De isolatiecel is een cel in een afgezonderd deel van de inrichting. Er liggen vier cellen naast elkaar. De cel is ongeveer twaalf vierkante meter groot, heeft grijze wanden en een roestvrij stalen wc in de hoek . De cel is voorzien van een matras in de nacht en overdag van een paar zitelementen. Er is vloerverwarming. Boven de dichte celdeur is een camera geplaatst en een luidspreker. In het plafond is een beveiligde lichtopening van 0.7 m2. De cel wordt geventileerd, het licht wordt van buitenaf bediend. Op verzoek kan soms de radio van buitenaf aan- dan wel uitgezet worden. Men kan dit niet van binnenuit regelen. De cel is door het luikje vanaf de gang in zijn geheel te overzien. Op werkdagen is er overdag aparte bewaking op het cellenblok.
‘Het was een hele wonderlijke ervaring om na drie maanden in een isoleercel opgesloten te hebben gezeten weer andere mensen te horen praten. De enige persoon met wie ik de afgelopen maanden werkelijk had kunnen praten was ikzelf. En ik was mijn eigen stille gelul meer dan zat. Gaandeweg drong tot mij door dat ‘stilte’ en ‘stilzwijgen’ niet de norm zijn, maar dat het tamelijk normaal is dat mensen met elkaar praten’ (Gerritsen, 2014, p. 34)15.
PBW
Wanneer in Nederland een volwassen verdachte door de rechter veroordeeld wordt voor een misdrijf, kan hem of haar een gevangenisstraf worden opgelegd. Die moet worden uitgezeten in een gevangenis (Rijksoverheid, 2015)29. Officieel heeft een gevangenisstraf drie doelen, namelijk vergelding, de veiligheid in de samenleving herstellen en de herhaling van nieuwe delicten voorkomen (Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), 2015)7. Eenmaal veroordeeld zal de gedetineerde in een van de Penitentiaire Inrichtingen in Nederland worden geplaatst. De gedetineerde valt dan onder de Penitentiaire beginselenwet (Pbw; 1998).
In de Pbw staan de rechten en plichten van de gedetineerden beschreven. Wanneer het gedrag van de gedetineerde in overtreding is met deze wetgeving, kan een disciplinaire straf worden opgelegd. De uitvoering van een disciplinaire straf staat beschreven in de huisregels van de inrichting waar de gedetineerde verblijft (Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen, 1998). Het doel van de disciplinaire straf is de gestrafte te begrenzen in zijn gedrag, in de hoop het negatieve gedrag te ontmoedigen (DJI, 2015; Overheid, 2015).
Het door voormalig staatssecretaris Fred Teeven in 2014 ingestelde stoplichtsysteem is hier een voorbeeld van. Om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te ontmoedigen, wordt in dit systeem onderscheid gemaakt tussen ‘goed’ gedrag (groen), ‘dit kan beter’-gedrag (oranje) en ‘ongewenst’ gedrag (rood). Voor groen gedrag krijgt de gedetineerde beloningen; oranje gedrag wordt genegeerd of er worden motiverende gesprekken gevoerd met de gedetineerde; rood gedrag wordt (passend) bestraft. Daarmee wordt de gedetineerde verantwoordelijk gesteld voor zijn eigen gedrag (Plaisier & Van Ditzhuijzen, 2009; Van Gent, 2013)1227. Het is aan hem (of haar) om gewenst gedrag te tonen.
Het is aan de gevangenisdirecteur om ongewenst, ‘rood’, gedrag te bestraffen met een passende disciplinaire maatregel. Men kan hierbij denken aan uitsluiting van deelname aan bepaalde activiteiten, weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof, in plaats van een geldboete, terugplaatsing binnen het stoplichtsysteem, of opsluiting in een isolatiecel (Pbw, 1998). Gedetineerden mogen, om detentieschade zoveel mogelijk te voorkomen, voor ten hoogste twee weken worden opgesloten in een straf- of isolatiecel. In de isoleercel geplaatste gedetineerden wordt de deelname aan alle activiteiten ontzegd, behalve het recht op minimaal één uur (alleen) in de luchtkooi.
