Lees verder
Wat kan de psychologie verhelderen aan het verschijnsel radicalisering: aansluiting zoeken bij extremistische groepen en toenemend bereid zijn tot het gebruik van geweld? Peter Prudon en Bertjan Doosje beargumenteren dat een analyse van radicale groepen in termen van sekten vruchtbaar kan zijn. ‘Voor radicale groepen geldt dat geweldpleging interne processen en externe negatieve spiralen in werking zet, die de weg terug naar normaal functioneren in de samenleving steeds moeilijker maken.’
Peter Prudon en Bertjan Doosje

Introductie

In de westerse wereld wordt met afschuw en ongerustheid gereageerd op veroveringen en geweldplegingen in Syrië en Irak door de Islamitische Staat (is). Wat is dat voor een groep, die naar eigen zeggen vanuit puur islamitische motieven (het oprichten van een nieuw orthodox islamitisch rijk) extreem geweld toepast? Eerder hebben we ons iets soortgelijks al afgevraagd bij de terroristische aanslagen van Al Qaida in de Verenigde Staten en Europa. Zeer recent zijn er aanslagen gepleegd in Parijs, op cartoonisten van het satirische weekblad Charlie Hebdo en op een kosjere supermarkt. In Nederland werden we in november 2004 met het probleem geconfronteerd bij de moord op Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri, een van de leiders van de radicale islamitische Hofstadgroep.

Die groep bestond uit jongvolwassenen die zich om de een of andere reden tot een streng islamitische levensbeschouwing voelden aangetrokken. Ook nu weer zien we dat er aantrekkingskracht uitgaat van een ultraorthodoxe stroming binnen de islam op een klein aantal jongeren en jongvolwassenen. Uit diverse landen vertrekken deze naar Syrië, om aan de strijd van is tegen de ‘ongelovigen’ deel te nemen (half december stond de teller op ongeveer 140 uit Nederland). Veiligheidsdiensten proberen dit op een heel directe, praktische manier te verhinderen. Voor wetenschappers is de taak weggelegd om te achterhalen welke factoren deze radicalisering en bereidheid tot geweld bevorderen dan wel tegengaan, teneinde de onwenselijke ontwikkelingen op meer indirecte, maar wel meer structurele wijze tegen te gaan.

Wat kan de psychologie verhelderen aan het verschijnsel radicalisering: aansluiting zoeken bij extremistische groepen en toenemend bereid zijn tot het gebruik van geweld? Op een bijeenkomst van de American Psychological Association in 2002, betoogde de sektebestrijder, Steven Hassan: ‘We need to apply what we know about destructive mind-control cults, and this should be a priority with the war on terrorism. We need to understand the psychological aspects of how people are recruited and indoctrinated so we can slow down recruitment. We need to help counsel former cult members and possibly use some of them in the war against terrorism.’

In dit essay willen we beargumenteren dat een analyse van radicale groepen in termen van sekten vruchtbaar kan zijn.

Het Salafisme

In de laatste twee decennia is het de door is aangehangen variant van de islam, het salafisme, welke aanhang wint onder de westerse jongeren van islamitische huize, meestal tweede generatie allochtonen, en in enkele gevallen bekeerlingen van autochtone herkomst. Wat houdt deze stroming in?
Het salafisme streeft naar een orthodox belijden van de islam, zoals dat er zou hebben uitgezien in zijn begintijd (Roex, Van Stiphout & Tillie, 2010). Het woord salaf betekent onder andere ‘voorouders’. Er zijn meerdere varianten: (1) de a-politieke variant die haar doelen geleidelijk wil bereiken met onderwijs en zending; (2) de politieke variant, die langs democratische weg haar doelen nastreeft; (3) de jihadistische variant, die bereid is geweld te gebruiken. Volgens Livesey (2005) bestaat deze laatste groep uit nog geen halve procent van de moslims (maar op 1.9 miljard gelovigen zijn dat er bijna 9,5 miljoen!).
Ook in Nederland voelt een beperkt aantal (exacte cijfers ontbreken) jongeren en jongvolwassenen zich aangetrokken tot de jihad-variant. Met name zij bedreigen de veiligheid en/of zijn potentiële Syrië-gangers.

