How the COVID-19 pandemic reveals our stereotypical thinking about domestic violence even more

V. de Vogel & K. Uzieblo

The prevalence of domestic violence seems to be increasing during
the COVID-19 pandemic. In most media coverage and calls for
preventive initiatives from professionals and policy, males are
consistently portrayed as perpetrators of domestic violence and
females and children as victims, also by leading organizations
like the WHO. However, research has clearly shown that there
are more types of domestic violence, like sibling and elder abuse
and that women are also capable of serious violence towards their
family. The current article aims to summarize the literature on
gender and domestic violence, and to discuss the societal reluctance
to acknowledge females as potential perpetrators, and males as
potential victims.


1924 Weergaven
43 Downloads
Lees verder
Huiselijk geweld lijkt sterk toe te nemen tijdens de Covid-19 pandemie. Wat opvalt in de berichtgeving, is dat er stelselmatig wordt uitgegaan van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers. Is dit wel terecht? In dit artikel beschrijven Vivienne de Vogel en Kasia Uzieblo dat ook vrouwen huiselijk geweld plegen en gaan ze in op de weerstand in de maatschappij om vrouwen als pleger én om mannen als slachtoffer te zien van huiselijk geweld.

Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld met een enorme impact op alle betrokkenen, die gepaard gaat met hoge maatschappelijke kosten. Daarmee vormt het wereldwijd één van de grootste volksgezondheidsproblemen (Geweld hoort nergens thuis, 2018). Niet alleen lijden de directe slachtoffers onder dit geweld, ook getuigen van huiselijk geweld dragen hun ervaringen levenslang met zich mee. Zo is het meemaken van geweld tussen ouders of opvoeders voor kinderen een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van psychische en gedragsproblemen, en om later zelf pleger en/of slachtoffer te worden van huiselijk geweld (bijv. Ehrensaft et al., 2003). De term huiselijk geweld is breed; hieronder vallen alle vormen van fysiek, psychisch, seksueel en economisch geweld die in huiselijke kring plaatsvinden, zoals partnergeweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling.

De aandacht voor huiselijk geweld neemt sterk toe in deze crisistijd. Huiselijk geweld was al voor de COVID-19 pandemie een groot volksgezondheidsprobleem. Maar sinds de crisis, waarbij mensen noodgedwongen veel thuis verblijven, is het probleem nog urgenter geworden. Met alle stress en onzekerheden over gezondheid, werk, sociale relaties en financiën en de geconstateerde toename van middelengebruik (Trimbos, 2020) is het niet verbazingwekkend dat de spanningen in gezinnen oplopen met mogelijk geweld als gevolg. Bij gezinnen waar deze problematiek al speelde is het bovendien moeilijker geworden om te kunnen ontsnappen uit de thuissituatie en om buitenshuis spanningen te reguleren. De hulpverlening lijkt voor de slachtoffers van huiselijk geweld bovendien letterlijk meer op afstand te staan. Het is dan ook lovenswaardig dat de urgentie van het huiselijk geweld tijdens de COVID-19 pandemie erkend wordt en dat steeds meer aangepaste initiatieven voor preventie ontstaan.

Wat echter opvalt, is dat men in de berichtgeving stelselmatig uitgaat van een man als pleger van huiselijk geweld en vrouwen en kinderen als slachtoffers. Zo werd in NRC Handelsblad (16 mei 2020) besproken dat de lockdown voor vrouwen mogelijk gevaarlijker is dan het virus in verband met huiselijk geweld. Ook in de berichtgeving van NOS werd bij de bespreking van de toename in huiselijk geweld enkel aandacht besteed aan de kwetsbare positie van vrouwen en kinderen (Habiballah, 2020, 6 april). Mannen worden hier telkens als daders weggezet, zelfs door professionele organisaties als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dat leert ons ook het volgende citaat van secretarisgeneraal Guterres: ‘Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie heeft 1 op de 3 vrouwen wereldwijd te maken met fysiek of seksueel geweld, meestal gepleegd door hun partner. Maar door de coronamaatregelen lijkt dat aantal te groeien. We weten dat lockdowns en quarantaines essentieel zijn om corona te bestrijden, maar daardoor kunnen vrouwen vast komen te zitten met gewelddadige partners.’

In de gehanteerde definitie van huiselijk geweld spreekt de Wereldgezondheidsorganisatie nog steeds enkel van ‘violence against women or children’ (WHO, 2020). Het is dan ook niet verrassend dat deze eenzijdige visie op huiselijk geweld terug te vinden is in de recent ontwikkelde initiatieven tot preventie en interventie bij huiselijk geweld. Deze wekken de schijn zich in deze crisistijd voornamelijk op vrouwelijke slachtoffers te richten. Zo zijn er bijvoorbeeld speciale opvanghotels waar vrouwen – en dus geen mannen – hun toevlucht kunnen zoeken.