Isolatie als straf
Het isoleren van mensen die zich niet aan de algemeen geldende regels houden is een universele neiging, stelt sociaalpsycholoog Kip Williams (2001)36. We zien het volgens hem niet alleen bij mensen van alle tijden en culturen, maar ook bij dieren. Het primaire doel is het bestraffen van ‘afvalligen’ ter verdediging van de in de groep heersende normen, waarden en verworvenheden, en vergroting van de groepscohesie.
Isolatie door groepsgenoten wordt volgens Williams als straf ervaren omdat het vier fundamentele menselijke behoeften bedreigt, namelijk de behoefte ‘erbij te horen’, de behoefte aan zelfwaardering, de behoefte aan regie over je leven, en de behoefte aan zingeving. Bedreiging van deze behoeften zou op de korte termijn leiden tot verhoogde fysiologische opwinding, negatieve stemming, irritatie en gekwetste gevoelens. Herhaalde en/of langdurige isolatie zou (aangeleerde) hulpeloosheid, wanhoop, en lage zelfwaardering kunnen oproepen. Aanhoudende isolatie door anderen kan bovendien leiden tot zelfgekozen isolement: men zondert zich gaandeweg meer af van de groep.
Een groot aantal sociaalpsychologische studies van Williams c.s. (een overzicht is te vinden in Williams, 2001, meer recent in Williams & Nida, 2011)37 heeft de afgelopen decennia empirische ondersteuning voor de veronderstelde negatieve effecten van isolatie geleverd. Experimenteel onderzoek van Bastian & Haslam (2010)4 laat bovendien zien dat isolatie een zogenaamd ‘de-humaniserend’ effect kan hebben: isolatie zou ertoe bijdragen dat mensen zich, als zij herhaald of chronisch door anderen worden geïsoleerd, steeds ‘minder mens voelen’ (dat wil in deze aangehaalde studie zeggen: minder betrokken, flexibel, creatief en warm). Dergelijke de-humaniserende effecten kunnen volgens de auteurs op hun beurt ontremmend werken en de kans op gewelddadig terugslaan vergroten.
Voor de veronderstelde positieve effecten (isolatie heeft tenslotte ten doel om het gedrag van ‘afvalligen’ zodanig te corrigeren dat die persoon weer in ons midden kan worden opgenomen) is vooralsnog weinig empirische ondersteuning. Zo was er volgens Williams (2001) tot aan 2001 toe geen andere empirische evidentie voor de werkzaamheid van ‘time-out’ als gedragscorrectie dan een variatie aan casuïstiek. Ook nu, vijftien jaar later, hebben wij met de zoektermen ‘time-out’ AND ‘punish*’ geen overzicht van gecontroleerde empirische studies naar de effecten van time-out kunnen vinden.
Isoleren als straf en isoleren als ordemaatregel
Naast het inzetten van de isoleercel als straf, bestaat ook de mogelijkheid om een gedetineerde in het kader van ‘beheersing’ in een isoleercel te plaatsen; men spreekt dan van een ordemaatregel.
Het verstoren van de orde in de inrichting door bijvoorbeeld te weigeren op een cel voor meerdere personen geplaatst te worden, is een ernstig vergrijp. Het brengt de orde en veiligheid in de inrichting in het ongerede en tast de noodzakelijke gezagsverhoudingen aan. Daarmee kan de veiligheid in de inrichting in gevaar komen en ontstaat een risico voor de veiligheid van anderen.
Indien een gedetineerde zelf gevaar loopt op de afdeling of elders in de inrichting, dan wordt hij ter bescherming op de isoleercel geplaatst. Om deze redenen kan een gedetineerde in het kader van ‘beheersing’ in een isoleercel geplaatst worden. Separatie in het kader van een ordemaatregel mag ten hoogste twee weken duren, tenzij de directeur het noodzakelijk acht de afzondering te verlengen. In dat geval kan de separatie telkens met een uiterlijke duur van twee weken verlengd worden. Omdat er feitelijk geen alternatief is, neemt men hier zijn toevlucht tot de isolatiecel. Alleen hier is een camera op de cel aanwezig voor de monitoring van een mogelijk suïcidale gedetineerde. Overplaatsing naar een PEC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum) zal in dergelijke gevallen zo snel mogelijk plaatsvinden. Voor iedereen geldt dat de directeur bepaalt welke activiteiten nog zijn toegestaan voor betrokkene.
