Bram Latumahina
‘Ik heb geworsteld met het idee. Ik ben Molukker, maar ik behandel niet-Molukse cliënten. Moet ik nu echt iets met mijn eigen mensen?’ Halverwege het interview stelt de Molukse gz-psycholoog Bram Latumahina zichzelf die vraag. En zijn antwoord luidt ‘ja’.
Latumahina is geboren in Nederland, zijn ouders waren Molukkers die naar Nederland zijn overgebracht – een verblijf dat tijdelijk zou zijn, zo had de Nederlandse regering beloofd. Hij kent de Molukse gemeenschap van binnenuit en weet: er is psychisch leed bij Molukkers en in veel gevallen heeft dat te maken met het Molukker-zijn. Latumahina: ‘De term trauma wordt vaak gebruikt en dat is niet altijd terecht. Maar bij de Molukkers kun je echt wel van een gemeenschappelijk trauma spreken. Veel van hun psychische problemen zijn terug te voeren op hun geschiedenis en hoe er in Nederland met hen werd omgegaan. Een hulpverlener die dat niet snapt, kan Molukse mensen niet helpen.’
Het verhaal is te uitgebreid en te complex om hier recht te doen. Latumahina heeft er het boek Het geheim van Molukker-zijn over geschreven.1 Ook de vierdelige documentaireserie van Coen Verbraak, Molukkers in Nederland, geeft een goed beeld van de geschiedenis.2
Het is dit jaar precies zeventig jaar geleden dat een groep van zo’n 12.500 Molukkers naar Nederland werd verscheept, voormalige KNIL-militairen (militairen uit het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) met hun gezinnen. Bij aankomst werden ze opgevangen in voormalig doorgangskampen uit de Tweede Wereldoorlog, zoals Westerbork en werden de militairen per onmiddellijke ingang uit het leger ontslagen. De Molukkers werden in Indonesië gezien als landverraders; zij heulden via de KNIL immers met de bezetter: Nederland. Die spagaat is de kern van het trauma. De Nederlandse regering had beloofd dat het verblijf voor zo’n zes maanden zou zijn, daarna zouden de mensen weer worden teruggebracht en zouden ze een eigen staat krijgen.
En daar zaten ze dan: ver van huis, in het koude Nederland, op elkaar gepropt in overvolle vieze kampen, in slecht gebouwde barrakken, te wachten tot ze terug konden. Maar dat gebeurde niet. Ze verbleven jaren in de kampen en daarna moesten ze verhuizen naar aparte Molukse wijken. Alles werd over hen beslist, er werd niet met hen gepraat of naar de problemen geluisterd. En vooral: Indonesië had zich tot eenheidsstaat uitgeroepen en de Nederlandse regering was geen moment opgekomen voor de belangen van de Molukse gemeenschap, zoals was beloofd. Het idee van een zelfstandige republiek der Zuid-Molukken werd onmiddellijk opgeofferd, terwijl de KNIL- militairen zo loyaal waren geweest aan Nederland.
Hun kinderen, de tweede generatie, kwamen in de woelige jaren zeventig tegen alles in opstand. Er werd twee keer een trein gekaapt (een bij Wijster in 1975 en een bij De Punt in 1977), het provinciehuis in Assen werd bezet, net als een lagere school in Bovensmilde. En er waren vergevorderde plannen om koningin Juliana te ontvoeren. Dat droeg eraan bij dat de Molukkers bij veel Nederlanders niet geliefd waren. Ook binnen de Molukse gemeenschap is er veel schaamte geweest over die kapingen Daarnaast sloeg de woede naar binnen toe, veel Molukkers raakten verslaafd. Nagenoeg ieder gezin had minstens één aan de heroïne verslaafd kind.
Klachten bij de huisarts
Latumahina studeerde in 1987 aan de Universiteit Utrecht af op het thema oorlogstrauma onder Molukse ouderen. Veel van de problemen van Molukkers hebben met hun gemeenschappelijke trauma te maken. Latumahina: ‘Ik heb in mijn onderzoek huisartsen van Molukse mensen gevraagd naar de ziektes die ze veel zagen bij de groep. De klachten hadden in zeventig procent van de gevallen te maken met de situatie waarin ze zaten, zoals nare ervaringen die doorwerkten in het alledaagse leven, slaapproblemen, gevoelens van machteloosheid en een intense heimwee naar de Molukken.’