Het is opmerkelijk dat er in de berichtgeving en in de initiatieven voor slachtoffers beduidend minder aandacht uitgaat naar andere vormen van huiselijk geweld als ouder(en)mishandeling en geweld tussen broers en zussen, en naar de vrouw als (mede)pleger van huiselijk geweld. Hoewel de aandacht doorgaans uitgaat naar partnergeweld en kindermishandeling, geven studies aan dat andere vormen van huiselijk geweld evenzeer voorkomen en ernstige gevolgen kunnen hebben. Zo zou één op zes ouderen te maken krijgen met mishandeling en/of misbruik door een familielid of verzorger (Yon et al., 2017). Ongeveer één op twee jongeren is het slachtoffer geworden van gewelddadig gedrag door de broer en/of zus (Finkelhor et al., 2015; Tucker et al., 2013). Hierbij dient, net als bij alle vormen van huiselijk geweld, aangetekend te worden dat deze cijfers waarschijnlijk een onderschatting zijn van het reële voorkomen. Daarnaast kan de vrouw wel degelijk als (mede) pleger van huiselijk geweld optreden.

In de wetenschappelijke literatuur en binnen de hulpverlening is al lange tijd duidelijk dat het bij huiselijk geweld om complexe situaties gaat waarbij de dynamiek tussen partners en gezinsleden een cruciale rol speelt. Talloze studies en meta-analyses naar partnergeweld laten zien dat er veel vaker sprake is van wederkerig geweld, waarbij beide partners zich schuldig maken aan gewelddadig of kleinerend gedrag tegenover elkaar, dan van eenzijdig geweld met een agressieve mannelijke dader en een vrouwelijk slachtoffer (Desmarais et al., 2012a; 2012b; Lysova, Dim & Dutton, 2019). Ook kunnen vrouwen wel degelijk eenzijdig geweld laten zien naar hun partner, en ook naar hun kinderen, broers/ zussen en ouders (Jackson, 2016; Morrill & Bachman, 2013).

Uit onderzoek blijkt dat één op de vier vrouwen en één op de vijf mannen ooit slachtoffer wordt van geweld door een partner

De (lange termijn-)gevolgen van huiselijk geweld kunnen voor alle betrokkenen desastreus zijn, ongeacht of de dader een man of vrouw is. Hoewel het meeste onderzoek zich richt op vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld door mannen, hebben de studies die wel naar slachtoffers van vrouwelijke daders keken, aangetoond dat er nauwelijks verschillen zijn in lichamelijke of psychische gevolgen (Hines & Douglas, 2015; Laskey, Bates & Taylor, 2019; Lysova et al., 2019). Zo rapporteren slachtofffers van seksueel misbruik door een vrouw evenveel depressieve klachten en gevoelens van angst als slachtoffers van een man. Sommigen geven zelfs aan misbruik door een vrouw erger te vinden, omdat ze het als verraad hebben ervaren wanneer ze werden misbruikt door hun moeder of een vrouw met wie ze een vertrouwensrelatie hadden (Denov, 2004).

Huiselijk geweld door vrouwen is dus niet uitzonderlijk maar wel potentieel schadelijk. Hoe komt het dan toch dat vrouwelijke plegers zo weinig in beeld komen? En waarom worden mannen niet serieus genomen of zelfs uitgelachen als zij slachtoffer worden? In dit artikel gaan wij in op de weerstand in de maatschappij om vrouwen als dader en mannen als slachtoffer van huiselijk geweld te zien. Eerst gaan we nader in op de cijfers en huidige kennis over onderzoek naar vrouwelijke huiselijk geweldplegers. Hierbij bespreken we vooral partnergeweld, aangezien hierover het meest bekend is.

Prevalentie huiselijk geweld door vrouwen

Geweld naar de intieme partner is één van de meest voorkomende en onderzochte vormen van huiselijk geweld. Uit onderzoek blijkt dat één op de vier vrouwen en één op de vijf mannen ooit slachtoffer wordt van geweld door een partner (Desmarais et al., 2012a). Mannen worden wel vaker veroordeeld voor partnergeweld en er worden relatief meer vrouwen door hun mannelijke partner gedood (Stöckl et al., 2013). In het justitiële systeem gaat het dus inderdaad om een oververtegenwoordiging van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers.

