Bij de opening van het jaarcongres van de Werkgemeenschap Arbeids- en Organisatiepsychologie vroeg ik me, enkele jaren geleden, hardop af hoe je als promovendus in de wetenschap kon overleven en floreren. Ik onderscheidde de replicator die netjes werk van anderen nadoet, de moderator die door anderen gevonden effecten nuanceert en de generator die bewijs levert voor een nieuw en helemaal zelfbedacht model.
Die laatsten zijn de Usain Bolts en Roger Federers van de wetenschap — deze Einsteins en Darwins zetten het Nederlandse onderzoek op de internationale kaart en stoten de ranking van hun universiteit tot grote hoogte op. Terwijl de baanbrekende generator grossiert in citaties en prijzen, leveren de replicator en moderator een onzeker achterhoedegevecht en zullen tot in lengte van dagen hun congresbezoekjes zelf moeten betalen. Kortom, zo redeneerde ik, wil je iets in de wetenschap, wordt dan generator en houd je afzijdig van replicatie of nuancering. Ik zou dit advies vandaag zo weer geven.
Toch reageerde ik eind september 2012 op het rapport-Schuyt over wetenschappelijke integriteit met het voorstel om replicatie een vast onderdeel te maken van de opleiding, er subsidies voor te oormerken en er ruimte voor te creëren in vaktijdschriften. Door replicatieonderzoek scheiden we sneller (te) toevallige bevindingen van werkelijk vernieuwend en baanbrekend onderzoek. Door replicatie komt er een fundament onder al dat baanbrekende onderzoek.
Dus terwijl ik jonge onderzoekers aanraad om vooral baanbrekend onderzoek te doen, adviseer ik hen om vooral replicatieonderzoek te doen. Lekker dan. Pleiten voor vernieuwend onderzoek en replicatie is pleiten voor een rommelig laboratorium waar fouten gewaardeerd en toevalstreffers serieus genomen worden en voor een strakke structuur waar je heel precies en schoon kunt werken. Het is vragen om baanbrekend out of the box te gaan en gemotiveerd andermans werk zo natuurgetrouw na te bootsen. Het is pleiten voor minder en voor meer van hetzelfde.
Gelukkig ben ik met mijn tegenstrijdigheden in goed gezelschap. Ook ministers, NWO-bestuurders en rectoren van Nederlandse universiteiten pleiten tot vervelens toe voor baanbrekend en vernieuwend onderzoek en staan vooraan bij het veroordelen van slodderwetenschap waarin voor replicatie geen plaats lijkt te zijn. Ze lauweren de succesvolle generator en laten via de achterdeur hordes onderzoekers vertrekken. Allemaal replicatoren en moderatoren die contractverlenging konden vergeten omdat ze iets te veel repliceerden en nuanceerden, en te weinig zelf bedachten. Allemaal goedbedoelende amateurs voor wie onze academische revisie een maatje te groot is en voor wie de transfermarkt geen oog heeft.
Met zo’n eenzijdig beloningssysteem is het wachten op het volgende ‘ongeluk’ in, bijvoorbeeld, de psycholinguïstiek of A&O-psychologie. Als we met en replicatie en baanbrekend onderzoek willen, zullen ministers, NWO-bestuurders en rectoren beide moeten waarderen en belonen. Dan hebben promovendi en postdocs geen carrièreadviezen meer nodig en kunnen ze gewoon doen wat ze mooi vinden. Dan krijgt de Lionel Messi van de Nederlandse wetenschap het team dat hem tot grote hoogte stuwt en samen triomfen viert. En wordt wetenschap weer een collegiale zoektocht van replicator, moderator, en generator.
Carsten de Dreu
Hoogleraar Arbeids- & Organisatiepsychologie aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de KNAW. E-mail: C.K.W.deDreu@uva.nl.