Aantrekkingskracht

Waarom voelen westerse jonge mensen zich aangetrokken tot een dergelijke radicale interpretatie van hun religie? En waarom omarmen ze daarbij ook de gewapende strijd? Als factoren daarin wijzen we op de drie I’s: Ideologie, Instrumentaliteit en Identiteit (zie ook De Wolf & Doosje, 2010; Doosje, Loseman & Van den Bos, 2013).

De eerste factor, ideologie, kan voor sommige mensen doorslaggevend zijn bij radicalisering: ze hebben dan het idee dat alleen door het volgen van een strenge interpretatie van de leer een eerlijke en rechtvaardige samenleving kan worden verwezenlijkt. Uitgaande van dit sterk geïdealiseerde wereldbeeld zoekt men dan anderen die dit ook onderschrijven. De tweede factor, instrumentaliteit, heeft betrekking op de opvatting dat men slechts met radicale middelen een belangrijk doel kan bereiken, in dit geval een nieuwe orthodoxe islamitische staat (kalifaat) in het Midden-Oosten. De laatste factor, identiteit, betreft de problematiek waarmee veel tweede – en misschien zelfs derde – generatie moslimjongeren lijken te worstelen. Zij zijn opgegroeid en leven in twee werelden tegelijk, die soms moeilijk met elkaar te verzoenen zijn: thuis waar het traditionele en religieuze wereldbeeld van hun ouders de gang van zaken nog bepaalt, tegenover de wereld van hun veelal autochtone klasgenoten, straatvrienden, collega’s met hun moderne, vrije levenswijze. Veelal voelen zij zich tussen de wal en het schip geraakt: ze voelen zich ‘thuis’ niet thuis, maar in de westerse samenleving evenmin, vooral als die zich afwijzend en discriminerend opstelt (Ersanilli & Scholten, 2009).

Volgens het aivd-rapport (2004) kan het radicaal puritanisme van het salafisme een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op dergelijke moslimjongeren, omdat het ogenschijnlijk eenvoudige oplossingen biedt voor deze identiteitsproblematiek (zie ook Hogg et al., 2007). De identiteit zou gevonden kunnen worden in het ‘zuiver moslim-zijn’, en dat zou men kunnen worden door al het ‘on-islamitische’ uit het eigen leven te bannen en te bestrijden. Soms vatten deze jongeren dit op als een oproep tot strijd tegen niet-puriteinse levensovertuigingen en tegen de ‘verderfelijke’ westerse samenleving.

Er is dus, in termen van Erikson (1970), sprake van foreclosure: het te vroeg afsluiten van het experimenteerproces rondom de eigen identiteit, waardoor allerlei ontplooiingsmogelijkheden niet meer worden verkend. De onduidelijkheid, onbepaaldheid, dubbelzinnigheid omtrent waar men bij hoort en waar men voor wil leven wordt overstemd met het zich bekeren tot een radicale, pseudo-heldere levensopvatting en de aansluiting bij een groepering, veelal rondom een autoritaire leider.

Een sekteachtig karakter

Hier gekomen doet de discussie denken aan de sekteproblematiek, die vooral in het laatste kwart van de vorige eeuw onderwerp van studie en debat was. De bevindingen en overwegingen van toen kunnen wellicht helpen meer licht te werpen op de huidige radicalisering van moslimjongeren (zie voor een soortgelijke vergelijking tussen sekten en radicale groepen Meertens, Prins & Doosje, 2005).