Bij zowel een straf als bij een ordemaatregel geldt dat de delinquent iedere ochtend en iedere avond de gelegenheid krijgt zijn hygiëne te verzorgen. De gesepareerde gedetineerde heeft recht op drie maaltijden per dag, waaronder een warme maaltijd, en de gedetineerde behoort naar behoefte te kunnen drinken. Verder heeft hij of zij de mogelijkheid om lectuur te ontvangen. Daarnaast kan de gedetineerde wekelijks tien minuten telefoneren en mag één of twee uur bezoek worden ontvangen, afhankelijk van de beoordeling door de instelling op handhaving en veiligheid (Inspectie Veiligheid en Justitie, 2012)19. Een verblijf in de isoleercel betekent een minimum aan autonomie, zintuiglijke stimulatie en sociale interactie: de gedetineerde wordt bijna letterlijk op zichzelf teruggeworpen.
‘In de nacht verlies je de controle over je eigen gedachten. Het begon met het groeiende besef, dat zodra de lichten uit waren, er niemand op mijn noodoproep zou reageren. Nieuwelingen zijn niet bestand tegen de toenemende psychische druk van zo’n zelfgeïnduceerd gedachtetreintje. Ik hoorde ze in de cellen naast en tegenover mij gillen, op de deur bonken, huilen, razen en tieren. Urenlang. Totdat het stil werd. Ik had dat zelf ook gedaan’ (Gerritsen, 2014, p. 53).
Wanneer de separatie langer dan 24 uur duurt, wordt de plaatsing gemeld bij de dienstdoende arts of diens vervanger. In de wetgeving (Pbw, 1998) staat echter niet vermeld dat de arts de gedetineerde regelmatig dient te bezoeken. Wel behoort de directeur dagelijks op de hoogte te worden gesteld van de toestand van de gedetineerde. De directeur kan besluiten de gedetineerde dag en nacht te observeren middels een camera, wanneer er zorgen omtrent de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde bestaan. Hiervoor vraagt de directeur altijd het advies van de betrokken arts/psycholoog. Indien er vermoedens zijn, of indien sprake is van zelfdestructief gedrag van de gedetineerde, dient de toestand van de gedetineerde ten minste ieder uur te worden gecontroleerd (ISt, 2011).
Achtergrond van isolatie in Nederlandse gevangenissen
Het huidige isolatiebeleid in Nederlandse gevangenissen kan worden teruggevoerd op de gevangenishervormingen die aan het einde van de achttiende en rond het begin van de negentiende eeuw geleidelijk werden doorgevoerd (Franke, 1992; Schmid, 2003)1030. Er heerste ontevredenheid over het heersende beleid waarin sprake was van een strikt onderscheid tussen goed en kwaad. Het kwaad werd resoluut (publiekelijk, ter afschrikking) afgestraft (Grassian, 2006)16. Enkel de angst voor straf leek onvoldoende voor de gewenste recidivevermindering: een gevangenisstraf moest ook een positief effect hebben op het morele besef van de gevangene. Verplichte arbeid en de daarvoor vereiste discipline van een gevangene zouden een beroep doen op het morele besef van criminelen. Men geloofde dat criminaliteit ontstond als gevolg van een te hoge druk van de maatschappij, een opvatting die overigens ook in actuele criminologische theorieën kan worden gevonden (bijv. Agnew’s General Strain Theory, Henry & Lanier’s Prism of Crime). Wanneer criminelen uit de maatschappij werden gehaald, zouden zij tot nieuwe inzichten komen en ‘genezen’. Deze genezing zou moeten voortkomen uit een gevangenissysteem waarin iedere gevangene in totaal isolement zou verblijven. Het idee was om middels het isoleren van alle gevangenen, volledig afgesloten van enige vorm van sociale interactie, een eerlijke en gelijke behandeling na te streven van iedere gevangene. Om onderlinge herkenning te voorkomen droegen gedetineerden buiten de cel in de gevangenis een masker, een ‘celkap’ (Verhagen, 2011). De gevangene zou op deze manier alle tijd en rust hebben om op zijn daden te reflecteren (Grassian, 2006).
