Lees verder

Het idee om korte psychologische hulp laagdrempelig aan te bieden in de leefomgeving van potentiële cliënten ontstond in Nederland aan het eind van de jaren zeventig. De psychologen waren jong en net klaar met hun doctoraal klinische psychologie. Zij waren op zoek naar werk in deze jaren van economische recessie. Zij vormden hun opvattingen in de ronkende jaren zestig: psychologische hulp moest beschikbaar worden gemaakt voor het grote publiek en niet alleen voor de yavis-patiënten (jong, aantrekkelijk, verbaal, intelligent en succesvol). Hieraan wilden deze psychologen zelf bijdragen door de drempels voor die hulp te slechten. De ziekenfondsen, noch de particuliere verzekeraars vergoedden psychologische hulp, wat ertoe leidde dat deze jonge psychologen betalingen voor verleende diensten vroegen die waren aangepast aan het inkomen van de cliënt. Dat was niet gebruikelijk in Nederland. Begin jaren tachtig was de eerstelijnspsycholoog (elp) in Nederland een feit en de opkomst en verbreiding ervan werden omringd met aanzienlijke publiciteit. In de meeste landelijke en stedelijke gebieden in Nederland hebben huisartsen tegenwoordig een meer of minder intensieve samenwerkingsrelatie met een dergelijk elp. Sinds 1 januari 2008 wordt een totaal van acht zittingen per kalenderjaar bij de elp vergoed als onderdeel van de basisverzekering, met een eigen bijdrage van tien euro per zitting. Als onderdeel van de aanvullende verzekering komen hier nog twee tot vier zittingen bij. Het Nederlandse model van eerstelijnspsychologische hulpverlening is uniek in de wereld en kan als een groot succes worden beschouwd (Derksen, 2009)

Als er dan een boek verschijnt met in de titel Kortdurende psychologische interventies voor de eerste lijn dan verwacht ik dat dit uit de koker van (leden van) de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (lve) afkomstig is, zoals eerder het Handboek psychologie in de eerste lijn (Lamers, Bosch, Hinderink & Verschuren, 2006). Niets is minder waar. Uit dit boek, geredigeerd door Rijnders en Heene (beiden zijn psycholoog), kun je niet opmaken dat er ongeveer dertienhonderd eerstelijnspsychologen in Nederland werken. Het is een boek geschreven door en bestemd voor tweedelijnshulpverleners die de laatste jaren in de richting van de eerste lijn bewegen. Reden temeer om dit fraai door Boom vormgegeven boek te bestuderen. Het boek gaat vergezeld van twee werkboeken met stappenplannen voor kinderen, jongeren en volwassenen en twee therapeutenboeken, eveneens voor kinderen, jongeren en volwassenen. Dat er ‘therapeuten’ wordt geschreven, verklaart veel, de meeste therapeuten zijn van mbo- of hboniveau, psychotherapeuten zijn geregistreerd in de wet-big en dat is een ander verhaal.
Kern van het boek is het al eerder door Rijnders beschreven kop-model: De k staat voor klacht, de o voor omgeving en de p voor persoonlijke stijl. Klachten zijn het resultaat van de interactie tussen externe factoren (zoals stressoren) en de stereotiepe gewoontes of copingstijl van de patiënt. Het evenwicht tussen deze factoren kan verstoord raken en dan gaat de therapeut met de patiënt op zoek naar de specifieke samenhang van deze drie factoren. Vervolgens worden er oplossingen bedacht en helpt de therapeut de patiënt diens kwetsbaarheden in de stereotiepe gewoontes veranderen. In het boek wordt dit model op allerlei leeftijdsgroepen en allerlei klachten toegepast, rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk van de hulpverlening. Uit de psychologische diagnostiek worden vooral korte vragenlijsten ter beschikking gesteld, er wordt natuurlijk leentjebuur gespeeld met de vereenvoudigde cognitief gedragstherapeutische schema’s et c. Behoorlijk wat aandacht is er ook voor de juridische aspecten van de ggz in de eerste lijn.
Door de tweedelijnsinstelling is de hbo-verpleegkudige (spv) klaargestoomd voor het werk in de nabijheid van de huisarts. Eerst was dit vooral bedoeld om de verwijzing naar de tweede lijn te versoepelen, tegenwoordig helpt de praktijkondersteuner ggz (pohggz) de huisarts met diagnostiek en behandeling, zij het op hbo-niveau. Met dit boek kunnen ze prima verder worden geschoold. In vergelijking met wat de psychologen aan de universiteit en in hun opleiding tot gz-psycholoog krijgen, heeft deze stof de diepgang van een kikkerbadje en inderdaad het denkniveau dat de hboopleiding in geen geval overstijgt. De psychologen die hieraan meewerken (in dit boek maar liefst elf) geven hiermee blijk van hun visie op de kwaliteit en het niveau dat de psychologische hulp in de eerste lijn moet hebben. Daarover kun je van mening verschillen. Feit is dat er te weinig eerstelijnspsychologen zijn en dat het best zo kan zijn dat het de hbo-ers vergaat zoals het in de jaren zeventig met ons is gegaan. Gezien de bezuinigingen in de zorg zal dit voor de politiek aantrekkelijk zijn, mijns inziens een heel stuk aantrekkelijker dan voor de patiënten in de eerste lijn.

Prof.dr. J.J.L. Derksen is hoogleraar klinische psychologie en hoofdopleider van de profielopleiding tot eerstelijnspsycholoog.

Literatuur

  • Derksen, J.J.l. (2009) Primary care psychologists in the Netherlands: 30 years of experience. Professional Psychology: Research and Practice, 40, 493-501.
  • Lamers, E., Bosch, F., Hinderink. L. & Verschuren, C. (red.) (2006). Handboek psychologie in de eerste lijn. Kortdurende behandeling van veel voorkomende problemen. Amsterdam: Harcourt Assessment bv.