Epidemiologisch onderzoek en survey-onderzoek laat echter een veel genuanceerder beeld zien, namelijk dat maken aan partnergeweld (Desmarais et al., 2012b; Lysova et al., 2019). In een meta-analyse gebaseerd op 48 studies werd gevonden dat in 58% van de gevallen het geweld wederkerig was. In de overige 42% van de gevallen waarbij het geweld afkomstig was van één van beide partners, betrof dit vaker een vrouw dan een man, namelijk 28% enkel van vrouw naar man en 14% enkel van man naar vrouw (Langhinrichsen- Rohling et al., 2012b). Uit een grootschalige studie in vijftien landen waarbij meer dan elfduizend studenten werden gevraagd naar getuige-ervaringen met gewelddadig gedrag van hun ouders of opvoeders kwamen soortgelijke cijfers naar voren, namelijk bij 52% ging het om wederkerig geweld, bij 25% werd het geweld gepleegd door enkel de vader en bij 22% werd het geweld gepleegd door enkel de moeder (Straus & Michel-Smith, 2014). Naar partnergeweld binnen homoseksuele relaties is relatief minder onderzoek gedaan, maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat dit anders zou zijn dan binnen heteroseksuele relaties.

Er is minder onderzoek naar genderverschillen bij daders van geweld naar (stief)kinderen, maar er wordt in de literatuur gesuggereerd dat moeders en vaders even vaak gewelddadig zijn naar hun kind (Flatley, 2016). Bovendien worden bepaalde vormen van geweld naar kinderen vooral door moeders gepleegd, zoals het doden van pasgeborenen of heel jonge kinderen en het Münchausen by Proxy syndroom (het opzettelijk induceren, verergeren of voorwenden van lichamelijke of psychologische symptomen c.q. signalen door de primaire verzorger bij een ander). Het ombrengen van het hele gezin (familicide) wordt daarentegen vrijwel altijd door een man gepleegd. Seksueel geweld naar kinderen door vrouwen is zeldzaam, althans, zo blijkt uit de officiële cijfers. In Nederland worden cijfers gevonden rond de 3% van het totaal aantal veroordelingen voor een seksueel delict (dit is niet alleen naar kinderen). Seksueel misbruik door een vrouw komt mogelijk minder snel aan het licht omdat het minder zichtbaar is en zich meer in de taboesfeer bevindt. Uit onderzoeken waarin anoniem gemeld kan worden, blijken mannen meer seksueel misbruik door een vrouw in hun jeugd te rapporteren dan officieel bekend is. Cortoni, Babchishin en Rat (2017) bekeken slachtofferstudies en politiecijfers van twaalf landen en concluderen dat volgens slachtofferstudies 11,6% van de daders vrouw is, terwijl dit volgens de politiecijfers 2,2% is.

Geweld tussen broers of zussen is volgens sommige onderzoekers de meest voorkomende en ernstige vorm van huiselijk geweld, maar is nog onderbelicht en weinig onderzocht. Uit een onderzoek onder studenten bleek dat vrouwen vaker dader waren geweest van sibling abuse (Morrill & Bachman, 2013). De meeste studies naar ouderenmishandeling richten zich op (risicofactoren van) slachtoffers, maar uit de weinige onderzoeken naar kenmerken van daders blijkt dat ongeveer evenveel mannen als vrouwen ouderen mishandelen (Jackson, 2016). Vrouwen lijken wat vaker betrokken te zijn bij financiële uitbuiting en mannen gebruiken vaker fysiek geweld naar ouderen.

Voor meer informatie over genderverschillen tussen plegers van huiselijk geweld verwijzen we naar het kader waarin Nederlands onderzoek uitgevoerd in de forensische zorg wordt samengevat (zie ook Rodriques et al., 2019; Spencer et al., 2019).

Seksueel misbruik door een vrouw komt mogelijk minder snel aan het licht omdat het minder zichtbaar is en zich meer in de taboesfeer bevindt

Waarom komen vrouwen minder in beeld als dader dan mannen?

Het verschil tussen de officiële justitie-gegevens en de (epidemiologische) onderzoeken naar partnergeweld heeft zeer waarschijnlijk te maken met de ernst van het toegebrachte letsel door mannen en met een verminderde aangiftebereidheid van mannen (Van der Knaap & Bogaerts, 2010). Partnergeweld door vrouwen is doorgaans anders van aard, namelijk vaker psychisch of verbaal (kleineren, schelden, controleren) en minder vaak fysiek met ernstig letsel of de dood tot gevolg (Lysova et al., 2019; Stöckl et al., 2013). Wanneer mannen gewelddadig naar hun partner zijn, is het doorgaans frequenter en ernstiger van aard en zij worden dan ook vaker officieel veroordeeld.

