Lees verder

Wie beroemd wil worden in de wetenschap doet er goed aan een theoretisch begrip of liever nog een wetenschappelijke wet op zijn naam te schrijven. Nu zijn wetten in de sociale wetenschappen niet dik gezaaid. Anders dan de objecten in de natuurwetenschappen hebben mensen de neiging zich nogal onvoorspelbaar te gedragen en kunnen ze eventuele voorspellingen over hun gedrag ook actief om zeep helpen. Naar verluidt is het zogeheten bystander effect – een drenkeling heeft minder kansen bij meer omstanders – in vijftig jaar tijd dramatisch afgenomen, mogelijk als gevolg van regelmatige publicaties over het fenomeen.

Binnen de psychologie is Gerard Heymans (1857-1930) echter niet bekend geworden door de wet die hij formuleerde. Hij geldt, ook blijkens de ondertitel van dit proefschrift over Heymans, als grondlegger van de empirische psychologie in Nederland. Wat dat precies betekent, is niet zo duidelijk – Dekker laat nadrukkelijk zien dat Heymans geen school heeft gemaakt – maar Heymans was wel de eerste hoogleraar in Nederland met de toevoeging ‘zielkunde’ in zijn leeropdracht. Hij werd aldus beëdigd op 16 september 1890, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn inaugurele rede heette Het experiment in de Philosophie.
In het daaropvolgende jaar beijverde Heymans zich om voor dat experimenteerwerk een eigen psychologisch laboratorium te krijgen. Dat vergde overheidssteun, het budget moest een plaats krijgen in de onderwijsbegroting, en eindelijk, op 27 januari 1892, keurde de Nederlandse volksvertegenwoordiging de begroting goed. Het ging om een post van 500 gulden. Daarmee werden ‘de grondslagen van het eerste psychologisch laboratorium in ons vaderland gelegd’, aldus een trotse Heymans, die echter direct een domper op de vreugde plaatste: ‘Eigen localiteiten voor het onderwijs en de practische oefeningen waren in dezen tijd nog niet beschikbaar, zoodat de betrokken hoogleraar genoodzaakt was, daarvoor een kamer in zijne woning in te ruimen.’

Bevorderen van eerherstel
De empirische psychologie in Nederland was dus aanvankelijk een vorm van huisnijverheid, maar dat stond de vooruitgang ervan geenszins in de weg. Heymans, die in 1880 was gepromoveerd (te Leiden) in de staatswetenschap en in 1881 bij Wilhelm Windelband in Freiburg een tweede proefschrift in de filosofie verdedigde, was gefascineerd door de toepassing van de wiskunde op empirische vraagstukken. Zijn grote voorbeeld was Gustav Fechner, die in 1860 de experimentele bevindingen van de fysioloog Ernst Weber over de waarneming van verschillen tussen twee prikkels een wiskundige vorm gaf en uitbreidde. Zo ontstond de wet van Weber-Fechner: ‘de psychische gewaarwording is evenredig met de logaritme van de intensiteit van de fysische prikkel’.
Heymans borduurde hierop voort: wat gebeurt er als je in zo’n waarnemingsexperiment een derde, remmende prikkel invoert? Antwoord: dat verhoogt de gewaarwordingsdrempel voor het verschil tussen twee prikkels proportioneel met de intensiteit van die derde prikkel. Er is, anders gezegd, sprake van inhibitie. Zo wordt bijvoorbeeld het gevoel van een zwakke pijnprikkel op de hand afgeremd als vlak daarbij een iets sterkere pijnprikkel wordt aangeboden. Voor deze wetmatigheid in psychofysische inhibitie gaf Heymans in 1899 een mathematische formule (voor de liefhebbers: rᵣ = r₀ + hR), die naar zijn opvatting het meer speciale geval van de wet van Fechner omvatte.
Opmerkelijk genoeg is deze wet van Heymans in Nederland nagenoeg onbekend gebleven, en ook internationaal is de aandacht niet overweldigend te noemen: tot 1938 werd Heyman’s Law vier keer genoemd in titels van psychologische publicaties, daarna verdween ze geheel uit de primaire psychologische literatuur, in tegenstelling tot de wetten van Weber en Fechner. Dekker, aan wie ik vrijwel alle bovenstaande wijsheden heb ontleend, wil met zijn boek het eerherstel van de Wet van Heymans bevorderen. Hij stelt voor deze wet een plaats te geven in de geschiedschrijving van de Nederlandse psychologie, in de Nederlandstalige handboeken en in de psychologiecurricula in Nederland.
Dekker probeert ook te achterhalen wat de oorzaken van deze vergetelheid kunnen zijn geweest. Aan de kwaliteit van de wet zelf kan het niet gelegen hebben, concludeert hij na een uitvoerige inhoudelijke bespreking van de wetten van Weber, Fechner en Heymans. Mogelijk had het iets met de taal te maken: Heymans schreef in het Duits, en Hemmung heeft andere connotaties dan het bredere inhibition. Toch was het juist in de vs dat replicatieonderzoek werd gedaan naar Heyman’s Law, met herhaalde confirmatie als gevolg. Dekker oppert dat misschien juist dit de onbekendheid heeft bevorderd: een wet die geen discussie genereert, wordt wel gearchiveerd in de naslagwerken, maar trekt verder geen aandacht, in Nederland althans niet.

