Ieder mens is wel eens geconfronteerd met de vraag wat hij voor andere mensen kan betekenen. Ik denk dat de meeste mensen niet spontaan op die vraag komen. Hij wordt hun voorgelegd bij kennisname van een kerkelijk traktaat of een politieke uitzending op de televisie. En het antwoord is ook meteen vrij dwingend gegeven: je hebt de opdracht iets voor anderen te betekenen. Zij rekenen daarop. Je moet in dit leven proberen aan het leven van anderen iets bij te dragen, anders ontsnap je niet aan een cynische, egocentrische en wezenlijk lege existentie. En wie wil dat nou? Je zal zien dat je betrokkenheid bij het welzijn van anderen je uiteindelijk gelukkig maakt. Zo bezien betekent jouw bestaan ook iets. Het krijgt daarmee onmiskenbaar een zekere allure. Deze gedachte is zeer verleidelijk en de meeste mensen geven er op hun manier ook een praktische invulling aan. Ik heb een vriend die mij telkens weer verbaast wanneer hij zegt dat hij juist niets voor anderen wil betekenen, maar ik weet niet of hij dat wel helemaal in eigen hand heeft. Je hebt natuurlijk ook mensen die zeggen dat het niet aan hen is om te beoordelen of zij iets voor anderen betekend hebben, maar zij rekenen alleen al door dit voorbeeldige vertoon van bescheidenheid op een positieve uitslag. De oproep tot betrokkenheid geldt voor de invulling van je leven tijdens dit leven. Het is onvermijdelijk dat je je ook een keer gaat bezighouden met de vraag of je nog iets voor anderen kan betekenen na je dood. Dat zou wel erg mooi zijn. Iets om naar uit te zien.
In Denemarken is de afgelopen maand een ernstige discussie ontstaan over de vraag of je door te kiezen voor crematie nog een bijdrage zou kunnen leveren aan het welzijn van anderen. Iemand had het idee geopperd dat het verbranden van lichamen ook een maatschappelijk nut zou kunnen hebben door de vrijgekomen hitte te gebruiken voor de stadsverwarming. Misschien was er aan de lijkverbranding nog wel meer te ontlenen door het afvangen van nuttige gassen. Hierover ontstond grote consternatie omdat menigeen het ongepast vond dat je de uitvaart van een medemens beoordeelt op zijn financiële mogelijkheden. Maar zou die medemens daar zelf bezwaar tegen maken? Als je toch opgegroeid bent in de idee van dienstbaarheid aan de naasten, moet deze postume bijdrage toch een bescheiden apotheose zijn. Voorstanders wezen erop dat je ook door je te laten begraven een bijdrage levert aan het welzijn van het nageslacht door het onvermijdelijke proces van compostering, waardoor alles bloeit zoals het bloeit. Dus wat maakt het uit? Ik weet niet hoe het debat geëindigd is. Mij lijkt bij het opmaken van de voorlopige balans dat cremeren bijdraagt aan de maatschappij en begraven bijdraagt aan de natuur. Daar kan een mens in zijn sociale bewogenheid, als bestemming na de dood, nog tussen kiezen. Het ecologisch argument kan nog een rol spelen bij het maken van een verantwoorde keuze.
De gedachte dat je na je dood nog van nut kunt zijn voor de samenleving komt pregnant tot uitdrukking in de bereidheid je lichaam af te staan aan de wetenschap. Maar dat geschiedt in grote anonimiteit waardoor het plezier minder is. Dat is wel eens anders geweest. In 1876 stichtte een twintigtal geleerden, medici, fysiologen en antropologen in Parijs de Société d’autopsie mutuelle met als doel na overlijden van een lid diens brein nauwgezet en publiekelijk te ontleden. Het lidmaatschap stond voor iedereen open en honderden mensen meldden zich. Zij wilden iets voor de mensheid betekenen. Er vond in de medische wereld al langer lijkschouwing plaats maar voor het merendeel op lichamen van misdadigers en schooiers, met wier geestelijk leven de medicus niet veel affiniteit had. Het was de bedoeling juist de intelligentsia voor autopsie te interesseren. Als je mee wilde doen, moest je ook een uitvoerig curriculum vitae en een lijst van publicaties insturen (zoals bij een hedendaagse academische sollicitatie) zodat de anatomen interessante correlaties konden vinden tussen hersengroei en intellectuele capaciteiten. De kranten brachten er verslag van. Toen de grote politicus Gambetta overleed en ook zijn hersenen overeenkomstig zijn wens aan dissectie onderworpen werden, was er weinig nieuws te melden. Bovendien was het gewicht aan de lage kant. Maar gelukkig ontdekte men dat het gebied van Broca sterk ontwikkeld was, hetgeen in overeenstemming leek met het grote oratorische talent van de overledene. Daar kon de krant gewag van maken.