Een tweede verklaring voor het verschil met de officiële cijfers is de aarzeling en schaamte bij mannen om aangifte te doen of hulp te zoeken wanneer zij slachtoffer worden.

Waarom komen mannen minder in beeld als slachtoffer?

Waarom ervaren mannen aarzeling en schaamte om naar voren te treden als slachtoffer en de dader aan te geven of hulp te zoeken? Verklaringen hiervoor zijn te vinden bij de mannen zelf, maar zeker ook in opvattingen en reacties in de maatschappij naar mannelijke slachtoffers. Allereerst lijkt er bij de mannen zelf een verschil in perceptie van slachtofferschap te bestaan. In vergelijking tot vrouwen geven mannen minder vaak aan zich slachtoffer te voelen van een misdaad en minder angst te ervaren wanneer zij door hun vriendin of vrouw worden mishandeld (Machado, Hines & Matos, 2016). In geval van seksueel misbruik zijn mannelijke slachtoffers soms in de war: mogelijk was er sprake van fysieke seksuele opwinding en heeft de man het seksuele contact niet direct als misbruik herkend of ervaren. Daarnaast lijkt er in de maatschappij nog altijd sprake te zijn van taboe en stigmatisering van mannelijke slachtoffers, zeker als de dader een vrouw was. Wanneer mannen naar buiten treden als slachtoffer kunnen zij dikwijls rekenen op ongeloof en soms zelfs hoon: ‘Je laat je als man toch niet door een vrouw slaan?’ Het is moeilijk te bevatten dat een doorgaans fysiek sterkere man zich door een vrouw laat mishandelen of misbruiken. Hierbij spelen stereotype publieke opvattingen over partnergeweld en over mannelijkheid een rol (zie Bates et al., 2019; Stanziani et al., 2019).

Als mannen dan toch in beeld komen door over de mishandeling met derden te praten of door aangifte te doen, dan eindigt dit nog al te vaak als een nare ervaring voor deze mannelijke slachtoffers (Machado et al., 2016; Roark, 2016; Tsui, 2014). Ze rapporteren niet te worden geloofd door de politie, en soms ook niet door hun eigen omgeving en hulpverleners. Een (reële) angst hierbij is ook de mogelijke gevolgen als zij melden dat hun vrouwelijke partner gewelddadig is – bijvoorbeeld dat ze vervolgens zelf (valselijk) beschuldigd worden en hun kinderen niet meer mogen zien (zie ook Hamel et al., 2009). Deze ervaringen liggen in lijn met hoe men in de maatschappij (door justitie, hulpverlening, omstanders) deze situaties van geweld beoordeelt en hoe men op zo’n situaties reageert. Zo blijkt uit onderzoek dat de politie geneigd is bij wederkerig geweld eerder de man te arresteren (Roark, 2016). Ook zijn er onderzoeken die laten zien dat omstanders minder vaak geneigd zijn in te grijpen als ze getuige zijn dat een vrouw een man slaat, terwijl ze dat wel doen als de situatie omgekeerd is (Bates et al., 2019; Cinquegrana, Baldry, & Pagliaro, 2018). Omstanders vinden dergelijke situaties ‘grappig’ of oordelen ‘hij zal het wel verdiend hebben’. Deze stereotypering en maatschappelijke reacties kunnen ernstige gevolgen hebben voor slachtoffers, maar ook voor daders. Het zorgt er in feite voor dat mannen verder worden gevictimiseerd (secundaire victimisatie) en verantwoordelijk worden gehouden (victim blaming), hetgeen hen nog verder belet om hulp te zoeken (Morgan & Wells, 2016).

Kortom: waar vrouwelijke slachtoffers duidelijk(er) in beeld komen, zoeken mannelijke slachtoffers minder snel hulp. Ze identificeren zichzelf minder snel als slachtoffer, schamen zich, hebben negatieve ervaringen wanneer zij naar voren komen als slachtoffer, en hebben angst voor de mogelijke – en ogenschijnlijke reële – gevolgen van zulke onthullingen.