Wat zijn sekten? John G. Clark, verbonden aan de afdeling psychiatrie van de Harvard Medical School, schreef in 1976 een rapport over het effect van sommige godsdienstige sekten op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van hun volgelingen, gebaseerd op twee en een half jaar onderzoek. Clarks typering van sekten (aangehaald door Ryan, 1977), hier ingekort en toegespitst, luidt: ‘De meeste van deze sekten zien zichzelf als louter godsdienstig; andere lijken meer politiek van uitgangspunt te zijn. Een van de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken is de aanwezigheid van een leider die claimt op de een of andere wijze speciale vermogens te bezitten of zich zelfs als de Messias ziet. Zulke leiders hebben inderdaad speciale persoonlijke kwaliteiten, waaronder een uniek wereldbeeld en een speciale bereidheid om drastische veranderingen in het denken en het gedrag van de volgelingen te bewerkstelligen. (…) De geloofsovertuigingen van al deze sektes zijn absolutistisch en intolerant met betrekking tot andere geloofssystemen. Hun regeerstelsels zijn totalitair. Een vereiste voor het lidmaatschap is absolute gehoorzaamheid zonder discussie. Hun interesse in de ontwikkeling van het lid tot een bevredigende volwassen persoonlijkheid is zeer gering of afwezig.’

Daaraan kunnen in dit verband enkele kenmerken worden toegevoegd die Wilson (1959) noemt: (1) de sekte beschouwt zich als een elite, begiftigd met een bijzonder inzicht of belast met een bijzondere opdracht; (2) er is sprake van een duidelijk herkenbare eigen ideologie; (3) het lidmaatschap is meer absoluut en omvattend dan dat van een kerkgenootschap; (4) de sekte staat vijandig of onverschillig tegenover de samenleving en de staat.

Ook enkele kenmerken van ‘ontaarde sekten’ (dus niet van alle sekten), genoemd in het Verslag over de sekten in de Europese Unie van de Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken van het Europese Parlement (1997), zijn hier relevant: (1) agressieve rekrutering van leden; (2) het losmaken van personen uit hun familie en hun sociale – en professionele kringen; (3) het behartigen van voornamelijk financiële of politieke belangen onder de dekmantel van godsdienst; (4) het ondergraven van overheidsstructuren.

Er is hier natuurlijk vooral gedacht aan kleinere sekten met een zichzelf verrijkende narcistische persoonlijkheid aan het hoofd, terwijl het bij is of het jihadistische salafisme gaat om een grootschalige beweging met meer dan één leider. Maar de rekrutering geschiedt wel vanuit kleine, lokale groeperingen met één of twee herkenbare leiders, die de radicale denkbeelden van de wereldwijde beweging onderschrijven.

Het sekteachtige karakter van terroristische organisaties (in het algemeen) werd beaamd door het voormalige mujaheddin-lid, maar nu auteur en academicus, Masoud Banisadr (2005): ‘If you ask me: are all cults a terrorist organization? My answer is no as there are many peaceful cults at present around the world and in the history of mankind. But if you ask me are all terrorist organizations, some sort of cult? My answer is yes. Even if they start as ordinary modern political party or organization, to prepare and force their members to act without asking any moral question and act selflessly for the cause of the group and ignore all the ethical, cultural, moral or religious code of the society and humanity, those organizations have to change into a cult. Therefore to understand an extremist or a terrorist organization one has to learn about a cult.’

Aantrekkingskracht van een sekte

Dat roept de vraag op wat een sekte biedt dat bepaalde mensen zo aantrekt. Krol (1998) noemde een aantal kenmerken die hier zullen worden geherformuleerd voor en toegespitst op radicale, islamitische groepen:
1) Mensen vinden in een kleine groepering sneller herkenbaarheid en erkenning, een eigen identiteit; hoe specifieker de groep is, des te duidelijker dat eigen geluid is.
2) Verder willen mensen weten waar het leven toe dient: iedereen wil dat zijn leven zinvol is. Veel mensen lopen rond met het gevoel dat ze iets groots en nobels willen doen. Een sekte lijkt daarvoor vaak de oplossing te zijn.
3) Mensen hebben ook behoefte aan figuren om zich mee te identificeren. Een charismatische leider is bij uitstek een bindende figuur.
4) De groepsbinding maakt dat mensen zich minder eenzaam voelen.

En zoals Wilson (1959) dus opmerkte, beschouwt de sekte zich als een elite, superieur qua inzicht en opdracht in het leven. Voor een deel van de jongeren kan de oproep tot gewapende strijd deel uitmaken van de bekoring die uitgaat van zo’n beweging. Zoals vroeger de jongemannen zich aangetrokken voelden tot het heldendom van het leger: sterven voor de keizer, koning, het vaderland, of martelaar zijn voor de goede zaak. Dit betekent zingeving enerzijds, verhevigde ‘levensdramatiek’ (Helwig, 1958) anderzijds.

