Lees verder

Alles wat wij doen is het gevolg van de geschiedenis van ons brein en niet van bewuste beslissingen. Dit is het uitgangspunt van de auteur van De vrije wil bestaat niet, de hoogleraar cognitieve neurowetenschap Victor Lamme. Op onderhoudende wijze vertelt hij de lezer over mensen die tijdens het slaapwandelen gruwelijke moorden plegen, patiënten met hersenbeschadiging die zeggen in een deel van hun gezichtsveld niets meer te zien, maar toch in staat zijn aan te geven of er in dit blinde deel iets omhoog of omlaag beweegt, andere patiënten die een bril opzetten als de dokter tegenover hen dat doet, ook als ze zelf al een bril ophebben. Hij heeft het ook over mensen zonder stoornis: over keepers die bij het tegenhouden van een strafschop naar de goede hoek duiken voordat de bal de stip verlaat, over Churchill die besluit de Franse vloot in Noord-Afrika te bombarderen en over onze eigen minister Plasterk, die er in zijn hersenscans blijk van geeft politiek opwindend te vinden maar zijn belangstelling voor wetenschap te hebben verloren. Uit al deze voorbeelden wordt geconcludeerd dat ons gedrag het gevolg is van stimulus-responskoppelingen die gedurende ons hele leven zijn ‘ingefreesd’ in de banen van ons brein. Het gedrag dat het sterkst gekoppeld is aan de situatie wordt automatisch geselecteerd.

Natuurlijk is dit niet de manier waarop wij over onze beslissingen gewend zijn te denken. ‘Ik ben in de politiek gegaan omdat ik iets voor anderen wil betekenen’, zou minister Plasterk over zichzelf kunnen zeggen. In zulke verklaringen wordt verondersteld dat de persoon (ik) een bewust besluit heeft genomen en dat vervolgens heeft uitgevoerd. Zo kan het er volgens Lamme in de hersenen niet aan toegaan. Op de eerste plaats zijn er verschillende experimenten die erop wijzen dat het bewustzijn van een beslissing volgt op het gedrag, in plaats van eraan vooraf te gaan. Op de tweede plaats blijkt wat wij als ‘ik’ ‘beschouwen, erg onstabiel te zijn. Wanneer iemand bijvoorbeeld op zijn rug wordt gekrabd en tegelijk ziet dat een virtuele pop, een paar meter voor hem, ook op de rug wordt gekrabd, dan voelt de persoon zijn lichaam op de plaats van de virtuele pop. Het ik lijkt dus meer een cognitief construct dan een instantie die beslist. Ten derde worden deze ‘verklaringen’ ook ten beste gegeven als ze kant nog wal raken. Dit verschijnsel is uitgebreid onderzocht bij epilepsiepatiënten, bij wie de hersenbalk is doorgesneden. Wanneer aan de rechterhersenhelft van deze patiënten een opdracht wordt gegeven, weet de linkerhersenhelft niets van deze opdracht en begrijpt dus ook niet het gedrag dat erop volgt. Toch construeert deze linkerhersenhelft altijd een ‘verklaring’.
De geschiedenis van ons brein heeft ongetwijfeld een zeer sterke invloed. Ze maakt dat we vaak onbewust en automatisch op onze omgeving reageren. Toch worden we niet volledig door deze omgeving gedetermineerd. Er bestaan (minstens) twee manieren waarop we hieraan kunnen ontsnappen. Op de eerste plaats roept de omgeving vaak meerdere reacties in ons op en hoeven we niet altijd de sterkste, de meest ‘ingefreesde’ reactie te kiezen. Neem bijvoorbeeld de bekende Strooptaak. De meest ingefreesde reactie is het woord op te lezen. De proefpersoon moet echter de kleur benoemen waarin het woord gedrukt staat – bijvoorbeeld van het woord ‘rood’ in groen gedrukt. Het brein lost het conflict tussen de twee reacties op, door de hersenactiviteit die met de kleurwaarneming gepaard gaat, te versterken. Hierdoor wordt de neiging om de kleur te benoemen tijdelijk sterker dan de neiging om het woord op te lezen. Deze versterking is het werk van het mechanisme voor selectieve aandacht, een centrale hersenfunctie die nergens in het boek aan de orde komt. De hersenstructuren die voor de versterking verantwoordelijk zijn hebben toegang tot informatie over beloningswaarde. Ze reageren bijvoorbeeld sterker wanneer met de keuze een groter verlies aan geld gepaard gaat. Er is dus, zo lijkt het, behalve automatisch ook vrijwillig gedrag, dat tot stand komt wanneer een waardevolle reactie sterker wordt gemaakt dan de meest ingefreesde.
Er is nog een tweede ‘vrijheidsroute’: we kunnen ons een voorstelling maken van een andere omgeving dan die waarin we ons thans bevinden. Het is bekend dat voorstellingen, van bijvoorbeeld gezichten of kleuren, dezelfde hersengebieden actief maken als de bijbehorende waarnemingen. Zo kan de vermoeide congresganger, eenzaam op zijn hotelkamer, zich een voorstelling maken van een verre geliefde, en zich vermeien in de lichamelijke reacties die dat beeld automatisch bij hem oproept. Onlangs werd bekend dat proefpersonen een uitstel van beloning makkelijker accepteren wanneer ze zich van de beloning een voorstelling kunnen maken.
Ook de mening van de auteur over de wijze waarop wij ons gedrag verklaren, behoeft nuancering. Hij ziet begrippen als ‘willen’ en ‘vertrouwen’ als niet meer dan cultureel bepaalde gewoontes, zonder enige relatie met de realiteit. Maar zou een cultuur in staat zijn een dergelijk begrippenstelsel eeuwenlang in de lucht te houden, zonder enige connectie met het brein? Het is waar dat we intentionele verklaringen ‘construeren’ en daarbij de plank vaak misslaan. Maar ze gaan wel ergens over. Ze verwijzen naar bestaande hersenprocessen van selectie, waardetoekenning en verbeelding.

Prof.dr. H. Kolk is emeritus hoogleraar neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. E-mail: H.Kolk@nici.ru.nl