Weerstand om vrouwen als pleger van huiselijk geweld te zien

Straus (2010) doet al meer dan veertig jaar onderzoek naar huiselijk geweld en heeft de weerstand persoonlijk ervaren wanneer hij rapporteerde over gender-symmetrie in partnergeweld. Hij beschrijft welke mogelijke verklaringen hierbij een rol spelen, onder andere stereotype opvattingen over vrouwen als zorgzaam en liefdevol (‘mythe van de verzorgende moeder’). De weerstand en kritieken komen vaak vanuit de feministische benadering, waarbij patriarchale culturen aangeduid worden als een oorzaak van partnergeweld. Volgens deze visie passen mannen geweld toe als middel om hun dominante positie ten opzichte van hun vrouwelijke partners te bevestigen. Veel vrouwenopvangcentra en hulpdiensten zijn vanuit een dergelijke visie ontwikkeld.

Wanneer vrouwen wel gewelddadig zijn, wordt dit vaak verklaard vanuit een slachtofferrol of vanuit hun geestelijke gesteldheid. Sommige auteurs stellen dat geweld door vrouwen naar de partner vrijwel altijd zelfverdediging is, een reactie is op eerder geweld of onderdrukking door de mannelijke partner (Allen, Swan & Raghavan, 2009). In empirische onderzoeken worden echter niet zoveel verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen in hun motieven voor partnergeweld.

Zo bestudeerden Langhinrichsen-Rohling en collega’s (2012a) 74 studies naar dit onderwerp en vonden – hoewel zelfverdediging relatief vaak voorkwam – veel meer diversiteit in motieven. Bij zowel mannen als vrouwen spelen wraak, frustratie en boosheid dikwijls een rol in de geweldpleging. ‘De ander terugpakken omdat hij of zij je heeft gekwetst’ is een veelvoorkomend motief bij zowel mannen als vrouwen. Een andere verklaring is dat vrouwen minder verantwoordelijk worden gehouden voor hun gewelddadige gedrag vanwege hun geestelijke gesteldheid of door de schrijnende situatie waarin ze zich bevinden. Uit Nederlands onderzoek in de forensische zorg bleek dat vrouwen lagere straffen kregen en minder verantwoordelijk werden gehouden voor hun daden dan mannen, terwijl die daden niet minder ernstig waren (De Vogel & De Spa, 2015). Brits onderzoek naar vrouwen en mannen die een levensdelict hadden gepleegd, laat zien dat de rechtbank milder oordeelde over vrouwen als het slachtoffer een kind of familielid was, maar dat ditzelfde niet gold voor mannelijke daders (Flynn et al., 2011).

Belang van erkennen dat vrouwen gewelddadig kunnen zijn

Uiteraard is geweld naar vrouwen wereldwijd een groot probleem. Het enkel beschouwen van de man als dader en de vrouw als slachtoffer is evenwel onterecht en potentieel schadelijk. Het risico van vrouwen niet zien als mogelijke pleger van huiselijk geweld is dat een aanzienlijke groep slachtoffers niet de aandacht krijgt die ze verdient, er onvoldoende of niet tijdig ingegrepen wordt bij huiselijk geweld door een vrouw, en dat de hulpverlening voor zowel het slachtoffer als de dader niet goed aansluit (Laskey 2019; Straus, 2012). Het plegen van partnergeweld door een vrouw is overigens een sterke voorspeller dat ze zelf slachtoffer wordt van partnergeweld (Stith et al., 2004).

Naast direct slachtofferschap blijkt onomstotelijk dat het getuige zijn van geweld tussen ouders of opvoeders voor kinderen desastreuze gevolgen kan hebben. Dit wordt ook wel de intergenerationele overdracht genoemd. In de literatuur wordt gesuggereerd dat deze overdracht sterker geldt voor moeders dan voor vaders. Moretti en collega’s (2014) vonden in een groep van 139 adolescente meisjes dat wanneer zij getuige waren geweest van partnergeweld door hun moeder, dit een belangrijke voorspeller was dat zij later zelf ook partnergeweld gingen plegen – terwijl dit effect niet werd gevonden als ze hun vader partnergeweld hadden zien plegen.

Het helpen van slachtoffers én daders van huiselijk geweld en het stoppen van de intergenerationele overdracht zijn, kortom, cruciaal. Hierbij hoort ook de meest gepaste hulpverlening bieden aan het gehele systeem, waarbij mogelijk genderverschillen bestaan in de benadering (Rodriques et al., 2019).

Huiselijk geweld door vrouwen is niet uitzonderlijk maar wel potentieel schadelijk

Tot slot

Het is begrijpelijk dat het onderwerp mannelijke slachtoffers en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld verhitte discussies oproept, zowel tussen wetenschappers als in de maatschappij. Wereldwijd bekeken is geweld naar vrouwen een ernstig probleem. Het is beslist niet onze bedoeling geweld naar vrouwen niet serieus te nemen, maar anderzijds kan niet ontkend worden dat het andersom ook bestaat en dat dit evenzeer ernstige gevolgen kan hebben. Bovendien worden mannen, wanneer ze naar buiten treden als slachtoffer, vaak niet geloofd, niet serieus genomen of zelfs uitgelachen. Dat kan leiden tot secundaire victimisatie en dat ze nog minder geneigd zijn hulp te zoeken.