Naast zijn eigen onderzoek naar oorlogstrauma bij Molukse ouderen, baseert Latumahina zich vooral op wat hij weet uit de Molukse gemeenschap. Bovendien is hij hulpverlener geweest in de Molukse maatschappelijk- werkinstelling, er melden zich regelmatig Molukse cliënten bij hem, zelfs als ze ver weg wonen. En als gz-psycholoog werkt hij in de ggz en heeft hij zich gespecialiseerd in PTSS bij migranten.
Er is amper onderzoek gedaan naar de problemen van Molukkers in Nederland. Dat komt misschien omdat het om een relatief kleine groep gaat, vermoedt Latumahina. ‘Er zijn twee grote onderzoeken naar gezondheidsproblemen bij Indische mensen na de oorlog, maar daarin is de Molukse groep niet meegenomen. In een onderzoek las ik dat het een aparte groep betreft met hun eigen specifieke problemen, en dat ze er daarom zijn buitengehouden. In een ander onderzoek was het aantal Molukse mensen te gering om er iets zinnigs over te zeggen.’3
De groep Molukkers in Nederland is klein, de problemen zijn complex. Maar er is ook een andere kant: Molukkers zijn niet happig om aan onderzoek mee te doen. ‘Er is veel wantrouwen tegen de buitenwereld,’ aldus Latumahina. ‘Molukse mensen zijn erg op elkaar gericht en hebben een hechte band. Ze lossen de problemen liever onderling op, willen de vuile was niet buitenhangen en hebben anderen niet nodig. Ik heb bijvoorbeeld ook nagevraagd hoeveel Molukse mensen zich hebben aangemeld bij het Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen (ICODO). Ze zijn er nauwelijks.’
Met terugwerkende kracht
De laatste tien, twintig jaar zijn veel Molukkers van de eerste generatie in Nederland overleden en op zulke momenten komen bij de nabestaanden allerlei herinneringen boven. Soms gaat men met terugwerkende kracht pas begrijpen wat er eigenlijk precies met de ouders of grootouders is gebeurd en wat ze hebben moeten doormaken. Dat roept veel emoties op. Hetzelfde geldt voor dit herdenkingsjaar waarin de Molukse geschiedenis wordt herdacht. Zo maakt de documentaire van Coen Verbraak veel los in de gemeenschap. Latumahina: ‘De tweede generatie weet bijvoorbeeld vooral dat vader en moeder moesten worden ontzien en dat ze als tolk moesten fungeren. Pas nu ontdekken ze wat de oudere generatie heeft meegemaakt. En de latere generaties weten nog veel minder over hun geschiedenis.’
Geen kritiek
De Molukse gemeenschap is hecht, maar er wordt niet veel over de geschiedenis of over problemen gepraat. Jongeren zijn loyaal naar hun ouders en willen geen kritiek op hen hebben. Dat, in combinatie met de specifieke geschiedenis, kan hen in de weg zitten als ze psychische ondersteuning zoeken. Latumahina wordt regelmatig benaderd door Molukse cliënten die soms van ver komen, maar die door Nederlandse hulpverleners niet goed geholpen kunnen worden. ‘Twee Molukse cliënten kwamen afzonderlijk van elkaar na lange omzwervingen eindelijk bij mij terecht. Ze hadden alle vormen van therapie gekregen die er beschikbaar zijn, EMDR, schematherapie, het had allemaal niet geholpen. Een andere Molukse cliënt zat als een kasplantje tegenover me. Ook zij had alle mogelijke therapieën gehad en had er wel iets van geleerd, maar er was ook veel misgegaan. Nu leek het of ze naast al haar problemen, ook die therapieën moest verwerken.’
Hij vraagt het zijn Molukse cliënten weleens: waarom komen ze naar hem? ‘Het heeft vaak te maken met de Molukse omgangscultuur, de fijngevoeligheid die wij Molukkers met de paplepel krijgen ingegoten. Dat hebben we met veel Aziatische mensen gemeen, maar bij Molukkers speelt ook de grote achterdocht mee tegen de buitenwereld. En het feit dat Molukkers vaak nog streven naar een eigen republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan, RMS).4 Die is er niet, Indonesiërs overheersen nog altijd de Zuid-Molukken. Iedereen heeft familieleden op de Zuid-Molukken, men leeft er in grote armoede en er zitten veel mensen in de gevangenis. Dat moet je allemaal begrijpen voor je tot een Molukse cliënt kunt doordringen.
