Lees verder
Een jaar of drie loop ik nu mee in de wereld van de geestelijke gezondheidszorg. Wat mij daarin opvalt, is dat de psychiaters op alle fronten de touwtjes in handen hebben. Welk onderwerp het ook betreft in het publieke debat over de ggz, het zijn vooral psychiaters die zich luid laten horen in de media. Psychologen en verpleegkundigen zijn daarin nagenoeg onzichtbaar – ik weet in elk geval niet welke psychologen boegbeeld zijn in het publieke debat over kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven.
Henk Mathijssen

Ruim een jaar geleden lanceerde zorgverzekeraar Menzis een plan om de kosten voor behandeling van depressie en angsten te vergoeden op basis van behaald resultaat, niet op basis van het aantal behandelingen. Nog diezelfde avond zei Damiaan Denys – destijds voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP) – op televisie dat bekostiging op basis van resultaten een heel slecht idee is. In uitzendingen over wachtlijsten in de ggz horen we de visie van Jim van Os. Elnathan Prinsen, thans voorzitter van de NVVP, laat zich publiekelijk heel nadrukkelijk uit over de wet verplichte GGZ.

De dominantie van psychiaters in de ggz blijkt ook uit de sleutelposities die zij bestuurlijk innemen. Van de zestien bij het Kenniscentrum Bipolaire Stoornissen aangesloten grote ggz-instellingen hebben twaalf een eindverantwoordelijk psychiater in de Raad van Bestuur – tegenover slechts twee psychologen. Ook binnen behandelteams is het volstrekt vanzelfsprekend dat psychiaters in de lead zijn.

Allereerst: mijn bewondering voor de psychiaters! Zij zijn sterk verenigd binnen de NVVP. Desalniettemin is een te sterke dominantie van deze beroepsgroep ongewenst. Tweehonderd jaar psychiatrie hebben niet geleid tot een geweldige kwaliteit van zorg binnen de ggz. Er wordt te veel gelabeld naar diagnoses, er vindt overbehandeling plaats met psychofarmaca en er is te weinig aandacht voor de wensen van patiënten.

Gezondheid wordt evenwel niet langer gezien als louter de afwezigheid van klachten, maar als het leren leven met de fysieke, mentale en sociale beperkingen die het leven met zich meebrengt. Er bestaat dan ook sterke behoefte aan een aanvullend perspectief. Naast kwaliteit van zorg gaat het ook om kwaliteit van leven. Dit roept nieuwe vraagstukken op zoals ‘Hoe geven we het persoonlijk en maatschappelijk herstel vorm?’, ‘Hoe kunnen wij patiënten helpen met zelfmanagement?’ en ‘Hoe geven wij samen beslissingen vorm?’ Het wordt ook tijd voor andere gesprekken in de spreekkamer. Diagnoses moeten meer beschrijvend worden, het behandelplan moet niet alleen gaan over symptomatisch en functioneel herstel, maar ook over persoonlijk en maatschappelijk herstel. De regiebehandelaar moet hierin een heel belangrijke rol krijgen.

Dringend noodzakelijk is het oplossen van de versnippering en verdeeldheid in het beroepenveld van de psychologen. Er zijn vier beroepsverenigingen, daarnaast is er nog een aantal verenigingen voor afzonderlijke therapievormen. De psychiaters hebben daarentegen één vereniging die de zaken ogenschijnlijk strak organiseert en gericht is op de ontwikkeling van zorg.

Psychologen moeten een veel dominantere positie gaan innemen. De ruimte is er en het zal zeker worden toegejuicht door patiënten en naastenverenigingen.