Het is goed dat er in deze crisistijd veel aandacht is voor huiselijk geweld en dat er extra toevluchtsoorden zijn voor vrouwelijke slachtoffers waar ze een veilige omgeving en psychosociale steun krijgen. Maar wat zijn de mogelijkheden voor mannen? De laatste jaren was er langzaamaan wat meer aandacht gekomen voor wederkerigheid van partnergeweld en voor mannen als slachtoffer van huiselijk geweld. Zo werd in 2018 na tien jaar mannenopvang in Nederland middels een congres Het taboe voorbij en bijbehorend tijdschrift aandacht gevraagd voor mannen als slachtoffer van huiselijk geweld met als doel om het taboe te doorbreken en de noodzaak voor opvang van mannen te onderstrepen. Op de site www.mannenmishandeling.nl bundelen meerdere hulporganisaties hun krachten om het taboe te doorbreken en voorlichting en hulp te bieden aan mannen die worden mishandeld: ‘Naast hulp en opvang zetten we ons ook in om meer bekendheid te geven aan dit belangrijke onderwerp. Door het taboe op mannenmishandeling is er veel onzichtbare ellende. Mannen vragen niet snel om hulp. En om geweld te stoppen is dat juist ontzettend belangrijk.’ In Vlaanderen werd overigens pas in 2015 het eerste vluchthuis voor mannelijke slachtoffers geopend.

De aandacht voor mannen als slachtoffer lijkt tijdens de COVID-19 pandemie echter weer ondergesneeuwd te raken. Meer bewustwording en aandacht voor de complexiteit van huiselijk-geweldsituaties, voor mannen als potentiële slachtoffers en voor vrouwen als potentiële plegers van huiselijk geweld, blijft dus hard nodig. Goede voorlichting en educatie kan hierin een sleutelrol vervullen. Meer genuanceerde verhalen over huiselijk geweld in de media – bijvoorbeeld van mannelijke slachtoffers –, maar ook educatie en training aan (toekomstige) professionals in onder meer het herkennen van signalen van huiselijk geweld bij zowel vrouwen als mannen is noodzakelijk. We mogen er immers niet van uitgaan dat wij, als professionals, niet vatbaar zijn voor een genderbias.

Meer in het algemeen is het tegengaan van stereotype opvattingen over genderrollen van belang. Al vanaf jonge leeftijd worden dergelijke stereotypen over gender ingeprent en dit is niet eenvoudig te veranderen. Vanuit de sociale psychologie is veel geschreven over genderstereotypen, met name in relatie tot studie- en carrièrekeuzes en hoe blootstelling aan zogenoemde counterstereotypical role models kan bijdragen aan een genuanceerder evenwichtiger beeld van mannen en vrouwen (zie voor een overzichtsartikel Olsson & Martiny, 2018). Ook binnen de forensische psychologie kan deze kennis worden benut in het tegengaan van stereotype denkbeelden.

Goede preventiemaatregelen en tijdige en adequate hulpverlening voor alle betrokkenen van huiselijk geweld zijn uiteindelijk cruciaal. Alleen dan kunnen we het geweld en de intergenerationele overdracht stoppen. In onderhavig artikel zijn wij vooral ingegaan op genderverschillen in partnergeweld, omdat hierover de meeste literatuur bestaat. We willen hier tot slot echter expliciet aandacht vragen voor meer aandacht en onderzoek naar andere vormen van huiselijk geweld zoals ouderenmishandeling, geweld tussen broers/zussen, kindermishandeling en seksueel misbruik door vrouwen. Ook bij deze vormen van huiselijk geweld is nog veel leed te voorkomen.