In 1821 werd een nieuwe Penitentiaire Inrichting (PI) gebouwd in het Amerikaanse Philadelphia, waar het beleid van isolatie zou worden uitgevoerd. Iedere gevangene had een eigen cel en een eigen tuin teneinde rust, stilte en een compleet isolement te creëren. Het nieuwe beleid kwam bekend te staan als het Pennsylvania System (Schmid, 2003). Rond dezelfde tijd werd in New York in 1817 een ander systeem ontwikkeld, het Auburn System, waarin de eenzame opsluiting iets minder streng werd nageleefd. De gevangenen werden hier ’s nachts geïsoleerd in hun eigen cel terwijl overdag gezamenlijk – maar in stilte! – de opgelegde arbeid werd uitgevoerd. De eenzame opsluiting riep op tot wereldwijde discussies. Het Pennsylvania-systeem leek meer psychologische en lichamelijke schade te veroorzaken dan de minder strikte variant in New York, onder andere resulterend in een hoger aantal sterfgevallen (Grassian, 2006). Niettemin werd in Europa het Pennsylvania-systeem overgenomen. Men zag de eenzame opsluiting als middel om wetsovertreders moreel te verbeteren en als oplossing voor de sociale problemen in een rumoerige maatschappij (Franke, 1992).
Ook in Nederland werden aan het begin van de negentiende eeuw PI’s opgericht waarin door middel van eenzame opsluiting rehabilitatie werd nagestreefd. In de loop van de negentiende eeuw werden steeds langere perioden van eenzame opsluiting toegestaan, tot een maximum van wel vijf jaar (Selcuk, 2011)31. Er werd ingezet op het aanleren van innerlijke impulsbeheersing om toekomstige criminaliteit als het ware uit de gevangene te ‘bezinnen’. De nieuwe vorm van rehabilitatie bleek echter niet haalbaar te zijn: de kosten waren te hoog en de gevangenen rapporteerden een verslechterde psychische en lichamelijke gezondheid. Daarbij werden de gevangenen niet hervormd en bleek de eenzame opsluiting niet effectiever dan andere manieren van opsluiting (Schmid, 2003; Shalev, 2011)32. Aan het einde van de negentiende eeuw werd dan ook grotendeels afstand gedaan van PI’s als eenzame opsluiting.
Het isoleren van gevangenen verdween echter niet helemaal. Het werd nog steeds als onderdeel van een PI gebruikt als vorm van kortdurende ernstige straf, ter bescherming van kwetsbare gevangenen, als tijdelijke verblijfplaats voor criminelen in afwachting van straf, en als een verhoormethode om de gevangene te ‘stimuleren’ om mee te werken. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde zich een zienswijze waarin een beroep werd gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de gevangene en waarin de nadruk werd gelegd op resocialisatie (Franke, 1992). Afhankelijk van het politieke klimaat schommelt het accent sindsdien tussen nadruk op vergelding en straf, dan wel op rehabilitatie en resocialisatie.
Huidige aard en omvang isolatie in Nederlandse PI’s
Ook nu, in 2015, worden gevangenen nog in de isoleercel opgesloten als onderdeel van een straf of in het kader van een ordemaatregel wanneer er gevaar bestaat voor de veiligheid van de gevangene of anderen. Het aantal iso-plaatsingen en de reden voor de plaatsing (straf of ordemaatregel) kan per PI verschillen. Het inspectierapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie (2012) vermeldt dat in de tien onderzochte inrichtingen in 2010 per honderd detentieplaatsen vijftig iso-plaatsingen werden toegepast. Ook werd geconcludeerd dat veel gedetineerden meer dan veertien dagen achtereen werden geïsoleerd.