En laatst heeft een Molukse cliënte zich bij Latumahina gemeld. Ze is slachtoffer van de kindertoeslagenaffaire en ze vertelde dat dit door haar beleefde ‘ongekend onrecht’ de oude pijn ophaalde, ‘het onrecht wat haar ouders en grootouders is aangedaan’.
Of neem de Molukse cliënt die stad en land afzocht naar een geschikte psycholoog en uiteindelijk bij Latumahina terechtkomt. Hij had gedonder met zijn werkgever gekregen, want zijn ouders waren kort na elkaar waren overleden. De cliënt mocht daarvoor niet te veel tijd vrij nemen. De botte reactie van de werkgever raakte aan ‘het trauma’. Toen hij hulp zocht, werd hij gezien als een werknemer met rouwproblematiek. Maar zijn probleem was veel complexer. Hij zei: ‘De Nederlanders begrijpen niet wat mijn vader allemaal voor jullie gedaan heeft. Ik probeer mijn vader de eer te geven die hij verdient en dan gaan jullie zo met mij om.’
Alsof iemands vinger tussen de deur zit geklemd en dan geeft de dokter hem valium en zegt dat hij rustig moet worden en niet zo moet schreeuwen. Maar dat is het probleem niet. De deur moet open en de vinger moet worden behandeld!
Deskundigheidsbevordering
Om Nederlandse hulpverleners beter in staat te stellen Molukse cliënten te helpen, heeft Latumahina deskundigheidsbevordering gegeven. Er komen daarin twee belangrijke onderwerpen aan bod.
Als eerste moet een hulpverlener bekend zijn met de Molukse geschiedenis en dat tactvol laten blijken. Latumahina: ‘Als een Molukse cliënt tegenover een witte Nederlandse hulpverlener zit die niets over de Molukse geschiedenis weet, zal de Molukse cliënt daar mogelijk niets van zeggen. Hij wil de ander niet krenken en kijkt misschien zelfs tegen zijn therapeut op. Maar het zal de therapie geen goed doen.’
Daarnaast is het belangrijk dat de therapeut bekend is met de Molukse cultuur, zoals de grote fijngevoeligheid en beleefdheid. Latumahina: ‘Veel Molukse mensen houden rekening met anderen, ten koste van zichzelf. Ze zullen niet snel vertellen of zelfs voelen tegen welke problemen ze aanlopen. Mensen komen met een lach binnen en verbergen daarachter hun leed. Dat is een Aziatische houding. Ik ken ook voorbeelden van mensen die met een big smile bij de huisarts komen en als die niet fijngevoelig genoeg is, heeft hij niet in de gaten dat hij al de derde huisarts is bij wie de patiënt aanklopt.’
Echter, de cultuur begrijpen is niet genoeg, een hulpverlener moet het gedrag ook kunnen spiegelen. Iemand moet in staat zijn om fijngevoelig met zijn cliënten om te gaan, niet te westers of rechtstreeks. Latumahina: ‘Vanuit westers perspectief lijkt het misschien nederig, vanuit Aziatisch perspectief is het normaal dat je je aan de ander aanpast. Het is belangrijk dat je als hulpverlener niet te westers overkomt, want dat kan als arrogant of betweterig geïnterpreteerd worden. Dat luistert nauw, als je iets te veel uitlegt, kan het al verkeerd uitpakken.’
Niet genoeg
Omdat veel Molukkers last hebben van een gemeenschappelijk trauma, moet je het trauma als hulpverlener kennen, weten wat de pijnpunten zijn en wat je kunt verwachten. Ook omdat men doorgaans niet gewend is erover te praten, het zelf niet goed kan benoemen.