De volgende vraag is dan op wie sekten vooral aantrekkingskracht hebben. We gaan weer terug naar Clark (1976). Allereerst de ‘zoekers’: ‘schizotypische’ of ‘borderline’ persoonlijkheden. Deze mensen laten zich in met de sekte om zich beter te voelen, want ze zitten met een groot gebrek aan welbevinden tegenover de buitenwereld en zichzelf. Ze proberen op die manier een illusie van welbevinden te bereiken in een nieuwe, maar valse realiteit. In zijn onderzoek voldeed 58% aan dit profiel.

De andere groep bestond evenwel uit normale jonge mensen op weg naar volwassenheid, die door de gebruikelijke ontwikkelingscrises gingen en de normale pijnen van en depressies over scheiding van hun herkomstgezinnen doormaakten. Zij zagen in lid worden een manier om met deze crises in het reine te komen. In het geval van moslimjongeren is de identiteitsproblematiek nog heviger dan bij autochtone jongeren, maar niet door persoonlijkheidsproblematiek zoals bij de ‘zoekers’ doch door lastiger omstandigheden waarin ze verkeren.

Salafistische leiders die strijders willen ronselen, zullen vooral de tweede groep goed kunnen gebruiken. Het ontbreken van de eerste groep lijkt bevestigd te worden door Silke (1998); die vond weinig aanwijzingen in de literatuur voor psychopathologie onder terroristen.

indoctrinatie en manipulatie

In een sekte stappen omdat deze op idealen en behoeften aansluit is één ding, maar erin blijven is een ander ding. Er zullen best jongeren zijn die al spoedig na toetreding van een groepering gaan vinden dat er aspecten zijn die hen niet aanstaan, en dan is de weg terug waarschijnlijk nog niet moeilijk. Maar wie niet snel tot inkeer komt, raakt gemakkelijk bijna onomkeerbaar in de ban en/of klauwen van de sekte, en wel omdat die manieren hebben ontwikkeld om extra vat te krijgen op hun leden.

Lifton (1961) noemde in relatie tot het China van Mao de volgende technieken van indoctrinatie en manipulatie (hier aangepast aan het jihadistische salafisme weergegeven):
a) Een volledige beheersing van het leefmilieu van de volgelingen: deze worden afgeschermd van alle ongewenste invloeden van buitenaf en kritische discussies binnen de groep.
b) Onfeilbaarverklaring: een absoluut vertrouwen in de juistheid van de beslissingen en opvattingen van de leider(s) wordt verwacht en geëist, een onvoorwaardelijke aanpassing aan en anticipatie op de wensen van de beweging of leider – hoe absurd of tegenstrijdig deze ook zijn. Deze dient als een soort heilige gezien te worden die de waarheid in pacht heeft.
c) De eis van politieke en/of religieuze zuiverheid: iets is goed òf kwaad, zwart of wit. Alles wat buiten de ideologie valt, is slecht. Dit leidt tot een praktijk van zuiveringen: wie de hoge ideologische standaard niet haalt, wordt vernederd en gestraft.
d) Aandringen op bekentenissen van overtreding en twijfel, op zelfbeschuldiging, en deze dan misbruiken om meer greep te krijgen op de betrokkene (zie c). De leer van de sekte gaat boven de individuele ervaring, het eigen inzicht. Het individu is eigendom van het systeem.
e) Heilige doctrine: de leer zou de perfecte filosofische, religieuze en politieke oplossing behelzen, als een goddelijke openbaring. Er mag niet aan getornd worden. De doctrine gaat boven de persoon, maar maakt het sektelid wel superieur aan de ‘ongelovigen’.
f) Ideologisch jargon: met neologismen die alleen in de groep herkend worden, met heilige en duivelse termen, die zo abstract zijn dat ze naar believen gemanipuleerd kunnen worden in dienst van de ideologie, en die zo categorisch zijn dat ze ieder verder de mond snoeren, en met mantra-achtige clichés, wordt het kritische denkvermogen ingeperkt.
g) Rituelen, aansluitend op f: met frequent bidden, extatische lofprijzing van God/Allah, zingen, mantra’s opdreunen, en met eindeloos reciteren, dezelfde passage herlezen, litanieën, wordt men gehersenspoeld.
h) Beslissen over bestaansrecht: het is de leider die bepaalt wie bestaansrecht heeft. Gelovigen mogen bestaan, ongelovigen niet. Daarmee hebben gelovige sekteleden op hun beurt het recht te bepalen wie mag bestaan, maar ze zullen voortdurend ongerust zijn of ze niet in ongenade zullen vallen.

