Lees verder
Toen ik nog niet zo lang aan de Technische Universiteit Eindhoven werkte, belandde ik in een e-maildiscussie met een emeritus professor in de statistiek over welke conclusies je mag trekken na het toetsen van een hypothese. We werden het niet eens, waarop hij onze mailwisseling afsloot met: ‘Misschien is sociale psychologie helemaal geen vak. Ik ben niet de eerste die dat suggereert.’
Daniel Lakens

Op de sociale faculteiten waar ik voorheen werkte, was ik gewend dat we als psychologen, tussen de historici en filosofen, onbetwist als echte wetenschappers werden gezien omdat wij de empirische methode gebruikten. Als experimenteel psycholoog aan een technische universiteit word je echter constant geconfronteerd met twijfel over je vakgebied. Schuin tegenover mijn kamer zit een hoogleraar die onderzoek doet naar menselijke perceptie. Zoals veel perceptieonderzoekers heeft hij een achtergrond in de natuurkunde. Toen ik een keer zei dat ik in een studie gemeten had welke associaties mensen met kleuren hebben, antwoordde hij: ‘Geméten?’ De term heeft een beduidend andere betekenis in de natuurwetenschappen dan in de statistiek waarop psychologen hun kennis baseren.
Buiten de ivoren toren is het tegenwoordig niet anders. Op de deur van mijn kamer hangt een ansichtkaart van ‘Henk en Ingrid’ met de tekst: ‘Wetenschap is ook maar een mening.’ Grappig, dacht ik. Maar in een recent onderzoek van het Rathenau Instituut1 blijkt dat 32% van een representatieve steekproef het eens is met de stelling ‘Wetenschappers spreken elkaar steeds tegen, dus je weet niet wat waar is.’ Slechts 23% van de Nederlanders is het eens met de stelling ‘Je kunt erop vertrouwen dat het klopt wat wetenschappers je vertellen.’
Een deel van die teleurstelling komt misschien omdat mensen zekerheid verwachten van de wetenschap die als enige zekerheid de twijfel heeft. Zoals de natuurkundige Richard Feynman schreef: ‘Wetenschappelijke kennis is een verzameling van stellingen met verschillende graden van zekerheid – sommigen zeer onzeker, sommige bijna zeker, geen absoluut zeker.’
De natuurkundige Michael Berry berekende in 1978 het pad van een biljartbal die tegen andere ballen en de randen van de tafel botst. Na negen interacties moet je de zwaartekracht van de mensen die naast de tafel staan meenemen om te voorspellen wat er gebeurt. Het voorspellen van het gedrag van een biljartbal wordt al snel heel moeilijk. En dan hebben biljartballen nog niet eens een vrije wil.
Als je de twijfel niet kan wegnemen, en zekerheid zoekt waar die niet te krijgen is, dan kun je het onderwerp van twijfel alleen negeren of verwerpen. Wetenschap is ook maar een mening. Maar als je de twijfel accepteert als zekerheid, kun je vragen: En wat nu?

1 Vertrouwen in de wetenschap, 2015, Rathenau Instituut, zie https://www.rathenau.nl/nl/publicatie/vertrouwen-de-wetenschap-2015.