Lees verder
Het valt meteen op. Er staat geen auteursnaam op de voorkant van het boek. Het lijkt niet te gaan om anonimiteit, want de naam van de auteur staat wel op de achterkant en onder het dankwoord. Dit zal vast een idee van de uitgever zijn en geeft waarschijnlijk aan dat die dacht dat het boek de mensen niet zal interesseren voor wie de auteur is, maar voor wat hij is: een tbs’er. Een valse start voor een boek dat juist de mens achter de tbs’er toont.
Michiel van der Wolf

Er zijn al vaker biografieën verschenen over (ex-)terbeschikkinggestelden. Bijvoorbeeld die over de dichter Gerrit Achterberg (Wim Hazeu, 1988), die vanwege een levensdelict op zijn hospita vanaf 1938 zeventien jaar ter beschikking gesteld was. Hoewel zijn dichterschap voorop stond, is het boek ook vaak geprezen als een sociaalhistorische studie van de terbeschikkingstelling. Een volgende biografie over Gerrit de Stotteraar (Hagar Peeters, 2002), een berucht inbreker en ontsnappingskunstenaar, was juist bedoeld om ontwikkelingen in het gevangenis- en strafwezen van naoorlogs Nederland te illustreren. Hij was slechts kort voorwaardelijk ter beschikking gesteld, al zegt juist dat ook weer wat over de maatregel uit die tijd.

Ook andere biografieën over meer contemporaine tbs’ers gaan over uitzonderlijke gevallen. Bijvoorbeeld die over meester-ontsnapper Richard H., die beroemd werd door na zijn ontsnapping met een slijptol uit een tbs-kliniek doodleuk een televisie-interview te geven (Jeroen van Bemmelen, 2007). Of die over Jan H., die via drugshandel en door gewelddadigheid bij een Amerikaanse ‘prison-gang’ kwam en later terug in Nederland tbs kreeg (Frank van Gemert, 2011). Vanuit criminologisch oogpunt uiteraard heel interessant, maar specifiek als inkijkje in het tbs-systeem zijn vooral de autobiografieën van ‘gewone’ tbs’ers van waarde.

De eerste daarvan was in de jaren zeventig van Tjakko Roman (1971), in een tijd dat ‘justitiabelen’ voor het eerst een stem kregen. Wellicht vanwege die optimistische tijd waren er daarom nog wel wat aardige woorden over het systeem van de terbeschikkingstelling in te vinden. In de autobiografieën van na de millenniumwisseling moet het – inderdaad dan meer gesloten – systeem het juist ontgelden (bijvoorbeeld Onder dwang van Humphrey Ludwig en (journalist) Rick Blom (2001) en Tussen waan en werkelijkheid van Willem Olijve uit 2006). Dat geldt ook voor dit boek van Zippro, al schrijft hij over zijn veroordeling nog dat hij geen idee had wat tbs inhield, maar dat hij wel merkte dat anderen in het gevangeniswezen door die ‘status’ bang voor hem werden. Die angst van zijn medegedetineerden, net zoals die van de maatschappij, is grotendeels gebaseerd op misinformatie. Juist inkijkjes zoals dit boek, niet de krantenkoppen maar de echte verhalen en dan het liefst zo prettig leesbaar als dit, zijn nodig om een reëler beeld te krijgen van de tbs.

‘Kwakzalvers’

De eerste hoofdstukken tonen hoe een mens ertoe kan komen om uiteindelijk een afschuwelijk delict te plegen. Het idee dat zo iemand een ‘onmens’ is, een monster, houdt niet lang stand als je gelijkenissen ontdekt met jezelf. Hij moet ongeveer even oud zijn als ik, want net als hij werd ik, in weerwil van onze geografische herkomst, supporter van PSV, omdat die club net toen wij ons voor voetbal gingen interesseren in 1988 de Europacup 1 won en het jaar daarna Romario inlijfde. De verschillen ontstaan door de omstandigheden. Zippro ziet in de tbs om zich heen welhaast alleen maar mensen die een even beschadigende jeugd hebben gehad als hij.

