Na een jarenlange benadering vanuit het standpunt ‘het zal toch wel meevallen’, staat het thema ‘Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) en verslavingsproblematiek’ inmiddels op de politieke en zorginhoudelijke kaart. Waar in 2007 op Kamervragen (Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2007)38 nog werd aangegeven dat er in Nederland ‘enkele honderden’ jongeren met een LVB met verslavingsproblematiek kampen, komt er anno 2016 in toenemende mate aandacht voor deze vorm van comorbiditeit. Terecht, maar nog niet voldoende. Ondanks meer aandacht voor middelengebruik en verslavingsproblematiek onder mensen met een LVB, wordt de zorg voor deze doelgroep nog onvoldoende efficiënt en effectief vorm gegeven.
Verslavingsproblematiek behoort samen met angst- en stemmingsstoornissen tot de top-drie van meest voorkomende psychiatrische problemen (De Graaf et al., 2012)16. In de DSM-5 wordt een ‘stoornis in het gebruik van een middel’ geclassificeerd aan de hand van elf criteria, zoals beperkte controle over middelengebruik, sociaal disfunctioneren, riskant middelengebruik en tolerantie en onthouding (American Psychiatric Association [APA], 2013)2. In Nederland blijkt ongeveer