Beeld: Srdjan Randjelovic/shutterstock.com

Literatuurlijst

  1. Allen, C.T., Swan, S.C. & Raghavan, C. (2009). Gender symmetry, sexism, and intimate partner violence. Journal of Interpersonal Violence, 24(11), 1816-1834.
  2. Bates, E.A., Kaye, L.K., Pennington, C.R. & Hamlin, I. (2019). What about the male victims? Exploring the impact of gender stereotyping on implicit attitudes and behavioural intentions associated with intimate partner violence. Sex Roles, 81, 1-15.
  3. Cinquegrana, V., Baldry, A.C. & Pagliaro, S. (2018). Intimate partner violence and bystanders’ helping behaviour: An experimental study. Journal of Aggression, Conflict and Peace Research, 10, 24-35.
  4. Cortoni, F., Babchishin, K.M. & Rat, C. (2017). The proportion of sexual offenders who are female is higher than thought: A meta-analysis. Criminal Justice and Behavior, 44(2), 145-162.
  5. Denov, M.S. (2004). The long-term effects of child sexual abuse by female perpetrators: A qualitative study of male and female victims. Journal of Interpersonal Violence, 19, 1137-1156.
  6. Desmarais, S.L., Reeves, K.A., Nicholls, T.L., Telford, R.P. & Fiebert, M.S. (2012a). Prevalence of physical violence in intimate relationships: Part 1. Rates of male and female victimization. Partner Abuse, 3, 140-169.
  7. Desmarais, S.L., Reeves, K.A., Nicholls, T.L., Telford, R.P. & Fiebert, M.S. (2012b). Prevalence of physical violence in intimate relationships, Part 2: Rates of male and female perpetration. Partner Abuse, 3, 170-198.
  8. Ehrensaft, M.K., Cohen, P., Brown, J., Smailes, E., Chen, H. & Johnson, J.G. (2003). Intergenerational transmission of partner violence: A 20-year prospective study. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71(4), 741–753
  9. Finkelhor, D., Turner, H.A., Shattuck, A. & Hamby, S.L. (2015). Prevalence of childhood exposure to violence, crime, and abuse: Results from the national survey of children’s exposure to violence. JAMA pediatrics, 169(8), 746-754.
  10. Flatley, J. (2016). Abuse during childhood: Findings from the crime survey for England and Wales, year ending March 2016. Office for National Statistics. https://www.welshwomensaid.org.uk/wp-content/uploads/2018/07/Abuse-During-Childhood-Findings-from-the-Crime-Survey-2016.pdf
  11. Flynn, S., Abel, K., While, D., Mehta, H. & Shaw, J. (2011). Mental illness, gender and homicide: A population-based descriptive study. Psychiatry Research, 185, 368-75.
  12. Habiballah, N. (2020). Wereldwijde toename huiselijk geweld door coronavirus. NOS. Beschikbaar: https://nos.nl/collectie/13841/artikel/2329645-wereldwijde-toename-huiselijk-geweld-doorcoronavirus.
  13. Hamel, J., Desmarais, S. L., Nicholls, T.L., Malley-Morrison, K. & Aaronson, J. (2009). Domestic violence and child custody: are family court professionals’ decisions based on erroneous beliefs? Journal of Aggression, Confl ict and Peace Research, 1(2), 37.
  14. Hines, D.A. & Douglas, E.M. (2015). Health problems of partner violence victims: comparing help-seeking men to a population-based sample. American Journal of Preventive Medicine, 48(2), 136-144.
  15. Jackson, S.L. (2016). All elder abuse perpetrators are not alike: The heterogeneity of elder abuse perpetrators and implications for intervention. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 60(3), 265-285.
  16. Knaap, L.M. van der & Bogaerts, S. (2010). Mannen en vrouwen als plegers van huiselijk geweld. Justitiële Verkenningen, 36(8), 46-61.
  17. Langhinrichsen-Rohling, J., McCullars, A. & Misra, T. A. (2012a). Motivations for men and women’s intimate partner violence perpetration: A comprehensive review. Partner Abuse, 3(4), 429-468.
  18. Langhinrichsen-Rohling, J., Misra, T., Selwyn, C. & Rohling, M.L. (2012b). Rates of bidirectional versus unidirectional intimate partner violence across samples, sexual orientations, and race/ethnicities: A comprehensive review. Partner Abuse, 3, 199-230.
  19. Laskey, P., Bates, E.A. & Taylor, J.C. (2019). A systematic literature review of intimate partner violence victimisation: An inclusive review across gender and sexuality. Aggression and violent behavior. https://doi.org/10.1016/j.avb.2019.02.014
  20. Lysova, A., Dim, E.E. & Dutton, D. (2019). Prevalence and consequences of intimate partner violence in Canada as measured by the National Victimization Survey. Partner abuse, 10(2), 199-221.
