Lees verder

‘Ik hoop dat u zich steeds prettiger zult voelen in Holland, en het zal nog lang duren voordat de nazi’s ook dit land bezetten – als het al gebeurt,’ schreef Freud op 20 november 1938 vanuit zijn nieuwe woning in Hampstead (London) aan de Nederlandse psychoanalytica Jeanne Lampl-de Groot. Zij en haar gezin (haar man Hans Lampl was Joods) hadden zich genoodzaakt gezien naar Nederland te vertrekken, waar de Duitse bezetting echter minder lang op zich liet wachten dan Freud kennelijk voorzag.

Jaren daarvoor, in 1933, meende Freud in een brief aan Jeanne dat Oostenrijk een minder bruut fascisme tegemoet kon zien dan Duitsland. Maar in 1938 was het de familie Freud zo heet onder de voeten geworden dat verder uitstel van een vertrek naar London onverantwoord zou zijn geweest. Voor een verstandig man als Freud, die zich altijd rekenschap heeft gegeven van zijn tijd, zijn zijn voorspellingen over de successen van de nazi’s niet erg betrouwbaar gebleken.
Jeanne was in 1922 bij Freud in analyse gegaan en al snel was hun omgang meer dan alleen professioneel te noemen. Door de jaren heen, tot aan Freuds dood in 1939, hebben ze altijd een warm contact onderhouden, waarbij Jeanne niet alleen bij Freud over de vloer kwam, maar ook met hem correspondeerde. Haar brieven zijn door Anna Freud (naar de wens van Jeanne) vernietigd, voorafgaand aan de vlucht naar Londen. Freuds brieven zijn daarentegen bewaard gebleven en geven een goed beeld van de aard van hun relatie.

Sigaren
Jeanne was een leeftijdgenoot van dochter Anna, met wie ze al snel bevriend raakte en dat een leven lang bleef. De briefwisseling vangt aan als Jeanne in 1921 in analyse wil bij Freud (ze begint uiteindelijk in 1922). De correspondentie ging echter over van alles en nog wat. Natuurlijk over de psychoanalyse en de psychoanalytische beweging. Jeanne’s eerste eigen theoretische bijdragen waren onder meer een studie over de vrouwelijke seksualiteit, waarbij ze correcties aanbracht op Freuds visie en Freud accepteerde dat (wat niet altijd even vanzelfsprekend was). Al gauw ging zij zich, net als Anna, ook steeds meer interesseren voor de kinderlijke ontwikkeling. Vaker gaan de brieven echter over persoonlijke zaken. De bemoeienis van Freud met de liefdesperikelen van Jeanne zouden we nu misschien wel impertinent vinden, maar had destijds vast ook iets vaderlijks. Evenals later de warme belangstelling voor haar gezin, als Freud weer eens foto’s had mogen ontvangen van (één van) de kinderen. Kennelijk had Jeanne zich een keer in de begeleidende brief bij zo’n foto verontschuldigd voor de strenge blik van haar dochter, maar Freud wilde er niets van horen en typeerde het meisje als ‘kleine beauty’. De ernstige blik beviel hem juist zeer: ‘Een schoonheid hoeft niet te lachen.’
Soms kun je je niet aan de indruk onttrekken dat Freud zo gesteld was op Jeanne omdat ze hem regelmatig voorzag van zendingen sigaren, die naar de smaak van Freud voortreffelijk waren (‘De Hollandse sigaren zijn voor mij nog steeds de beste’). Op verschillende plekken wordt, op initiatief van Freud, het honorarium dat hij nog te goed heeft voor de analyse verrekend met het bedrag voor de sigaren (‘Ik kan me zulke hoeveelheden niet cadeau laten doen’). Ook Freuds broze gezondheid, ten gevolge van steeds voortwoekerende mondkanker, keert steeds terug, al was het maar omdat die hem het plezier in het roken ontnam. Maar net zo zeer is hij bekommerd om de gezondheidstoestand van Jeanne en haar gezin.
Dat haar relatie met Freud niet een van de velen was, blijkt onder meer wanneer hij haar schrijft dat hij aan een reeks Neue Vorlesungen werkt. Hij schrijft ze echter niet uit een ‘innerlijke behoefte’, maar om de slechte financiële situatie van de psychoanalytische uitgeverij te verlichten. Maar dat is een geheim. Slechts Martin (zoon van Freud) en Anna weten ervan. En zij dus.

Ingehouden intimiteit
Freud heeft duizenden brieven geschreven, aan vrienden en collega’s zoals Wilhelm Fliess, Carl Jung, Karl Abraham, maar ook aan zwaargewichten als Stefan Zweig, Thomas Mann en Albert Einstein. De meeste van die brieven zijn bewaard gebleven en in vele talen te lezen. Misschien dat de brieven aan Jeanne Lampl-de Groot niet hetzelfde historische gewicht hebben als de brieven aan bovenstaande personen, ze zijn wel degelijk een aanwinst voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de psychoanalyse. Bovendien zijn ze een welkome aanvulling bij alles wat we al weten over de psychoanalyse in Nederland.
De brieven geven echter vooral een mooi beeld van de manier waarop Freud met een soort ingehouden en tegelijkertijd openhartige intimiteit zijn relatie met Jeanne onderhield. De bezorging van de brieven is bovendien voortreffelijk. Het boek is mooi uitgegeven en de brieven zijn uitstekend vertaald. Aangevuld met een informatieve inleiding (van vertaalster Gertie Bögels), voetnoten en fotomateriaal is het niet alleen een onderhoudend, maar ook een leerzaam boek geworden.

Dr. G. Breeuwsma is als ontwikkelingspsycholoog verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens redacteur van De Psycholoog. E-mail: g.breeuwsma@rug.nl.