Inmiddels vraagt Latumahina zich af of kennisuitwisseling genoeg is. Misschien is de achterdocht binnen de Molukse gemeenschap wel te groot en zou er een speciaal Moluks hulpaanbod moeten komen. Lathumahina: ‘Ik heb altijd gedacht: een Nederlandse psycholoog moet Molukse mensen ook kunnen helpen. Maar naar aanleiding van de reacties op mijn boek en de documentaire van Coen Verbraak groeit bij mij de overtuiging dat mensen behoefte hebben om echt door een Molukse psycholoog geholpen te worden. Een hulpverlener die niet alleen begrijpt wat de RMS is, maar die ook de overtuiging heeft dat die er moet komen. En anders zou de hulpverlening onder mijn hoede moeten zijn, zodat ze het gevoel hebben dat er iemand uit de Molukse gemeenschap als een soort vaderfiguur op de achtergrond meekijkt, die een soort stempel van goedkeuring afgeeft. Juist vanwege die achterdocht, vanwege de lange moeizame geschiedenis, is dat misschien wel nodig.’
Inmiddels is Latumahina bezig met het opzetten van een Molukse GGZ-unit bij Psychiatrie-Rivierenland in Tiel. Want, zo zegt hij: ‘Er moet een speciale kleur komen in de ggz, de Molukse kleur.’
Yvonne Buunk-Werkhoven
Yvonne Buunk-Werkhoven voltooide twee studies: sociale psychologie en mondhygiëne. Ze promoveerde op een onderwerp op het snijvlak van beide disciplines: Mondhygiënische gedragsinterventies beter afstemmen op verschillende doelgroepen in diverse contexten.5 Succesvol, rationeel, vrolijk en extravert, zo kun je haar omschrijven. Aanvankelijk was ze zich niet zo bewust van haar Molukse kant. Maar de laatste jaren komt die steeds meer op de voorgrond te staan.
Buunk-Werkhoven werd geboren in Gieten en groeide op in Assen, in een huis ‘buiten de Molukse wijk’. Haar moeder is Molukse en kwam op haar dertiende met haar ouders en broers en zussen naar Nederland. Haar vader is Nederlands. Maar het bewustzijn over haar Molukse achtergrond sijpelde langzaam haar leven binnen.
Een belangrijke herinnering speelt zich af in de tijd dat ze net op kamers woonde in Utrecht. ‘Ik stond met studiegenoten in de keuken, we gingen samen bami maken,’ vertelt Buunk-Werkhoven. ‘Een medestudent gooide alle groenten inclusief de taugé in de pan. Dat ze de taugé niet schoonmaakte, schokte me bijna. Als wij vroeger taugé aten, moest ik de lange worteluiteinden eraf plukken en eventuele groene velletjes die om het zaadje hadden gezeten eruit zoeken. Ons gezin bestaat uit zeven personen, dus dat was een behoorlijke klus.’
Dit schoonmaken deed blijkbaar niet iedereen. Buunk-Werkhoven: ‘Ik vroeg mijn moeder waarom het eigenlijk nodig was. “Dat deed oma ook altijd,” was haar antwoord. Pas later begreep ik dat het hygiënisch is, zeker als je een grote zak taugé van de markt koopt. Bovendien ziet het er mooier uit en komt het de smaak ten goede, want de staartjes zijn een beetje bitter.’ Ook rondom de dood waren er verschillen die Buunk-Werkhoven met terugwerkende kracht pas opvielen. ‘Bij ons thuis hing een familiefoto die gemaakt was toen mijn opa in 1976 overleed. De hele familie stond erop, we stonden om de open kist waarin mijn opa lag. Zo’n foto heb ik nooit bij een Nederlands gezin zien hangen.’
Mijn moeder vertelde dat ze een Nederlandse vrouw tegen een ander hoorde zeggen: “Daar loopt er nog één!”
Tijdens haar studietijd in 1988 overleed haar oma en de uitvaart werd vanuit haar ouderlijk huis geregeld, waar haar moeder de laatste maanden voor oma had gezorgd. Mensen die de uitvaart bijwoonden, gaven handgeld in een enveloppe, een bijdrage voor de kosten van de uitvaart. Buunk-Werkhoven: ‘Dat is de gewoonte bij Molukse begrafenissen, maar ook bij belijdenissen en bruiloften. Opeens realiseerde ik me dat je bij een Nederlandse begrafenis niet met een envelopje geld moet aankomen.’
