Deze hele ondersteunende en beschermende context is afwezig op een verjaardagsfeestje of aan de bar. Had Petra daarom niet met Catja over haar problemen mogen praten? Natuurlijk wel, waar heb je anders vrienden voor. Net zo goed als psychologen die kinderen hebben, hun professionele bagage meenemen in de opvoeding van hun kinderen. En ik hoef niet eerst met de ouderenpsycholoog te praten om te weten aan welk type dementie mijn moeder lijdt.
Maar in al deze situaties dient de psycholoog zich bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid om zorgvuldig te handelen en niemands vertrouwen te beschamen. In de praktijk betekent dit vooral grote terughoudendheid in het doen van uitspraken, terwijl psycho-educatie meestal wel kan. Dus liever: ‘als ik je verhaal hoor dan lijkt mij je situatie ernstig genoeg om een professionele hulpverlener te raadplegen’ in plaats van ‘volgens mij ben je heel depressief’.
De uitspraak van het College gaat eigenlijk alleen in op de vraag of er sprake was van beroepsmatig handelen en niet op de kwaliteit van dat beroepsmatig handelen. Want wie de uitspraken van Petra op zich laat inwerken, voelt wellicht ook vragen opkomen als: op grond waarvan doet zij deze uitspraken? Is er sprake geweest van een onderzoek? En wist Catja vooraf dat Petra dergelijke dingen over haar aan Kees zou schrijven? Dergelijke vragen illustreren dat mijnenveld. Ook op deze punten wil je liever geen klacht aan je broek.

Over de auteur
Henk Geertsema is gezondheidszorgpsycholoog en voorzitter van de NIP-bestuurscommissie Ethische Zaken (BEZ). E-mail: H.Geertsema@VUmc.nl.