
Wie in aanmerking komt voor therapie, heeft veel te vertellen. Maurits de Bruijn, die aan het begin van deze bundel zijn zoveelste emdr-behandeling krijgt, verzamelde dertien verhalen van zowel cliënten als behandelaars, met als doel gesprekken over psychotherapie minder schaamtevol en krampachtig te maken. Bijna alle verhalenvertellers in deze bundel zijn actief als literair auteur. En als ze geen romans of dichtbundels publiceerden, dan hebben ze in elk geval ruime ervaring met schrijven, journalistiek of het uitgeven van boeken. Bijna allemaal zitten ze behoorlijk in de knoop. Ellende is een literaire goudmijn.
De laatste jaren verschenen veel boeken van cliënten. Vaak hebben die een eenvoudige vorm: het leven begint vol goede moed, maar al snel gaat er van alles mis, terwijl hulpverleners weinig kunnen uithalen. Gelukkig duikt er op het eind van het boek een psycholoog op die een nieuwe techniek hanteert waarmee wél succes wordt behaald. In een voor- of nawoord vertelt die psycholoog dat het hier inderdaad om een heel bruikbare techniek gaat, die eigenlijk altijd en overal zou moeten worden toegepast. We kunnen bij hem of haar een cursus volgen.
De verhalen in deze bundel zijn grilliger en grimmiger. Ze hebben veel meer de vorm van een literair verhaal. Er is iets ergs aan de hand, maar in veel opzichten blijft onduidelijk wat precies of hoe dat kan verdwijnen. De behandelaars doen ook maar wat, al tonen ze wel inzet en werken ze volgens richtlijnen die ze netjes hebben geleerd. Het aantrekkelijke van een literair verhaal is de gelaagdheid: wat in het ene opzicht helder lijkt, blijkt in een ander opzicht niet te kloppen – of in elk geval open voor diverse interpretaties. Het meest eenvoudige verhaal in deze bundel is een beschouwing van psychoanalyticus Frans van Schalkwijk. Hij maakt duidelijk dat zijn benadering vooral neerkomt op het stellen van vragen aan cliënten. Verder benadrukt hij dat hij zijn gedrag in de spreekkamer niet kan voortzetten in de huiskamer.
Is het stellen van vragen een zinvolle techniek? Verderop in deze bundel vertelt Inge Schilperoort hoe een therapeut haar tijdens de behandeling een vraag stelde waardoor ze helemaal ontdaan raakte. Schilperoort herkende de vraag als typisch voor psychoanalyse, maar ze voelde zich er ook door miskend: ‘Zij had mij niet gezien, niet getracht te horen wie ik was.’ De cliënt brak de behandeling meteen af. Werken volgens protocol kent beperkingen.
Misschien is dit het leerzame van deze bundel: de hulpverleners modderen vaak ook maar voort. Soms draaien de rollen zelfs om: in een videogesprek vertelt Maurits de Bruijn zulke enge dingen aan zijn therapeute, dat zij zélf van de kaart raakte en hij een hulpdienst moest inschakelen.
In deze verhalen krijgen we vooral ‘open einden’ te lezen. De hele bundel deed mij denken aan een kampvuur waar dertien deelnemers omheen zitten. Om de beurt vertellen zij hun verhaal, zonder naar elkaar te luisteren.