Verwarrend
Na haar propedeuse psychologie in 1995 maakte ze met haar ouders en haar jongste zus een reis naar Indonesië. Ze wilde de plekken bezoeken waar haar moeder had gewoond. Het gezin was regelmatig verhuisd omdat de vader van haar moeder als KNIL- militair op verschillende plekken gestationeerd werd. De Indonesië-reis was een emotionele achtbaan voor Buunk-Werkhoven, hoewel ze haar gevoelens op dat moment totaal niet kon plaatsen. ‘Mijn moeder was heel uitgelaten, ze kletste met iedereen en sliep nauwelijks. Ik was verward door alle indrukken. Ik had een cursus Bahasa Indonesia gevolgd, maar sprak het daar niet, om mezelf te beschermen en afstand te houden. Ik dacht: als ik de taal niet spreek, weet ik niet wat je wilt of bedoelt.’
Het was een cultuurshock: de armoede waarmee ze in aanraking kwam, de mensen die op vuilnisbelten tussen het afval aan het zoeken waren. De rivier in Ambon waarin haar moeder als kind nog gespeeld had, was nu helemaal vervuild.
Ze reisden met een eersteklaskaartje op het bovendek met de boot door naar Banda Neira (een eiland van de Molukken-groep waar haar opa was geboren). ‘Omdat mijn vader een grote blanke man was en getrouwd was met een Molukse, werden we rondgeleid, ook onder in de boot. En daar, in het binnenste ruim, zaten de arme Indonesiërs opeengepakt bij elkaar. Ze reisden veel minder comfortabel als wij. Ik voelde me ongemakkelijk, maar kon mijn gevoelens niet goed duiden. Ik vroeg me af waarom zij beneden zaten en wij boven verbleven. Ik vond het naar en verdrietig om het onderscheid tussen arm en ‘welgesteld’ zo terug te zien.’
Vluchten in Madame Bovary
Op Ambon en op Saparua, waar haar oma geboren is, logeerden ze bij familie. Buunk-Werkhoven: ‘Alles was anders dan ik uit Nederland kende. Het enige herkenbare waren de familiefoto’s en afbeeldingen aan de muur. De huizen waren niet onaangenaam en het was er schoon, maar ze waren wel primitief. Ze waren gedeeltelijk van steen gemaakt en verder van hout en golfplaten. Een douche was er niet, je ging ‘mandiën’ in de ‘mandie-kamer’. Dan haal je met een bakje water uit een grote bak en dat gooi je over je heen om je te wassen.’
Omdat het zoveel indrukken waren, trok ze zich regelmatig terug. Buunk-Werkhoven las Madame Bovary van Flaubert, een boek uit een andere cultuur en een andere tijd, helemaal uit. Dit om af en toe te ontsnappen aan de wereld die haar emotioneel zo trof.
Vooral de gemengde gevoelens over Banda Neira verwarden haar en dat emotioneert haar nog steeds. ‘Het is een van de mooiste plekken die ik ken, de sfeer, het landschap is schitterend, er is één landingsbaan. En behalve dat er twee keer per week een vliegtuigje landt, spelen er kinderen en lopen de kippen er los rond. De mensen zijn bescheiden en aardig en positief ingesteld. Dat herkende ik! Maar dat ik het zo puur en mooi vond, durfde ik amper te zeggen, want het eiland heeft een gruwelijke geschiedenis.’
De Banda-eilanden waren ooit de enige plek waar nootmuskaat groeide. Reden voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)6 om zich er permanent te vestigen, men verjoeg en vermoordde de bevolking of maakte hen tot slaaf. Overal liggen nog sporen van de koloniale tijd, de forten van de VOC-tijd zijn er nog, er liggen kanonnen langs de kant van de weg, kinderen spelen erop en ertussen.
Buunk-Werkhoven: ‘Het is een hartverscheurend gevoel, aan de ene kant de schoonheid, aan de andere kant de gruwelijkheid. En als je het mooi noemt, doe je de gruwelijkheid tekort, maar benadruk je de gruwelijkheid, dan doe je de schoonheid tekort. Ik begreep het niet, liet de gevoelens niet toe, dus voelde ik eerder een soort gelatenheid. Ik kon er wel over vertellen, maar met mijn gevoel kon ik er niet bij. Pas nu raakt het me en kan ik voelen wat er toen onder de oppervlakte borrelde.’
