Beste redactie,
Hoewel ik inmiddels behoorlijk wat reiskilometers door Azië heb gemaakt, kan ik wel zeggen dat India, waar ik op reis was, de meeste indruk op mij maakte. De chaos van mensen en verkeer, de hitte en de armoede; alles is dag en nacht druk, stoffig en dicht op elkaar gepakt.
Dit werd mij direct duidelijk: toen ik in de taxi zat die mij van het vliegveld naar mijn hotel bracht, kwam er opeens bij een stoplicht een bezwete, onverzorgde vrouw met haar voorhoofd tegen mijn raampje staan. De vrouw was hoogzwanger, legde haar hand op de ruit en keek me aan met een verwilderde blik. De taxichauffeur sloot automatisch alle deuren. Ik draaide mijn hoofd weg, maar enigszins geschokt was ik wel.
In de dagen erna werd de armoede om me heen steeds gewoner. Gezinnen bedelend op straat en bij de stations, de in doeken gewikkelde lijken die over straat werden gedragen, gehandicapten die moeizaam vooruitkwamen en massa’s afval met bijbehorende stank in de grote steden. En de slums, die vanuit de trein goed zichtbaar zijn en waarvan ik me niet kon voorstellen dat er daadwerkelijk mensen wonen. Veel Indiërs werken elke dag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, tot op hoge leeftijd. Een groot deel van de bevolking lijkt van dag tot dag te (over)leven.
Overal waar ik kom lijken Indiërs andere omgangsvormen te hebben dan ik gewend ben. In eerste instantie komt het op me over als bemoeizucht, ze bemoeien zich constant met anderen, ook met vreemden, soms op het agressieve af. Later lijken Indiërs me meer één grote familie; in de trein helpt men bijvoorbeeld vreemden met loodzware tassen sjouwen en het juiste gereserveerde plekje vinden. En als er weinig zitruimte is, gaat men gewoon met de armen om elkaar heen zitten, ook al kent men elkaar niet. Kleine kinderen worden bij onbekenden op de schoot gezet en iedereen krijgt eten aangeboden, ook ik.
Maar er is in mijn ogen weinig persoonlijke ruimte: Indiërs komen letterlijk en figuurlijk dichtbij. Privacy en schaamte lijken niet in het Indiase woordenboek voor te komen. Men stelt elkaar vaak persoonlijke vragen, ook aan mij: ‘Ben je getrouwd?’ ‘Hoeveel verdien je?’ En spugen, smakken en boeren zijn heel normaal.
Veel van wat Indiërs doen, is aanvankelijk voor mij ondenkbaar, maar het went. En dan komen Nederlanders tijdens deze reis steeds meer keurig, maar ook wat afstandelijk op me over. De grenzen in India lijken vager dan in Nederland, voornamelijk omdat men meer op elkaar aangewezen is. Toch, als ik in de trein op het station van Delhi zit te wachten en er een klein meisje naast me op het spoor gaat staan, haar broekje naar beneden trekt en haar behoefte gaat zitten doen, ben ik toch wel weer tevreden met onze Hollandse terughoudendheid.
Paulien Fliek is gz-psycholoog i.o. bij De Jutters (Jeugd-ggz) in Den Haag.