Lees verder
De beroepscode van het nip kent allerlei rechten toe aan cliënten. In sommige gevallen worden deze rechten uitgeoefend door wettelijke vertegenwoordigers. Artikel 7 uit de code maakt duidelijk hoe dit zit bij minderjarigheid. En artikel 9 vertelt tot wie de psycholoog zich moet richten als de cliënt een ‘meerderjarige wilsonbekwame cliënt’ is. Wanneer is iemand wilsonbekwaam? Hierover zegt artikel 9: als die persoon ‘niet in staat [is] tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake’.
Karel Soudijn

Dit citaat bevat twee valkuilen. Het woord ‘redelijke’ geeft geen duidelijke grenzen aan. Wat de ene beoordelaar redelijk vindt, kan voor de andere beoordelaar heel onredelijk zijn. Maar ook het woord ‘terzake’ levert problemen op. We zien namelijk gemakkelijk over het hoofd dat wilsonbekwaamheid geen persoonlijkheidstrek is. Wilsonbekwaamheid van een cliënt wordt met ‘terzake’ afhankelijk gemaakt van wat een psycholoog op een bepaald moment van plan is. Anders gezegd: het begrip slaat op een kenmerk dat context-gebonden is.

Verschillende regels uit de beroepscode van het nip zijn ontleend aan wetgeving op het gebied van de gezondheidszorg; onze code heeft deze regels alleen maar een wat ruimere toepassing gegeven. Wie de valkuilen rond wilsonbekwaamheid beter wil leren kennen, kan zich tegen struikelpartijen wapenen door kennis te nemen van discussies over die wetgeving. In het boek Wilsbekwaamheid in de medische praktijk krijgen psychologen in elk geval twee keer een draai om hun oren. Op p. 71 wordt het nip verweten dat deze beroepsvereniging in een richtlijn uit 2012 het woord ‘wilsbekwaamheid’ verkeerd gebruikt. Op p. 79 wordt een psycholoog de mantel uitgeveegd die ten onrechte in een rapportage pro Justitia wilsbekwaamheid koppelde aan toerekeningsvatbaarheid.

In dit boek staan algemene juridische en ethische beschouwingen naast hoofdstukken die zijn toegesneden op specifieke werkvelden. In een laatste deel vinden we voorbeelden van een in Amerika ontwikkeld type gesprek (het MacCAT-interview) om bij patiënten hun mate van wils(on)bekwaamheid vast te stellen. Eigenlijk komt dat interview simpelweg neer op een vorm van spiegelen. Vertel als professional duidelijk wat je van plan bent om te doen; vraag vervolgens aan de ander om dit in eigen woorden te herhalen. Als patiënten of cliënten dit goed kunnen, dan zijn ze wilsbekwaam. Maken ze er een potje van, dan duidt dit op het tegenovergestelde.

Het aardige van deze procedure lijkt me de opdracht die aan de professionals wordt gegeven. Wilsonbekwaamheid is nu voor een belangrijk deel óók een kenmerk van de hulpverlener. Wie teveel vaktaal gebruikt, teveel mummelt, of maar wat in de ruimte zwamt, stuit op een muur van onbegrip. Wartaal is lastig te spiegelen. Wilsonbekwaamheid is kennelijk een interactief begrip. We zijn dan snel weer terug bij een van de uitgangspunten van onze beroepscode. Cliënten moeten zoveel mogelijk ruimte krijgen om te beslissen of ze een professionele relatie al dan niet willen aangaan of voortzetten. Daarom moet de informatie die zij ontvangen helder, concreet en doelgericht zijn. Dat is voor psychologen vaak een hele opgave.

Door: Irma Hein en Adger Hondius (redactie; 2018)
Utrecht: De Tijdstroom, 211 p.