Statistiek als novum
De oorzaak van dat gebrek aan aandacht lijkt wel duidelijk: tot aan het begin van de jaren twintig was Heymans een eenling in de Nederlandse experimentele psychologie, en latere hoogleraren als Brugmans (Heymans’ opvolger in Groningen) en Roels (in Utrecht) sloegen andere wegen in dan de nogal specialistische psychofysica waarbinnen Heymans’ wet een plaats had. Een andere oorzaak was mogelijk Heymans’ enorme productiviteit op allerlei gebieden: visuele illusies, parapsychologie, déjà vu-ervaringen, persoonlijkheidstypologie, de psychologie der vrouwen, erfelijkheid, onderwijs en dromen. Bij al dit onderzoek maakte hij nadrukkelijk gebruik van statistische methoden, wat in zijn vakgebied toen evenzeer een novum was als het experiment.
Buiten deze empirische productiviteit bleef Heymans ook actief op filosofisch gebied, in het bijzonder aangaande de relatie tussen lichamelijke en psychische processen, een kwestie die nog steeds actueel is. Aanvankelijk hing Heymans het parallellisme aan – processen in de hersenen en het bewustzijn vormen twee reeksen afzonderlijke processen – maar na 1898 werd hij aanhanger van het psychisch monisme: psychische en neurologische processen vallen samen, maar de ultieme werkelijkheid is uiteindelijk psychisch van aard. Deze variant van het panpsychisme – ‘alles is bezield’ – kreeg ruimere bekendheid via de rede De toekomstige eeuw der psychologie die Heymans in 1909 hield bij zijn afscheid als rector magnificus van de Groningse universiteit.

Een nieuwe religie
In zijn afscheidsrede ging hij vooral in op de mogelijke maatschappelijke rol van de psychologie. Kort gezegd: de natuurwetenschappen hebben ons comfort en welvaart gebracht, maar we zijn er niet gelukkiger door geworden. Wij kennen onszelf niet goed, staan vreemd tegenover onze medemensen en zijn het contact met ‘de grond der dingen’ verloren. Voor de eerste twee kwesties zou ‘de nieuwe wetenschap van de psychologie’ soelaas kunnen bieden, voor het laatste ‘de leer van het psychisch monisme’, die door Heymans de rol van nieuwe religie leek te worden toebedeeld. Dit kwam hem op felle kritiek te staan van de Leidse hoogleraar filosofie Gerard Bolland, met wie hij het al vaker aan de stok had gehad. Het droeg in ieder geval bij aan Heymans’ naamsbekendheid als filosoof en intellectueel.
Het proefschrift van Dekker, verdedigd aan dezelfde universiteit waar Heymans hoogleraar was, is een wat atypisch product naar hedendaagse wetenschapshistorische normen, allereerst omdat het in hoofdzaak beschrijvend is en daarbij dicht op de huid van Heymans zelf zit. Voor zover er context aan bod komt, gebeurt dat via het perspectief van de hoofdpersoon. Het is vooral een grondige en gedetailleerde biografie, werkelijk alles van Heymans is onderzocht, en het boek bevat veel documentatie. Zo vinden we in bijlage 1 zijn genealogische kwartierstaat, in bijlage 5 een grafologische analyse van zijn handschrift, en aan het slot een complete bibliografie. Atypisch is ook dat het proefschrift neigt naar een hagiografie, vooral in passages waarin de auteur meent dat de geschiedenis Heymans tekort heeft gedaan, en geschiedschrijvers en psychologen anno nu aanspoort dit tekort te compenseren. Maar de geschiedenis is onrechtvaardig en daar zal dit boek niets aan veranderen. Het is wel een mooi monument voor Nederlands’ eerste psycholoog.

Ruud Abma is werkzaam bij de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht en is tevens redacteur van De Psycholoog. E-mail: r.abma@uu.nl.