Voor de meeste inrichtingen betrof dit een maximale periode van vier weken, maar in een enkele inrichting betrof dit maximaal zes weken. Dit gebeurde bijvoorbeeld omdat de gedetineerde tijdens het verblijf in de isoleercel opnieuw de wetgeving overtrad, waarop de strafplaatsing verlengd werd met een nieuwe straf. Een andere reden was dat een gedetineerde na een incident om veiligheidsredenen niet terug kon keren naar de afdeling en in afzondering moest verblijven totdat de overplaatsing naar een andere PI mogelijk was. Weigering om op een cel voor meerdere personen te verblijven, werd gestraft met een iso-plaatsing van veertien dagen, die verlengd kon worden met opnieuw veertien dagen indien men na afloop van de eerste veertien dagen nog steeds weigerde.
Bovenstaande cijfers geven een globaal inzicht in de aard en omvang van het gebruik van de isoleercel in Nederlandse gevangenissen. Om ook gedetailleerder informatie te krijgen, met name rond de vraag wat precies de aanleiding(en) waren voor plaatsing in de isoleercel, hebben wij op grond van gegevens van PI Veenhuizen (locaties Esserheem en Norgerhaven) onderzocht hoe vaak isolatie als straf of als ordemaatregel werd opgelegd, en in hoeverre de omstandigheden bij oplegging van isolatie als straf en isolatie als ordemaatregel verschillen. Hiertoe werden door PI Veenhuizen verzamelde administratieve gegevens rond isolatiemaatregelen van januari 2014 tot oktober 2014 geanalyseerd.
Gedurende deze tien maanden werden 250 mannelijke gedetineerden in totaal 759 keer geïsoleerd. Van deze iso-plaatsingen werden er 635 uitgevoerd in PI Norgerhaven (83.7%), de overige 124 plaatsingen in PI Esserheem (16.3%). Er werd geen significant verschil gevonden tussen de toegepaste iso-plaatsingen (in het kader van een straf of een ordemaatregel) in de twee PI’s Norgerhaven en Esserheem. Het aantal iso-plaatsingen per gedetineerde varieerde van éénmalig tot vijftien keer gedurende deze periode. De overige plaatsingen werden uitgevoerd in het kader van een ordemaatregel (N=125, 16.5%) en in het kader van een straf (N=629, 83.2%). Van drie plaatsingen was de aard (straf of ordemaatregel) onbekend.
Van de 759 iso-plaatsingen werd 66.7% (N=504) in de eigen cel uitgezeten, 29.6% (N=224) van de plaatsingen werd voltrokken in de isoleercel. Een iso-plaatsing op de eigen cel betekent afzondering in de eigen (gesloten) cel, al dan niet met mogelijkheid van televisie. De duur van de iso-plaatsingen varieerde van drie tot 336 uur; het meest voorkomend was de duur van 72 uur oftewel drie volle dagen en nachten (29.9%). Bij 58 iso-plaatsingen (7.7%) werd ook een rood teken gegeven. Een dergelijke terugplaatsing in het systeem werd als aanvullende maatregel bovenop een iso-plaatsing gegeven.
Tabel 1 geeft een overzicht van factoren die werden vermeld als aanleiding tot de iso-plaatsing. Met een Chi-kwadraat (vergelijking van twee groepen) is getoetst in hoeverre de aanleidingen bij isolatie als straf verschilden van de aanleidingen voor isolatie als ordemaatregel.
De aanleidingen voor het opleggen van een iso-plaatsing als straf of als ordemaatregel verschilden significant. Zo lijkt de voornaamste reden voor het opleggen van een ordemaatregel van praktische aard te zijn (ter vergelijking: 60% van de iso-plaatsingen gebeurde in het kader van een ordemaatregel in tegenstelling tot de 8.4% in het kader van een straf), bijvoorbeeld wanneer de gedetineerde plaatsing weigerde in een cel voor meerdere personen of wachtte op overplaatsing naar een andere afdeling of pi. In zulke gevallen worden gedetineerden veelal in isolement geplaatst in het kader van beheersing. Een andere veelvoorkomende reden om tot een ordemaatregel over te gaan lijkt de eigen veiligheid van de gedetineerde te betreffen (in 22.4% van de gevallen, 0% in het kader van straf). Ten slotte lijken agressie-incidenten ook veelvuldig te resulteren in een iso-plaatsing in het kader van een ordemaatregel (in 11.2% van de gevallen, voor straf is dit in 5.6% van de gevallen). De omstandigheden die leidden tot een iso-plaatsing als straf waren met name drugs-gerelateerde incidenten (49.4%), een negatieve houding ten opzichte van het personeel/ niet meewerken met opdrachten personeel (28.5%) en het bezit van smokkelwaar (7.3%). Concluderend lijken zowel veiligheid als praktische overwegingen de belangrijkste redenen voor het isoleren in het kader van een ordemaatregel, en werden straffen voornamelijk uitgedeeld wanneer regels werden overtreden en bij grensoverschrijdend gedrag jegens het personeel.
