Lees verder
Het autobiografisch geheugen is vaak het best met betrekking tot de tienerjaren en begin twintigerjaren: de ‘reminiscentiehobbel’. Daarnaast kunnen er nog andere hobbels zijn. Bij mij komen die door het WK-voetbal.
Rolf Zwaan

1974. We waren met het gezin op zeilvakantie in Friesland. De finale zagen wij in een sporthal in Heeg. Mijn favoriete speler, Johan Neeskens, scoorde, maar we verloren de finale van West-Duitsland. Een groepje Duitse watersporters juichte. ‘Rotmoffen!’ hoorde ik mijn elfjarige zelf schreeuwen. Met zachte hand werd ik door mijn ouders uit de zaal geleid.

1978. Weer in de finale. Nu tegen Argentinië. We kampeerden in Engeland. De Engelsen waren op onze hand. ‘Fucking Argies’ riepen ze (het was ten tijde van de Falklandoorlog). Ik kon het alleen maar beamen. Na weer een verloren finale had ik zo de pest in dat ik de hele vakantie met een lang pubergezicht bleef rondlopen.

1990. Ik moest een symposium voorzitten op een congres over cybernetica in New York. De dag daarvoor was ik op het strand van Malibu verbrand geraakt. Voor mijn sessie keek ik op het toilet in de spiegel en zag tot mijn schrik dat mijn voorhoofd aan het vervellen was. Ik begon hard te wrijven met als resultaat dat ik met een bebloed voorhoofd stond voor te zitten. Een Duitse collega vertelde mij later dat Nederland gelijkgespeeld had tegen Egypte. ‘De Europameister? Onzin. Typisch Duitse humor, zeker?,’ schamperde ik nog.

1994. We verhuisden die dag van Tennessee naar Florida. Ik had onze spullen al in de verhuiswagen geladen. In het appartement stond alleen nog de televisie. Ik keek naar Nederland-Ierland. Mijn vrouw en babydochter zaten bij de buren. Na de wedstrijd pakte ik de tv in en vertrokken we naar Florida.

1998. Bij mijn ouders in Soest. Een vriend van mij was er ook. De halve finale Brazilië-Nederland. Penalties. Mijn moeder kon de spanning niet meer aan: ‘Ik ga even de bloemetjes in de tuin bekijken.’ Mijn vriend even later: ‘Ik ga ook even de bloemetjes bekijken.’ Mijn vader en ik hadden de moed al opgegeven en bleven zitten.

2006. Een vakantiehuisje in Zuid-Limburg. We verheugden ons op een bezoek aan een van de in oranje gekleurde cafés na de overwinning op Portugal. Het liep anders. Luidkeels vervloekte ik Marco van Basten, die Ruud van Nistelrooij niet wilde opstellen, en Dirk Kuijt, die een kans miste die Van Nistelrooij wel zou hebben benut. Mijn zoon imiteert mijn tirade nog steeds graag.

2010. De Oude Haven in Rotterdam. Met mijn vriendin, aio’s en collega’s zagen we Brazilië-Nederland. Mijn dochter zat met vrienden op een naburig terras. Ik gaf ze een rondje. In de eerste helft werd Oranje vernederd, maar we wonnen majestueus. Uitzinnige fans sprongen in het water.

2014. Voor de verandering ben ik niet hoopvol gestemd. Er is nog iets veranderd: als Nederland eruit ligt, ben ik voor Duitsland.

‘Hoe zit het nu met 1982 en 1986?,’ hoor ik u zeggen. Simpel. Toen deed Nederland niet mee. Elke reminiscentiehobbel heeft een emotionele component.