Lees verder
Tien jaar geleden werd de term narcisme in ons land nog aarzelend gebruikt, tegenwoordig lijkt de term niet alleen bij professionals ingeburgerd maar ook in onze media en cultuur. Niet zelden wordt de term geassocieerd met een stoornis en in veel huiskamers wordt narcisme als scheldwoord gebruikt.
Jan Derksen

Martin Appelo, gz-psycholoog en cognitief gedragstherapeut, publiceerde eerder Een spiegel voor narcisten (2013). In dat boek beschrijft hij onder meer Neelie Kroes, Steve Jobs, Nina Brink en Pim Fortuyn. Het diagnosticeren op afstand, zonder de persoon zelf te spreken, is een basisfout die een BIG-geregistreerd psycholoog niet zou mogen maken.

In zijn dit jaar verschenen Wij Zij, gaat de wereld aan narcisme ten onder? herhaalt hij gelukkig niet het analyseren van bekende personen. Vooral Amerikaans onderzoek lijkt erop te wijzen dat het in de westerse samenlevingen toegenomen narcisme perfect lijkt te passen in onze cultuur. In de context van de doorontwikkelde individualisering paste het niet meer dat ouders hun kinderen opvoedden met bescheidenheid en met meer oog voor anderen dan voor zichzelf. De openlijke trots en het kind in het middelpunt plaatsen, bereidde ze beter voor op een cultuur waarin ze moeten excelleren, topprestaties leveren, hun talent ontplooien enzovoort. Amerikaans onderzoek middels vragenlijstmethoden heeft deze verandering geïllustreerd. De gebruikte instrumenten voor zelfwaardering lieten in vergelijking met eerdere generaties plafondscores zien. In Nederland zijn diepte-interviews gehouden met mensen die in hun werk al twintig jaar in contact staan met anderen, zoals leraren, politiemensen en huisartsassistentes. Gevraagd werd naar hun beeld van de doorsnee persoon toen en nu. Hun antwoorden ondersteunen het beeld dat uit het Amerikaanse onderzoek oprijst.

Narcisme gaat over zelfgevoel; een hoger dan gemiddelde score geeft aan dat de persoon zichzelf belangrijker vindt dan die ander. Het kan als een dimensie worden voorgesteld: aan het ene uiterste de mensen die zichzelf minderwaardig voelen, aan het andere uiterste mensen die zichzelf als grandioos en omnipotent ervaren en een opvallend gebrek aan empathie kennen. Milde verschuivingen in de richting van meerderwaardigheid kenmerken een trotse en assertieve houding, iemand die zichzelf goed kan redden in onze samenleving.

In Appelo’s boek staat narcisme voor ongeveer alles wat slecht is. Hij onderscheidt de ‘verwenden’ en de ‘buitenstaanders’ en beiden hebben een ‘oersoepprobleem’. Deze soep bestaat uit drie V’s: voedsel, veiligheid en validatie in de kindertijd. Hij bekritiseert het wij-zijdenken, eigen aan de narcistische thematiek, en worstelt met de vraag of onze cultuur er aan ten gronde gaat. Hij komt niet tot een overtuigd ‘ja’ of ‘nee’. Het is jammer dat het wij-zijdenken uiteindelijk ook door hemzelf wordt beoefend – waarbij ‘wij’ staat voor de goedwillende door de levenslessen van wijlen de filosoof René Gudde ondersteunde, genuanceerde denkers en doeners, en ‘zij’ voor de narcisten die een bedreiging voor ons vormen.

Door: Martin Appelo (2017)
Amsterdam: Boom Uitgevers, 257 p.