Los hiervan hebben sekten ook allerlei sancties en straffen achter de hand om je binnen de boot te houden, en al helemaal om je niet uit de school te doen klappen. Bij een gewelddadige sekte kan daar ook moord toe behoren.

De psychologie van geweld

Bovengenoemde indoctrinatie en manipulatie vergroten de bereidheid om geweld te gebruiken, dat soms ver uitgaat boven datgene wat instrumenteel is voor het ‘goede’ doel. De is vermoordt zogenaamde ongelovigen, en dat is iemand al gauw in de ogen van de strijders: ook soennieten moeten eraan geloven (de is is een soennitische sekte). Hoe kan het dat de ene groep mensen dat de andere groep mensen aandoet?

Vermoedelijk zorgen bepaalde mechanismen en interacties onder dreigende en frustrerende omstandigheden voor een uitschakeling van het geweten en een escalatie van geweld. Welke zijn dat? Volgens Bandura (1977; 1999) draagt daaraan bij dat mensen over een aantal manieren beschikken om hun geweten met betrekking tot wandaden te sussen (moral disengagement). Naast de nobele doeleinden ter rechtvaardiging helpt het om de vijand als beestachtig of onmenselijk te beschouwen, die niet anders verdient en voor wie de morele regels van de eigen groep niet gelden. Men schuift de verantwoordelijkheid af met een beroep op de Koran of Allah, of: ‘ze doen het allemaal’.

Daarnaast kunnen enkele voor de hand liggende negatieve spiralen bij geweldpleging een rol spelen: (1) wat de vijand ons aandoet, zullen we hem ook aandoen; (2) als je je eigen normen eenmaal overtreden hebt, ga je die maar verlagen (als je eenmaal je onschuld verloren hebt, valt er niets meer te verliezen, dus valt de rem weg op nog meer geweld); (3) je raakt verslaafd aan de macht die uitgaat van het gebruik van zware wapens, raakt afgestompt voor het medemenselijke aspect; (4) de oorlogsvoering is zeer stressvol en roept een ‘ik eraan, of zij eraan’-gevoel op. Dat geldt bovendien voor beide partijen. Dit bemoeilijkt de terugkeer naar het functioneren in een gewone samenleving.

Conclusie

In dit essay hebben we getracht aannemelijk te maken dat er overeenkomsten zijn tussen sekten en politiek-godsdienstig radicale groepen en dat het zinvol kan zijn om de kennis opgedaan over sekten toe te passen op deze groepen. Hierbij is aandacht besteed aan welke kenmerken van een sekte aantrekkelijk kunnen zijn voor welk type mensen. Tevens is behandeld met welke middelen een sekte de leden langdurig aan zich bindt. Zonder te beweren dat alle genoemde kenmerken en processen terug te vinden zijn in radicale groepen zoals de jihadistische salafisten, lijkt het ons nuttig om met die kennis in het achterhoofd naar dergelijke groepen te kijken.
Het perspectief suggereert dat we moeten kijken naar de vraagkant van radicalisering: het vergeefs zoeken van mensen in de huidige maatschappij naar identiteit en zingeving (voor wie geldt dat en waarom?), en ook naar de aanbodkant van radicalisering: welke groepen zijn in staat een passend antwoord te geven, waarom, hoe, met welke agenda, en met behulp van wat voor ronselaars?
Voor radicale groepen geldt bovendien dat geweldpleging interne processen en externe negatieve spiralen in werking zet, die de weg terug naar normaal functioneren in de samenleving steeds moeilijker maken.