Om deze vraag te beantwoorden, analyseerde een internationale groep wetenschappers de resultaten van 59 case-control studies naar afwijkingen in het microbioom bij acht verschillende psychiatrische stoornissen. De depressieve stoornis was in deze studies het beste vertegenwoordigd, gevolgd door schizofrenie, anorexia nervosa en de bipolaire stoornis. Wanneer de onderzoekers keken naar globale uitkomstmaten, vonden zij nauwelijks verschillen. Het microbioom van mensen met en zonder psychiatrische diagnose verschilde niet wat betreft biodiversiteit (totaal aantal verschillende bacteriesoorten) en slechts minimaal wat betreft rijkdom (totaal aantal bacteriën). Wanneer echter werd gekeken naar specifieke bacteriesoorten, lieten 57 van de 59 studies duidelijke verschillen zien tussen mensen met en zonder een psychiatrische diagnose. Deze verschillen waren echter niet stoornis-specifiek. Zowel schizofrenie als de depressieve, de bipolaire, en de angststoornis werden gekenmerkt door hetzelfde patroon: een overdaad aan de slechte, ontstekingsbevorderende bacterie Eggerthella en een tekort aan de goede, ontstekingsremmende bacteriën Faecalibacterium en Coprococcus. Op basis van deze resultaten lijkt het microbioom geen geschikte biomarker voor specifieke psychiatrische stoornissen. Terwijl de resultaten een categorale visie op psychopathologie niet ondersteunen, passen zij wel binnen een transdiagnostische visie. Zo bleek de bacterie Faecalibacterium negatief samen te hangen met de ernst van verschillende psychiatrische stoornissen. Het lijkt dus zinvol om het microbioom te beschouwen als een transdiagnostische factor die de klassieke DSM-categorieën overstijgt.
Bron: Nikolova, V. L. et al. (2021). Perturbations in gut microbiota composition in psychiatric disorders. A review and meta-analysis. JAMA PsychiatryDoi: 10.1001/jamapsychiatry.2021.2573
Beeld: David A Litman/shutterstock.com