Doorbraak
De echte doorbraak kwam pas in 2018, toen Buunk- Werkhoven de theatervoorstelling Aan de andere kant7 zag. Die voorstelling ging over een Moluks gezin dat in 1951 van de boot kwam en in kamp Schattenberg werd ondergebracht. De man ging ervan uit dat hij terug naar de Molukken zou gaan, de vrouw stelde zich erop in om in Nederland te blijven. Door die voorstelling begreep Buunk-Werkhoven pas echt wat het voor haar opa en oma en al die andere Molukkers had betekend om in Nederland aan te komen en hier een bestaan op te bouwen in een voormalig ‘doorgangskamp’ uit de Tweede Wereldoorlog.
Ook de documentaireserie van Coen Verbraak, Molukkers in Nederland, maakte veel indruk en slingerde haar terug het verleden in. Ze begreep met terugwerkende kracht hoe alleen ze soms stond in haar gevoel. Buunk-Werkhoven: ‘In de eerste aflevering zitten beelden van Kamp Schattenberg, voorheen Westerbork. Opeens zag ik mezelf weer als dertien jarig meisje in de vwo-klas zitten bij geschiedenis. De leraar vertelde over Kamp Westerbork. Ik zei: “Mijn moeder heeft daar gewoond.” Ik zei het met een soort argeloosheid, ik weet dat er een centrale keuken was en een soort ‘badhuis’ om water te halen. Maar de leraar snoerde me min of meer de mond en kwam er niet meer op terug.’ Een meisje van dertien, in lichte verwarring over haar achtergrond en een leraar geschiedenis die er helemaal niets mee deed.
Ze kon naar het vwo, maar moest dan naar een grote scholengemeenschap waar ze niemand kende. Liever ging ze naar een kleinere school waar haar zus en beste vriendin ook naartoe gingen, waar de havo zat. Omdat op het vwo bleek dat ze dat niveau goed aankon, moest ze er blijven. Daarom zag ze geen andere uitweg dan een paar maanden niet opletten en geen huiswerk maken. Doordat ze toen lagere cijfers kreeg, mocht ze alsnog naar de havo. ‘Achteraf weet ik dat ik voor veiligheid en vertrouwdheid koos,’ zegt Buunk-Werkhoven.
De beelden van de kapingen in de jaren zeventig die tijdens de documentaire van Verbraak langskomen, hakten erin. Vooraf benadrukt Buunk-Werkhoven dat ze alle vormen van geweld veroordeelt, maar toch schrok ze van de ontmanteling van de trein. ‘Ik voelde het in mijn hele lijf: wat was dat erg!’
‘Het is een hartverscheurend gevoel, aan de ene kant de schoonheid, aan de andere kant de gruwelijkheid. En als je het mooi noemt, doe je de gruwelijkheid tekort, maar benadruk je de gruwelijkheid, dan doe je de schoonheid tekort’
Ze maakte de kapingen als kind zijdelings mee, pas achteraf kan ze alles plaatsen. In de wijk waarin ze woonde, aan de andere kant van het centrum, buiten de Molukse wijk, was het leger gestationeerd. ‘In mijn beleving was het een spannende tijd. Als ik met een vriendinnetje onze wijk uit wilde richting het centrum of naar de padvinderij, moesten we langs pantservoertuigen, dan moesten we een pasje laten zien en dan mochten we door.’ Ook herinnert ze zich dat er in de Molukse wijk huiszoekingen waren naar wapens. En dat haar moeder naar de markt ging. ‘Mijn moeder vertelde dat ze een Nederlandse vrouw tegen een ander hoorde zeggen: “Daar loopt er nog één.” Mijn moeder reageerde erop door te zeggen dat de vrouwen niet wisten waarover ze het hadden, er ontstond een ruzie. De politie kwam erbij en uiteindelijk moesten de vrouwen hun excuses aan mijn moeder aanbieden.’
Pas met terugwerkende kracht snapt ze de impact van wat er destijds gebeurde.
Waarom ik?