De hoofdstukken over de behandeling in de tbs-kliniek vertonen een grote gelijkenis met Ervaring niet vereist, het boek van behandelaar (wijlen) Leonie Holtes (2013). ‘De wetenschap van de geest was niet zoals andere wetenschappen, er was niets tastbaars’, had Holtes – die op dat vlak meer van haar vak verwacht had – ook geschreven kunnen hebben. Maar Zippro schrijft het bijna vergoelijkend naar aanleiding van zijn ervaringen met de gedragskundige wetenschap. Het zijn gedragsdeskundigen – ‘kwakzalvers’ in zijn woorden – die adviseren om het volwassenenstrafrecht op hem toe te passen en tbs op te leggen als hij zeventien is. Het zijn behandelaars die steeds met nieuwe diagnoses komen, van psychopathie op basis van een door hem vakkundig bekritiseerd instrument, tot Asperger op basis van één kort gesprek. Et cetera.
De observaties over het personeel vertonen bovendien grote gelijkenis met het boek Filosoof in de bajes van ex-gedetineerde Rein Gerritsen: de onmacht die het onmogelijk maakt om tegen door het personeel begaan onrecht op te komen, het klassieke dilemma van ‘wie bewaakt de bewakers’. Symptomatisch zijn alleen al de vele relaties tussen therapeuten en terbeschikkinggestelden die in het boek beschreven worden. ‘Op zich was het idee van de tbs niet verkeerd, het grote probleem was het gebrek aan kundige mensen,’ concludeert Zippro die ook een aantal behandelaars – de namen zijn gefingeerd, maar aan de beschrijvingen zijn ze door ingewijden te herkennen – juist positief benoemt.

Melkkoeien

Ook tonen deze memoires het doorgaans grillige verloop van een tbs-behandeling, stap voor stap aan vrijheid winnen en na een incident weer op nul moeten beginnen. Hoewel hij later in het boek zijn eigen rol in mislukte behandelpogingen erkent, blijkt ook de grote rol van externe omstandigheden. De wisseling van een hoofdbehandelaar maakt eerdere afspraken ongedaan. De financieel- en sociaal-politieke context is eveneens van grote invloed.
Zippro concludeert dat het systeem een industrie is, ‘een grote boerderij… met de tbs’ers als melkkoeien’ waaraan de klinieken zich verrijken. Als iemand lang in de tbs blijft, krijgt de kliniek uiteindelijk minder geld en wordt het of vrijheid of longstay, is zijn analyse. Die klopt in ieder geval met de aangetoonde grote invloed van financiën in de tbs. ‘Laat het systeem je niet inhalen,’ zegt zijn psychotherapeut, maar dat gebeurt wel. Tijdens zijn verblijf in het systeem worden, naar aanleiding van enkele geruchtmakende recidives, de teugels strakker aangetrokken. Waar hij in het begin snel op verlof kon, blijkt die procedure na meer dan tien jaar in de tbs veel ingewikkelder.
Uiteindelijk komt er toch vooruitgang. Naar eigen zeggen vooral door meditatie, een boek dat tot mindfulness aanzet, en wetenschappelijke inzichten als ‘hersenen kunnen nieuwe verbindingen maken’. De ondertoon is: niet dankzij de tbs-behandeling, maar desondanks. Dat is eigenlijk de standaardredenering in autobiografieën van uiteindelijk succesvol gebleken tbs’ers en dat gun ik ze. Maar aan de andere kant bewijzen zij juist het gelijk van het tbs-systeem. De tbs creëert de omstandigheden waarin een mens zijn eigen lot in handen kan nemen – zoals Roman al schreef. Al is het alleen maar de dreiging van de oneindige vrijheidsbeneming, de tijd die je krijgt om na te denken – zoals Zippro schrijft in zijn blog van oktober 2014 op crimelink.nl –, de paar personen die je echt vooruit helpen – zoals de dominee die hem met meditatie in aanraking brengt – en al die aspecten van de behandeling die niet als zodanig worden erkend.
Het boek eindigt met een positieve noot. Maar (nog) niet zo positief als de voorkant doet vermoeden. In de ondertitel staat ‘voormalig tbs’er’, maar aan het eind blijkt dat zijn dwangverpleging nog slechts voorwaardelijk beëindigd is. Dan ben je dus nog niet van de tbs af en ligt bij elke overtreding van de voorwaarden ook de verpleging voor onbepaalde tijd weer op de loer. Af te leiden is dat zijn verlengingszitting in september 2014 moet zijn geweest, maar in zijn blog uit oktober staat daar niks over. Een open einde.

Bespreking van:
Levenslang? Autobiografie van een voormalig tbs’er
Door: W. Zippro (2014)
Epe: Uitgeverij Gelderland, 304 p.