Kun je bedrog in empirisch onderzoek vóór zijn? In de week waarin Stapel tegen de lamp liep, kreeg ik nog zoiets onder ogen: een herzien manuscript van een auteur die zijn gegevens had ‘gecorrigeerd’ omdat zijn oorspronkelijke resultaten volgens een (andere) reviewer niet spoorden met diens theorie. Ik schoot heel even in de depressie, maar realiseerde me vervolgens dat de oplossing van het probleem vervat ligt in mijn wedmodel voor empirisch onderzoek. Dus ik kan het even niet laten.
De kern van het model wordt eigenlijk het best samengevat in een gezegde van Adriaan de Groot: net als bij schaak moet je in de wetenschap de tegenstander opzoeken, wil je kunnen scoren. Uitkomsten van je eigen onderzoek zijn altijd aanvechtbaar, of het nu over milieu gaat of over vleeseters. Pas wanneer strijdende partijen – doomers en boomers, herbivoren en carnivoren – het eens worden over een onderzoeksopzet en uiteenlopende voorspellingen over de uitkomst ervan deponeren, hebben de omstanders een goede reden om die uitkomst au sérieux te nemen. Dat is het script van een weddenschap (voor een prachtig voorbeeld moet je googelen op Ehrlich vs. Simon).
Als auteurs eigenmachtig onderzoek doen, zou aan de uitkomsten eigenlijk geen wetenschappelijke status moeten worden toegekend. Publicatie ervan houdt zakelijk gezien alleen in dat de auteurs die resultaten en interpretaties voor hun rekening nemen, m.a.w. zich bereid verklaren erop in te zetten. Wie zich daardoor laat imponeren, moet het zelf weten, maar dat verandert niets aan die status. Spectaculaire resultaten zijn al helemaal waard wat de gek ervoor geeft, want toeval herhaalt zich zelden.
Nu de oplossing van het bedrogprobleem. Onder het wedmodel kun je alleen scoren door weddenschappen te winnen. Je zult dus wel oppassen voordat je iets debiteert zonder goede gronden. Verliesgevend zijn o.a.: wishful thinking, selectieve publicatie en kanskapitalisatie, vertekend onderzoek, massage van gegevens, om maar niet te spreken van fabricatie ervan. Dus dat laat je bij voorbaat wel uit je hersens, daar is zelfs geen onderzoeksethiek met bijbehorende sancties voor nodig. Die leiden eerder de aandacht af van de inhoud, bijvoorbeeld de verliesgevende hypothese dat vleeseters aso’s zijn: zoveel aso’s levert de populatie überhaupt niet. Wed ik.
In de heersende praktijk van het empirisch onderzoek is de tegenspraak minder stevig georganiseerd, via surrogaten van het wedmodel zoals toetsing van nulhypotheses, peer review en onderzoeksethiek. Die blijken dan ook niet altijd bestand tegen een breed gedeeld verlangen naar spannende verhalen, of die waar zijn of niet. Productie van schijn voorziet in politieke en recreatieve behoeftes, te meer als er een extra schijn van wetenschap overheen is gegoten. Dat is natuurlijk wel gevaarlijk spel, maar het duurt meestal even voordat de speler tegen een rode kaart aan loopt. Als zo’n deconfiture zich voordoet, behoud ik me het recht voor weer eens tegen wetenschapen omstanders te zeggen: Read The F***ing Manual (De Empirische Discussie, 1980). Echt onderzoek is wedden dat.
Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.