‘Ieder mens doet aan psychologie,’ aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van de verschillende subdisciplines binnen het vakgebied. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken aan psychologie? In de eerste aflevering van deze nieuwe serie barbier Pasquale Capone.
Pasquale Capone (77) acteert in een klein winkelpand in de Begijnensteeg, een zijstraat van de Kalverstraat. Deze barbier staat bekend als de verzorger van haren én ziel. Midden in de kleine rommelige ruimte staan twee ouderwetse kappersstoelen. Donkergroene muren vol foto’s, briefjes, pamfletten en schilderijen.
Hier, in dit atelier zoals hij zijn werkruimte noemt, ontvangt hij zijn vaste schare bezoekers. Let wel, gasten zijn het, geen klanten. Want, aldus Pasquale, een klant gaat naar de Hema, de Bijenkorf of naar Cosmo Kappers; massabedrijven zonder aandacht voor het individu. En dat is nu juist waar hij zich tegen verzet.
In de stoel zit een gast die zich al 51 jaar door Pasquale laat knippen. Na de allereerste knipbeurt zei zijn toenmalige verloofde – inmiddels zijn vrouw – dat zijn haar prima zat. En dus bleef hij bij Pasquale komen, hij is nu eenmaal een trouw mens. Maar dat is niet het hele verhaal. Het heeft met aandacht te maken, meent Pasquale zelf.
Dan komt assistent David binnen. Pasquale zoekt al heel lang een opvolger. Die opvolger moet meer kunnen dan knippen en scheren met een echt mes. Ook op andere vlakken moet hij een waardig opvolger zijn. Wat bedoelt hij daar precies mee?
Pasquale laat zich niet gemakkelijk interviewen. Hij zegt dat ik niet met mijn benen over elkaar moet gaan zitten, daar komen rugproblemen en spataderen van. Hij toont wat een betere houding is: benen naast elkaar, voeten gekruist. Als ik later toch mijn benen over elkaar wil slaan omdat ik dan beter kan schrijven – zo’n vaart zal het toch niet lopen met die spataderen? – schudt Pasquale bestraffend zijn hoofd. Ik moet goed gaan zitten, anders kan ik vertrekken.
‘Hier binnen ben ik de baas!’
Ik probeer weer een vraag: hoe verzorgt hij de ziel van zijn gasten?
‘Wat is ziel?’ reageert hij. Ik heb niet onmiddellijk een antwoord paraat, dus krijg ik het woordenboek. Ik lees de omschrijving voor en er ontstaat een gesprek over wat ziel is. Gezel David twijfelt vooral op dit vlak of hij het met zijn leermeester eens is, maar vandaag lijkt de kloof niet zo groot.
Veel antwoorden krijg ik ondertussen niet, maar ik kan wel zien wat hij doet. De gast die ruim een uur in de stoel zit, wordt gewassen, geknipt, gemasseerd, zijn haar wordt ingewreven met haarcrème, zijn nek met een andere crème. Pasquale schijnt gouden handen te hebben. Ondertussen legt hij het ene na het andere artikel op mijn schoot om te lezen, hij begint over Pythagoras, haalt daarna Albert Schweitzer aan.
Er komt een vrouw de zaak binnen. Ze loopt hier zo vaak langs, of ze even mag kijken? Pasquale leeft op. Uiteraard! Als ze gaat zitten, krijgt ze thee. Staat haar man op straat te wachten? Die moet ook binnenkomen. Trouwens: ze moet niet spreken van ‘mijn man’, een man is geen bezit.
Pasquale houdt je bezig, betrekt je erbij, spreekt je aan, en niet op de psychologenmanier met veel begrip.
Aan de muur hangen schilderijen van beroemde mensen, ik herken Ramses Shaffy, Gerard Reve. Waren dat ook klanten… eh gasten…? De verbetering komt te laat.
‘Je bent een trut,’ begint Pasquale. Of ik weet wat trut betekent?
Niet precies eigenlijk, dus krijg ik het woordenboek weer. Ik lees voor wat een trut is, de andere aanwezigen protesteren dat ik daar toch niet helemaal aan voldoe. Maar het woord klant neem ik de rest van de tijd niet meer in de mond.
Uiteindelijk moet ik nog zijn manifest voorlezen. Twee dichtbedrukte pagina’s over vakmanschap, dat dit teloorgaat en wat eraan gedaan kan worden. Op een kwart van de tekst stel ik nog een vraag, maar daar trapt Pasquale niet in. Of ik wil doorlezen. Ook halverwege komt er niets van in. Bij ieder weifeling kijkt hij me streng aan. Ik lees het uit.
Als ik na ruim anderhalf uur afscheid wil nemen, vindt Pasquale dat heel jammer.
‘Ga eens staan,’ zegt hij. Ik heb mooie kleren aangetrokken, maar mijn haar! Zonde! Daar had hij graag iets aan willen doen.
Lachend verlaat ik de barbier en stap weer in de wereld van nu. Want dat is wat er gebeurt, je dompelt even onder in zijn wereld, in zijn theater. Mensen lopen met hem weg. Tenminste, als hij het toestaat, want je moet je wel in zijn wereld voegen. Zo kon een jonge Johan Cruijff die ooit snel geknipt wilde worden, weer vertrekken. Wie zich niet aanpast, hoort er niet. De rest is meer dan welkom, om haren én ziel te laten verzorgen.