Het is een essentieel kenmerk van elke vorm van psychotherapie om je aandacht zorgzaam en zorgvuldig op je cliënt te richten. Binnen de praktijk van mindfulness neemt aandacht echter een centrale plek in. Mindfulness (MBSR of MBCT) is in wezen geen therapie, maar een training in een zuivere vorm van aandacht: gericht op het ervaren van het hier en nu, van moment tot moment, zonder te oordelen en zonder die ervaring op enige wijze te beïnvloeden of veranderen. Mindfulness vindt haar oorsprong in de beoefening van de leer van de Boeddha (zo’n 2.600 jaar geleden) als een van de aspecten van het achtvoudige pad. Het zijn levensadviezen die, in de praktijk gebracht, een vrijere relatie bieden met het lijden dat inherent is aan het menselijke bestaan. Mindfulness als boeddhisme zonder het boeddhisme, zoals Jon Kabat-Zinn het ooit verwoordde in een interview. Mede hierdoor heeft mindfulness in onze hedendaagse westerse cultuur steeds meer vaste grond gevonden. Het aantal publicaties neemt dan ook exponentieel toe; van boeddhistisch geïnspireerd tot meer toepassingsgericht over een eindeloos scala aan onderwerpen, zoals lichamelijke gezondheidszorg, arbeid, onderwijs, creativiteit, eetproblematiek, opvoeding, en noem maar op. Door velen toegejuicht, door anderen fel bekritiseerd.
Monique Hulsbergen heeft hier nog een werk aan toegevoegd en weet hiermee, ondanks de schijnbaar verzadigde markt, toch te komen met een boek dat er uitspringt. Hulsbergen beoogt met De aandachtsvolle therapeut mindfulness te integreren in de ggz. Terecht vraagt zij zich af of de vele (voor)oordelen over de toepassing van mindfulness in de reguliere gezondheidszorg, een gepaste integratie in therapieland mogelijk maken. Is mindfulness nu een door het boeddhisme geïnspireerde levensvisie of een potentieel werkzame behandeltechniek? Hulsbergen tracht vanuit haar eigen ruime ervaring mindfulness op beide manieren te beschrijven en te integreren in de meer gangbare vormen van psychotherapie. Ze richt zich op de cognitieve gedragstherapie en onder andere ook op ACT, die een eigen positie en identiteit claimt als derde golf cognitieve gedragstherapie.
Het eerste deel van het boek biedt een helder overzicht en een kritisch bespreking van mindfulness als potentiële methode om met menselijk lijden om te gaan. Hulsbergen plaatst mindfulness allereerst in zijn historische context en vervolgens naast de meer ‘moderne’ toepassingsvormen zoals nu ontwikkeld en geïntegreerd binnen de huidige westerse psychotherapie. De bespreking van de meest voorkomende mythen en vooroordelen over mindfulness maakt de kritische lezer nieuwsgierig naar de zin en onzin ervan vanuit westers wetenschappelijk oogpunt. Hulsbergen vervolgt haar boek met een uitgebreid overzicht van het wetenschappelijk onderzoek. Ze bespreekt verschillende conceptualisaties van mindfulness die onderzoek mogelijk maken naar de werkzame mechanismen van deze bijzondere vorm van aandacht. Mindfulness kan worden geconceptualiseerd als vaardigheid, attitude of intentie, en vervolgens worden ontleed in bekende psychologische variabelen. Hierbij gaat ze in op door Shapiro en anderen gepostuleerde mechanismen: zelfregulatie, waardeverheldering, cognitieve, emotionele en gedragsmatige flexibiliteit, en exposure. Zij sluit het deel af met een bondig overzicht van belangrijke vragenlijsten en resultaten van verscheidene onderzoeksgebieden.
Opgemerkt dient te worden dat mindfulness door de ontleding in allerlei technische variabelen en ‘bekende’ mechanismen, dreigt te worden verengd tot een cognitief/emotioneel proces. De benadering van mindfulness als bewustzijnsfenomeen en -proces wordt hiermee buiten beschouwing gelaten. We dienen echter niet te vergeten dat mindfulness voortkomt uit een contemplatieve wetenschappelijke benadering vanuit de eerste persoon (zie o.a. Han de Wit, Contemplatieve psychologie, 2000), terwijl we in de moderne westerse psychologie de psyche vanuit de derde persoon benaderen. Beide perspectieven hebben hun waarde en kunnen elkaar aanvullen. De discussie hierover wordt terecht niet in dit boek gevoerd.
In het tweede deel van het boek richt Hulsbergen zich op de integratie en toepassing van mindfulness op het gebied van psychotherapie, met name de cognitieve gedragstherapie. Hulsbergen leidt de lezer met praktische voorbeelden door het gedragstherapeutisch proces (functieanalyse, betekenisanalyse, behandelplan…) en laat hem vervolgens kennisnemen met de implementatie van mindfulness hierin. Eerder geïntroduceerde begrippen en concepten worden begrijpelijk gemaakt in de uitvoerige beschrijving van hun toepassingen. Hulsbergen verweeft theorie vanuit verschillende kaders (gedragstherapie, MBCT, ACT) met heldere casuïstiek en praktische mindfulnessoefeningen. Hierdoor wordt de lezer uitgenodigd tot het exploreren van de integratie van beide in de eigen praktijk. Ze vult dit aan met aandachtspunten en mogelijke obstakels bij het toepassen van mindfulness in de gedragstherapie. Zij sluit af met de voordelen van de beoefening van mindfulness als aandachtsvolle therapeut of trainer.
Het boek is uitermate geschikt als kennismaking en als studieboek voor zowel leken als gevorderden op het gebied van mindfulness. De beschreven oefeningen en verklaringsmodellen bieden de lezer ook praktische handvatten om met mindfulness te experimenteren. Dit is uiteraard geen vervanging voor een gedegen eigen beoefening en training, maar het biedt wel de mogelijkheid tot een exploratie van de potentie van mindfulness als aanvulling op reeds bekende vormen van psychotherapie.
Dr. R. Thewissen is werkzaam als psycholoog, ACT-therapeut en mindfulnesstrainer. E-mail: roy@mindfulness-trainingen.nl.