Lees verder
Door Bauke Koekkoek (2019). Amsterdam: Uitgeverij LannooCampus, 176 p.
Karel Soudijn

Dit boek doet denken aan een Engels gezegde: Beauty is in the eye of the beholder. Er bestaan geen vaste criteria om iets ‘mooi’ te noemen. Esthetische kwaliteiten zeggen vooral iets over de waarnemer. Volgens Bauke Koekkoek gaat dit ook op bij ‘verwarde personen’. In deze categorie vallen mensen die voor overlast zorgen. De ernst of zwaarte van die overlast kan voor de betrokkenen sterk uiteenlopen. Koekkoek voegt daaraan toe dat enkele ernstige incidenten en nieuwe registratiesystemen de illusie konden voeden dat deze groep personen vooral de laatste jaren een echt groot probleem voor onze samenleving is gaan vormen. Hij betoogt echter dat de problematiek van alle tijden is. Altijd zullen er mensen zijn die last van anderen hebben, of die het zelf niet meer zien zitten. Dit betekent echter niet dat hulpverleners passief moeten blijven. Wel meent Koekkoek dat hulpverlening in onze samenleving de verkeerde kant op gaat. Daarom heeft het weinig zin om te blijven roepen dat er meer geld naar de gezondheidszorg moet gaan. Meer geld lijkt de moeilijke omgang met verwarde personen alleen te verhevigen.

Koekkoek uit forse kritiek op het medische model. Moet hulpverlening gebaseerd zijn op ‘wetenschappelijk bewezen effectiviteit’? Zoiets heeft alleen zin als bij een specifiek probleem een eenduidige diagnose en vaste aanpak hoort. Bovendien moet het probleem losgezongen kunnen worden van de context waarin het zich voordoet. Aan die voorwaarden wordt zelden voldaan bij mensen die in de categorie ‘verward’ vallen. Koekkoek wijst ook op het probleem van specialisatie in de gezondheidszorg. Als een generalist niet meteen ergens een oplossing voor vindt, lijkt doorverwijzing naar een specialist zinvol. En als die specialist ook niet meteen weet wat er moet gebeuren? Dan lijkt het zinvol naar een specialist van hogere orde te zoeken, iemand die nóg smaller is opgeleid. Hoe hoger we in deze hiërarchie klimmen, hoe meer informatie er verloren gaat over alledaagse levensomstandigheden van de persoon voor wie hulp wordt gezocht. Koekkoek betoogt echter dat verbeteringen vaak gevonden kunnen worden door kleine veranderingen in iemands levensomstandigheden. Specialisten hebben daar vaak veel minder kijk op dan iemand die de persoon in kwestie al jarenlang kent.

Zelf is Koekkoek geen specialist die met eenduidige ingrepen een probleem oplost. Dit past ook niet bij het idee dat verwarde personen ‘van alle tijden’ zijn. Hij geeft voorbeelden van zowel heel eenvoudige als zeer complexe benaderingen van enkele concrete vraagstukken. Zijn boek valt te lezen als een pleidooi voor alternatieve vormen van hulpverlening, met daarin een stevige inbreng van ervaringsdeskundigen en ‘wijze mensen’. We moeten zorgverlening ook meer zien als een groot coördinatieprobleem. Koekkoek trekt een vergelijking met de jarenlange verbouwing van treinstation Utrecht Centraal. Daar lukte het zonder al te veel incidenten om talrijke instanties met elkaar te laten samenwerken. Eigenlijk zou Utrecht Centraal hét model moeten zijn voor onze gezondheidszorg.