De gemiddelde duur van de isolatie is in geval van straf aanzienlijk korter dan in geval van een ordemaatregel. Opvallend is dat de langste iso-plaatsingen (veertien dagen) relatief vaak in het kader van een ordemaatregel werden opgelegd (12.5% vergeleken met 5.9% voor iso-plaatsing als straf). Hierbij moet worden opgemerkt dat bij weigering van een cel voor meerdere personen altijd veertien dagen isolatie volgt. Deze maatregel kan duren zo lang als dat noodzakelijk is maar dient te worden beëindigd zodra dat mogelijk en verantwoord is. Dagelijks wordt gevraagd of de gedetineerde wil terugkeren naar zijn cel voor meerdere personen; zo niet, dan blijft de isoleermaatregel van kracht. De maatregel kan dan aanzienlijk langer duren dan een straf. Voor een straf wordt bij oplegging de duur vastgesteld. Verder lijkt de spreiding van de ordemaatregel zich voornamelijk rond drie (18.1%) tot zeven dagen (33.3%) te centreren. Bij disciplinaire iso-plaatsingen was dat rond één dag (16%), drie dagen (31.3%) en vijf dagen (20.3%).
Effecten van ‘de isoleer’
In een recente literatuurstudie (Manenschijn, 2015) naar de effecten van isolatie als straf en isolatie als ordemaatregel in PI’s en (forensisch) psychiatrische instellingen bleek dat isoleren gepaard gaat met veel negatieve psychologische en lichamelijke effecten. In totaal werden 27 empirische studies en literatuuuroverzichten met betrekking tot effecten van isolatie in detentie (n=14) en effecten van isolatie in de (forensische) psychiatrie (n=13), gepubliceerd tussen 1986 en 2008, geïncludeerd. De studies meldden een verscheidenheid aan psychologische klachten bij isolatie, zoals angst- en stemmingsstoornissen, suïcidaliteit, woede/agressie, hallucinaties en wanen, concentratie- en geheugenproblemen, impulscontroleproblematiek, symptomen passend bij PTSS, gevoelens van hulpeloosheid, verveling en eenzaamheid en, ten slotte, hypergevoeligheid voor prikkels uit de omgeving (zie voor overzichten Haney, 2003; Arrigo & Bullock, 2008; Georgieva, Mulder & Whittington, 2012; Oberleitner, 2000)3141823. Daarbij lijken er voor psychiatrische patiënten meer positieve effecten gerapporteerd te worden (gevoel van kalmte, ontprikkelend effect, vermindering agitatie en innerlijke zelfcontrole, meer ziekte-inzicht, vermindering agressie, verbetering psychiatrische symptomen, meer privacy, veiligheid, verbetering emotieregulatie, ontnuchterend, verbeterde kwaliteit van leven) dan bij gedetineerden (verbetering in probleemoplossend denken en een positieve interpretatie van eenzame opsluiting). In de literatuur over het isoleren in gevangenissen worden aanzienlijk vaker negatieve effecten gerapporteerd (Haney, 2003; Pizarro & Stenius, 2004; Smith, 2006; Arrigo & Bullock, 2008)2633 dan in de literatuur over psychiatrische patiënten (bijv. Oberleitner, 2000; Meehan et al., 2004; Keski-Valkama et al., 2010)2022. Voor wat betreft de lichamelijke effecten van iso-plaatsing rapporteerden zowel gedetineerden als patiënten een overgevoeligheid voor stimuli en een ontregeld slaapritme (Haney, 2003; Grassian & Friedman, 1986)17.