En daarom begrijpt ze en kan ze nu beter voelen wat ze als kind meemaakte. ‘Toen ik in 2020 werd genomineerd voor De La Court prijs van de KNAW kon ik daar niet mee omgaan. Ik vond het verschrikkelijk en gênant, maar ik begreep niet wat het probleem was. Het is een prijs voor een ‘onbezoldigde wetenschapper’ en dat is wat me zo ongemakkelijk maakte. Mijn opa kwam naar Nederland, werd ontslagen, uit zijn ambt gezet en ondergebracht in een voormalig doorgangskamp. En daarvoor, in Indonesië, hebben ze de verschrikkelijkste dingen gezien en meegemaakt. En dan zou ik zo’n prijs krijgen? Ik deed gewoon wat op mijn pad kwam, ik heb een prachtige zelfstandige baan en doe er vaak op vrijwillige basis onderzoek bij. Ik was werkelijk opgelucht dat ik de prijs niet kreeg.’
Ze heeft twee kernen, een westerse die meer aan de oppervlakte ligt, een waarin ze een performer is, geslaagd en succesvol. En een Molukse die ze haar hele leven al bij zich draagt, maar die lange tijd onderbelicht bleef en die pas de laatste jaren meer naar de oppervlakte komt. Die kern is niet zo analytisch, die is emotioneler, er is een diepgewortelde onzekerheid en bescheidenheid.
‘Er lijkt altijd een strijd tussen de twee kernen te woeden, een soort getouwtrek waardoor ik niet weet wat goed of gepast is,’ zegt ze. ‘Maar langzamerhand wordt dat minder en mag mijn Molukse ziel er zijn, voor mezelf, maar ook naar buiten toe, voor de maatschappij.’
Ze wordt gezien als rolmodel voor de Molukse gemeenschap, werd daarom geportretteerd door fotograaf Ed Leatemia in zijn boek ROLE MODELS, 70 Molukse succesverhalen.8 Het maakt allemaal onderdeel uit van de Molukse die naar boven komt.
Vroeger wilden veel Molukse mensen terug naar de Molukken, dat gevoel deelt Buunk-Werkhoven niet. ‘Ik hoor hier.’ Maar het puzzeltje wordt wel steeds completer. ‘Ik ben sinds 2019 als visiting professor uitgenodigd bij de tandheelkundefaculteit van de Brawijaya universiteit in Malang, op Java. Ik heb daar een week les gegeven. Toen viel alles op zijn plek. Studenten doken liever onder de tafel dan dat ze erachter zaten. Ze waren bescheiden en verlegen. Ik heb ze wel zover gekregen dat ze aan het einde van de week wel op het podium stonden te presenteren.’
Op dat soort momenten komen haar twee kanten bij elkaar. ‘Het was de beste week van mijn carrière.’
- Latumahina, B. (2021). Het geheim van Molukker-zijn. SAAM Uitgeverij: Hillegom
- De vierdelige Documentaire-serie Molukkers in Nederland van Coen Verbraak werd vanaf 19 mei bij bnnvara uitgezonden op npo 2.
- Velden, P.G., Eland, J. & Kleber, R.(1994). Indische naoorlogse generatie, de psychotrauma. Van Duuren Media,Houten. Mooren,G.T.M. & Kleber, R.J (1996). Gezondheid en herinneringen aan de oorlogsjaren van Indische jeugdige oorlogsgetroffenen Universiteit Utrecht.
- Als reactie op Indonesië dat zich in 1950 tot eenheidsstaat uitriep, werd op Zuid Molukken de De Republik Maluku Selatan, RMS uitgeroepen. Dat accepteerde Indonesië niet en Nederland ging daarin mee, en ging daarbij voorbij aan de belangen van de Molukse gemeenschap, die tot dan toe loyaal aan Nederlandse zijde had meegevochten. De belofte van de Nederlandse regering dat ze een eigen staat zouden krijgen werd niet nagekomen. Nog altijd willen de meeste Molukkers terug naar Zuid-Molukken als ze zelfstandig als RMS kunnen functioneren.
- World White Teeth: Determinants and promotion of oral hygiene behavior in diverse contexts. (2010)
- De Vereenigde Oostindische Compagnie (of in hedendaagse spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie, afgekort tot VOC (1602-1800), was een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel. De VOC ontwikkelt zich tot een gevreesde macht en oorlogsmachine.
- Zie: https://tinyurl.com/2d9x2dep
- De beelden uit het boek zijn in dit artikel gebruikt
Beeld: Ed Leatemia