Het probleem is evenwel, aldus Yalom, dat juist die standaardisering de therapie minder realistisch en effectief maakt. ‘Therapie is een spontaan proces; de relatie tussen therapeut en patiënt is dynamisch en steeds in ontwikkeling, er worden voortdurend nieuwe ervaringen opgedaan en het proces is ononderbroken aan onderzoek onderhevig.’ Zijn advies: ontwerp voor iedere patiënt een aparte therapie.
Het zal psychologe en psychotherapeute Marie-Lotte van de Kamp vermoedelijk als muziek in de oren klinken. Uit het hart schreef zij een opiniestuk (de Volkskrant, 28 januari 2014) waarin ze stelt dat ze zich als therapeut ‘in de houdgreep’ genomen voelt door de verzekeraars en ‘het gedrocht’ van het DBC-systeem. Psychotherapie is volgens Van de Kamp ‘geen diagnosebehandelpakketje’. Zij wil juist antwoord kunnen geven op de vraag waarom zij welke zorg biedt en hoelang. ‘Ik kan niet alles verantwoorden in termen van kwantiteit, zoals wordt geëist. Ik kan en wil niet ondergeschikt zijn aan een systeem.’
In het coverartikel deze maand stellen Anke Versluis, Marija Maric en Loek Peute dat therapeutische behandelingen te beschouwen zijn als een N=1 experiment. Zij introduceren een webapplicatie – Systeem voor Effectief Meten en Therapie (SEMT) – die het voor therapeuten mogelijk maakt om de voortgang van cliënten intensief en individueel te volgen, op maat bij te stellen en te evalueren.
Zo’n toepassing is bepaald geen ‘diagnosebehandelpakketje maar raakt, volgens mij, echt het hart van de psychologie: n=1 is psychologie op z’n kwetsbaarst. Het is dan ook te hopen dat verzekeraars dit artikel massaal zullen lezen. Want als elk mens uniek is, zoals het cliché luidt, moet een therapie dan inderdaad niet een op maat gesneden behandeling zijn in plaats van een gestandaardiseerd protocol?