Daarin vertelt ze openhartig en met zelfspot over de wegen die ze heeft bewandeld om van haar moedeloosheid af te komen. Bijvoorbeeld door een dagboekje bij te houden over haar doodswens. Een jaar lang zou ze al haar gedachten en gevoelens eerlijk opschrijven, en als haar doodswens na dat jaar nog hetzelfde zou zijn, mocht ze hem van zichzelf tot uitvoer brengen. Wat bleek: door haar leven als een aflopend project te zien, werd ze minder veeleisend ten opzichte van zichzelf. Dingen mogen mislukken, besefte ze, en vanaf dat moment ging alles beter en verdween haar doodswens naar de achtergrond.
Van Kooten rekent af met goedbedoelende types die psychische klachten bagatelliseren: ‘Je zegt toch ook niet tegen iemand met een gebroken been: probeer er maar gewoon op te staan’. En ze ruimt misverstanden uit de weg. Ze heeft het niet over ‘een dipje’ als ze het woord depressie gebruikt. Een depressie is niet zo’n dalletje waar je met een cursus mindfulness wel weer uitkomt. Nee, ‘het voelt alsof je wordt overgoten met zwart lood,’ schetst ze overtuigend, en op zo’n moment voel je dat ze even geen grappen maakt.
Mooie kleine liedjes wisselt ze af met hilarische scènes waarin een bonte stoet personages voorbij trekt, lotgenoten die ze bijvoorbeeld trof bij een workshop in dankbaarheid die volledig ontspoorde. Stuk voor stuk zijn ze natuurlijk gekker dan zij. ‘Want zo denkt immers elke psychiatrisch patiënt.’
Ik zie de bui al hangen (cabaret)
Door: Marjolijn van Kooten