Beeld je een veertienjarig meisje in. Ze is alleen in haar slaapkamer, zit met gebogen schouders aan haar bureau en staart somber voor zich uit. Ze moet haar huiswerk maken, maar haar gedachten blijven haar afleiden. Ze staat op, loopt naar haar bed, pakt haar dagboek en schrijft: ‘Lief dagboek. Ik ben gewoon niet slim genoeg om mijn huiswerk te doen. Ik ben waarschijnlijk de domste van de school. Het voelt alsof ik nooit iets goed kan doen. Ik heb ook mijn vriendinnen afgezegd deze avond. Ik ben toch geen leuk gezelschap. Ik wed dat ze me niet eens missen. En mijn ouders zeuren dat ik zo snel geïrriteerd ben de laatste tijd. Ik heb nergens zin in. Gewoon in bed liggen en slapen. Het zou zelfs beter zijn als ik niet meer wakker word.’
Jongeren die een depressieve periode doormaken, zouden zich zoals dit meisje kunnen voelen. Zij zouden zo kunnen denken en zo kunnen doen.