  21. Machado, A., Hines, D. & Matos, M. (2016). Help-seeking and needs of male victims of intimate partner violence in Portugal. Psychology of Men and Masculinity, 17(3), 255–264.
  22. Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Verenging van Nederlandse Gemeenten (2018). Geweld hoort nergens thuis. Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnotas/2018/04/25/geweld-hoort-nergens-thuis-aanpak-huiselijk-gewelden-kindermishandeling
  23. Morgan, W. & Wells, M. (2016). ‘It’s deemed unmanly’: Men’s experiences of intimate partner violence (IPV). Journal of Forensic Psychiatry and Psychology, 27(3), 404–418.
  24. Moretti, M.M., Bartolo, T., Craig, S., Slaney, K. & Odgers, C. (2014). Gender and the transmission of risk: A prospective study of adolescent girls exposed to maternal versus paternal interparental violence. Journal of Research on Adolescence, 24, 80-92.
  25. Morrill, M. & Bachman, C. (2013). Confronting the gender myth: An exploration of variance in male versus female experience with sibling abuse. Journal of Interpersonal Violence, 28(8), 1693–1708.
  26. Olsson, M. & Martiny, S.E. (2018). Does exposure to counterstereotypical role models infl uence girls’ and women’s gender stereotypes and career choices? A review of social psychological research. Frontiers in Psychology, 9, 2264, 1-15.
  27. Rodriques, L.M., Armenti, N.A. & Babcock, J.C. (2019). Beyond traditional treatment approaches for intimate partner violence. Integrating a dyadic perspective. In J.L. Ireland, C.A. Ireland & Birch, P. (Eds). Violent and Sexual Offenders: Assessment, Treatment and Management (2nd Edition) (pp. 370-382). London: Routledge.
  28. Spencer, C., Mallory, A.B., Cafferky, B.M., Kimmes, J.G., Beck, A.R. & Stith, S. M. (2019). Mental health factors and intimate partner violence perpetration and victimization: A meta-analysis. Psychology of Violence, 9(1), 1–17.
  29. Stanziani, M., Newman, A.K., Cox, J. & Coffey, C.A. (2019). Role call: Sex, gender roles, and intimate partner violence. Psychology, Crime & Law, 26, 208–225.
  30. Stith, S.M., Smith, D.B., Penn, C.E., Ward, D.B. & Tritt, D. (2004). Intimate partner physical abuse perpetration and victimization risk factors: A meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior,10, 65-98
  31. Stöckl, H., Devries, K., Rotstein, A., Abrahams, N., Campbell, J., Watts, C. & Moreno, C.G. (2013). The global prevalence of intimate partner homicide: A systematic review. The Lancet, 382(9895), 859-865.
  32. Straus, M.A. (2010). Thirty years of denying the evidence on gender symmetry in partner violence: Implications for prevention and treatment. Partner Abuse, 1(3), 332-362.
  33. Straus, M.A. (2012). Blaming the messenger for the bad news about partner violence by women: The methodological, theoretical, and value basis of the purported invalidity of the Confl ict Tactics Scales. Behavioral Sciences & the Law, 30, 538-556.
  34. Straus, M.A. & Michel-Smith, Y. (2014). Mutuality, severity, and chronicity of violence by father-only, mother-only, and mutually violent parents as reported by university students in 15 nations. Child Abuse & Neglect, 38(4), 664-676.
  35. Trimbos (2020). Nieuwe coronavirus, alcohol, roken, drugs en mentale gezondheid. https://www.trimbos.nl/kennis/corona/?bericht=2982 Tsui, V. (2014). Male victims of intimate partner abuse: Use and helpfulness of services. Social work, 59(2), 121-130.
  36. Tucker, C.J., Finkelhor, D., Shattuck, A.M. & Turner, H. (2013). Prevalence and correlates of sibling victimization types. Child abuse & neglect, 37(4), 213-223.
  37. Vogel, V. de (2017). Geweld door vrouwen. Motieven en verklaringen. Amsterdam: Boom Psychologie & Psychiatrie.
  38. Vogel, V. de & Spa, E. de (2015). Criminele voorgeschiedenis en delictanalyse bij vrouwelijke terbeschikkinggestelden: Een vergelijking met mannen. Panopticon, 36, 433-448.
  39. Vogel, V. de, Stam, J., Bouman, Y., Horst, P. ter & Lancel, M. (2016). Violent women: A multicentre study into gender differences in forensic psychiatric patients. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 27, 145-168.
  40. World Health Organization (2020). Intimate partner and sexual violence (violence against women). www.who.int/violence_injury_prevention/ violence/sexual/en/.
  41. Yon, Y., Mikton, C.R., Gassoumis, Z.D. & Wilber, K. H. (2017). Elder abuse prevalence in community settings: A systematic review and meta-analysis. The Lancet. Global health, 5(2), e147–e156.