Lees verder
Toen ik een aantal jaar geleden uit de jeugd-ggz op de afdeling psychosociale zorg van een ziekenhuis kwam te werken als psychotherapeut, werd ik voor het eerst geconfronteerd met een veelheid aan verschillende typen psychologen; medisch psychologen die deskundig zijn in het behandelen van patiënten met specifieke medische aandoeningen, neuropsychologen en testpsychologen die voornamelijk testdiagnostiek verrichten en researchpsychologen die zich bezig houden met wetenschappelijk onderzoek over ziektebeelden. Stuk voor stuk , op hun terrein, zeer ervaren professionals.
Fernanda Sampaio de Carvalho

Het wekelijkse psychologenoverleg had veel weg van een zitting van de Verenigde Naties. Elk type psycholoog had zijn of haar eigen werkdomein, eigen invalshoek, eigen tools en ook nog eens een eigen jargon. Met een eigen agenda, eigen belangen en een gebrek aan een gezamenlijk doel, was er een ‘ tolk’ nodig om elkaar te verstaan en een dialoog op gang te krijgen. Het afdelingshoofd, een klinisch psycholoog en gezins-psychotherapeut, deed haar uiterste best zoveel mogelijk te tolken.

Duijker stelt in zijn artikel: ‘Ontkenning van de eenheid der psychologie impliceert de ontkenning van de eenheid van het menselijk geslacht.’ In een ziekenhuis waar de medische specialismen ‘de mens’ reduceren tot een deelaspect van zichzelf, zoals een disfunctionerend hart, was het opvallend dat ook de psychologen de mens hiertoe leken te reduceren. Het is essentieel te weten wat de neurocognitieve consequenties zijn van een (niet-)aangeboren aandoening, premature geboorte of specifiek syndroom. Niet alleen kan kennis hierover gedrag verklaren, ook kunnen hierop aansluitende (be)handelingsplannen voor bedacht worden.

Basaal blijft vervolgens mijns inziens het interessegebied van de psycholoog om vooral en vooreerst de functionele kennis te integreren en de betekenissen die mensen geven aan hun conditie te achterhalen. In een ziekenhuisomgeving die doorspekt is van angst, onzekerheid en onveiligheid, is het verleidelijk de binnenwereld bestaande uit gedachten en gevoelens te isoleren, kalt te stellen en apart te houden van het objectief waarneembare, zoals een eventuele taalachterstand. Maar wat betekent de taalachterstand bij een bepaald kind voor het omgaan met leeftijdsgenoten? Wat betekent een spraakgebrek van een ander kind voor het zelfbeeld en zelfgevoel? Wat betekent de angst voor overlijden, bij een specifi eke hartpatiënt, voor het toekomstbeeld en de identiteitsontwikkeling?

Net zomin er een objectieve waarheid is, kan er ook niet gezegd worden dat er een objectieve buitenwereld is. De objectieve buitenwereld bestaat niet zonder de subjectieve betekenis die vanuit de binnenwereld gegeven wordt.

Om Gestalt-psychologisch af te sluiten: de mens als geheel is meer dan de som der delen.

* Duijker, H.C.J. (1959). Nomenclatuur en systematiek der psychologie. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en haar Grensgebieden, 14, 172-204. Citaat p.181.