Bijna een eeuw geleden selecteerde Lewis M. Terman in Californië een groep bijzonder slimme schoolkinderen. Terman en zijn medewerkers hebben in de volgende decennia deze mensen periodiek onderzocht. Op allerlei criteria scoorden zij bijzonder gunstig. Kennelijk is de kans groot dat het leven heel plezierig verloopt wanneer je als hoogbegaafd bent gediagnosticeerd.De Nederlandse onderzoekers Maud van Thiel en Imanda Slief-Boom bewandelen nu de omgekeerde weg. Zij geven kortdurende groepstherapie aan hoogbegaafde volwassenen. Hun groepen komen verspreid over een jaar twintig keer bij elkaar (telkens voor drie uur). Voorafgaand aan elke bijeenkomst moeten de deelnemers opstellen schrijven over bepaalde aspecten van hun leven. De onderzoekers hebben de verhalen van 76 cliënten gebruikt voor een inhoudsanalyse. Gemiddeld waren die cliënten 38 jaar oud; hun leeftijden liepen uiteen van 17 tot 66 jaar. De conclusies die Van Thiel en Slief-Boom op basis van hun analyse trekken, staan lijnrecht tegenover die van Terman c.s.: het leven van hoogbegaafden is een brok ellende, met soms wat kleine lichtpuntjes.
De Nederlandse onderzoekers bespreken het project van Terman nergens in dit boek, en dat is jammer, want waarom is het beeld van hoogbegaafde levens zo verschillend? Van Thiel en Slief-Boom realiseren zich wel dat zij met een bijzondere groep werken, omdat de Nederlandse hoogbegaafden zichzelf voor een vorm van psychotherapie hebben aangemeld. Toch suggereren ze dat alle andere hoogbegaafden een leven leiden dat niet zo heel erg zal verschillen van de hier onderzochte groep. Een duidelijk bewijs ontbreekt; de auteurs gaan af op hun eigen ervaring. Ze veralgemeniseren hun stelling dat het leven van hoogbegaafden neerkomt op een lange aaneenschakeling van valkuilen.
Misschien ondervond de groep van Terman duidelijke voordelen van het onderzoek zélf: de deelnemers werden van jongs af aan erkend als bijzonder begaafd. Bij Van Thiel en Slief-Boom kwam de erkenning vaak pas op het moment dat men tot de therapiegroep werd toegelaten. Maar het Nederlandse project gaat mank aan een veel algemener probleem. Denk bijvoorbeeld aan het hello-goodbye effect waar psychotherapeuten zich gemakkelijk op verkijken. Wie zich als cliënt aanmeldt voor een therapeutische behandeling zal geneigd zijn de eigen problemen wat aan te dikken, want je moet toch duidelijk maken dat je deze behandeling écht nodig hebt. Na afloop van de behandeling bestaat de neiging de therapeut extra veel krediet te geven, want je wilt toch het gevoel hebben dat al die tijd en moeite niet voor niets is besteed. Er zullen allerlei verwachtingseffecten hebben gespeeld. De cursisten kwamen bij elkaar omdat zij het leven moeilijk vonden. Als dan wordt gevraagd om over herinneringen te schrijven, ligt het weinig voor de hand om met louter vrolijke verhalen voor de dag te komen. Wie zwaarmoedig is gestemd, schetst het eigen verleden vooral in negatieve termen. Bovendien zal een hoogbegaafde niet voor anderen willen onderdoen. Als groepsgenoten ellende weten op te dissen, dan kan zo iemand dat nog beter!