Waar de door geïsoleerde patiënten genoemde lichamelijke effecten beperkt bleven tot een ontregeld biologisch ritme, werd bij geïsoleerde gedetineerden ook nog genoemd: hartkloppingen, hoge bloeddruk, druk op de borst, diarree, indigestie, duizeligheid, gewichtsverlies, flauwvallen, verlies van eetlust en hoofdpijn (e.g. Smith, 2006; 2008)34. Belangrijke factoren die van invloed lijken te zijn op het ontwikkelen van negatieve effecten tijdens isolatie kunnen worden gekenschetst als kwetsbaarheden van het individu, zoals een reeds aanwezige psychiatrische stoornis als een klinische depressie, een negatieve coping-stijl, een langdurig verblijf in isolement, emotionele instabiliteit, bazigheid, wanordelijkheid, introversie, gebrek aan autonomie en de verwachtingen voorafgaand aan de iso-plaatsing (bijv. Andersen et al., 2000; Arrigo & Bullock, 2008; Bonta & Gendreau, 1990; Grassian & Friedman, 1986)15.
Alternatieven voor ‘de isoleer’
In vergelijking met het gevangeniswezen heeft de Nederlandse psychiatrie grote en belangrijke stappen gemaakt in het terugdringen van het gebruik van vrijheidsbenemende maatregelen. De negatieve effecten van isoleren (Georgieva, Wierdsma & Mulder, 2012; Ray, Myers & Rappaport, 1996; Frueh et al., 2005; Mayers et al., 2010; El-Badri & Mellsop, 2008)911132128 hebben aangezet tot veranderingen in het isoleerbeleid in psychiatrische instellingen.
Om een duidelijker beeld te krijgen van de daadwerkelijke omvang van het gebruik van vrijheidsbeperkende interventies werd ‘Argus’ in 2004 door enkele ggz-instellingen in het leven geroepen. Argus registreert onder andere de vorm van de toegepaste interventie, de datum, het tijdstip van de start en het tijdstip van het einde en of er sprake was van verzet (op eigen verzoek, geen verzet, verzet; (Argus, 2008)2. Per 1 januari 2012 is het voor alle psychiatrische instellingen die onder de Wet Bopz vallen verplicht om de maatregelen te registreren volgens de criteria van Argus (Argus, 2012). Over de periode 2008-2012 werd jaarlijks een sterke afname van het aantal gesepareerde patiënten waargenomen, variërend van vijf tot vijftien procent per jaar (Ten Voorde et al., 2013)35. Een dergelijke afname kon mede worden bereikt door enthousiasme in het veld voor het ontwikkelen van alternatieven (zie voor een recente bloemlezing hiervan bijvoorbeeld Callaghan et al. (2015))6.
Ook binnen het gevangeniswezen groeit de aandacht voor het gebruik van ‘de isoleer’. Inmiddels is door het ministerie van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie uit 2012 een beleidskader ‘Afzondering in detentie’ verstrekt (IV&J, 2012). Het voorkomen van detentieschade is een belangrijke doelstelling. Over isolatie wordt erkend dat dit nadelige effecten kan hebben op de gedetineerde. Men pleit voor maatwerk in het straffenbeleid en erkent dat belonen beter werkt dan straffen. Men geeft verschillende alternatieven voor het sanctiebeleid, uiteenlopend van het corrigerende gesprek tot de afzondering op de eigen cel en, in uiterste geval, op de isoleercel. Dit beleidskader heeft als gevolg dat het gebruik van de isoleer in een aantal inrichtingen tot een minimum, bijna nul, is teruggebracht. Afzondering geschiedt nu veelal op de eigen cel. De isoleercel wordt nog wel gebruikt als strafmaatregel voor delicten als handel in drugs, fysiek geweld en het bezit van wapens. Gezien de negatieve effecten op de psychische en lichamelijke gezondheid lijkt het raadzaam om ook in die gevallen werk te maken van het terugdringen zo niet afschaffen van het gebruik van ‘de isoleercel’ in detentie.