Tallinn ligt op zeeniveau. Op weg naar het vliegveld kom je langs een hoger gelegen meer. Daarin huist een buitengewoon narrige ouwe vent. Eens in het jaar komt hij uit zijn biotoop en bonst op de poort van de stad, met de kreet: is Tallinn af? De mensen hebben hem al zien aankomen en schreeuwen in koor: nee hoor, echt niet! Bekend is namelijk dat als ze ja zouden zeggen, hij al het water uit zijn meer over de stad zal laten denderen. Meneer is blijkbaar existentialist, het positieve vervult hem met walging. Of hij heeft Heraclites gelezen: alles stroomt, niets blijft; en dat heeft hij vervolgens als handelingsvoorschrift opgevat.
Wat hieraan blijft boeien is de gemelijkheid, voor de jongere lezer: de F.U. experience. Neem pubers, maar ook kiezers, want het politieke is persoonlijk, een samenspel van temperamenten. Zo is momenteel de boze burger weer helemaal terug. Die heeft weliswaar niks noemenswaards om boos op te zijn, eerder integendeel want onder Kok was Nederland al af, maar daar kun je dus heel boos over worden. Zoiets als bang voor angst, maar dan omgekeerd. Ik althans kan daar prima in meevoelen.
Is het echt zo dat de gemelijkheid geen aanleiding nodig heeft en louter een kwestie van leeglopen is? Nee, dat gaat ons nurksen te snel. De trigger zit dan wel niet in iets objectiefs, onrecht of zo, en zelfs niet in de afwezigheid daarvan, maar in wat anderen daarmee doen. De vraag van de ouwe is welbeschouwd niet of Tallinn af is, maar of mensen dat vinden. Of ze tevreden zijn met zichzelf, of ze gearriveerd zijn, zich moreel, of nog erger intellectueel superieur voelen, iets over zich hebben van es ist erreicht. Of ze aan positieve psychologie hebben gedaan. De gemelijkheid is dus wel degelijk gericht, namelijk lekker aso.
Nu kan dat bij ons soort mensen uit de hand lopen, maar het verheffende aan de legende is dat het daar immer bij dreigementen blijft. Het lijkt erop dat die Tallinners, ook nog eens eeuwenlang bezet door vreemde mogendheden, een techniek hebben ontwikkeld voor psychologische gespreksvoering met de Gemelijke Ouwe:
Q: ja, luister es, dat zeiden jullie vorig jaar ook al, dat Tallinn niet af was. Jullie zegt het al een paar honderd jaar. Ik ben niet van gisteren, weet je. Jullie staat op de werelderfgoedlijst. Dan ben je toch per definitie af?
A: ………. (vul een lullig en onbevredigend antwoord in)
Q: heb ik hier te maken met een stelletje huichelaars? Wat geloven jullie zelf eigenlijk? Of denk je soms dat ik niet durf?
A: ……… (iets mompelen over asymptotische functies)
Q: achjezus, als ik het niet dacht. Vervolmaking in het oneindige, jawel. Ik heb de tijd, hoor. Maar wee je gebeente, zodra ik één iemand tegenkom die denkt dat hij er al is, dan loop ik alsnog leeg.
Grappige gesprekstechniek, eigenlijk: je laat de gemelijkheid uitrazen en pruttelt een beetje tegen; intussen ga je misschien zelf nadenken. Negatieve psychologie?
Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen