Lees verder

De rechtspychologie is een jonge discipline. Toch is het aantal Nederlandse boeken op dit gebied niet meer op twee handen te tellen. Het gros van die boeken neemt een casus (veelal een strafzaak) als uitgangspunt en past daar vervolgens psychologische inzichten op toe, vaak ter verklaring van hoe de rechter tot een verkeerde beslissing heeft kunnen komen. Volgens dit stramien zijn er boeken geschreven over onder meer Lucia de B., Kees B., de twee van Putten en John Demjanjuk. De topper onder de casusboeken is voor mij nog steeds Dubieuze zaken uit 1992, van de hand van Nederlands’ grote rechtspsychologen Crombag, Van Koppen en Wagenaar. Dit omdat het boek niet één maar meer dan tien casus als uitgangspunt heeft, omdat de auteurs diepgravende en nog steeds toonaangevende theorieën van stal halen, waarvan een deel door henzelf is bedacht, omdat het boek een van de eerste in het genre is, en omdat het lezen ervan een romantische voorstelling bij me oproept van de sigarenrokende, kritische, intelligente, bijna mysterieuze academicus die eens even haarfijn uitlegt hoe de vork in de steel steekt. Dezelfde auteurs waren destijds ook verantwoordelijk voor het enige naslagwerk over rechtspsychologie, De menselijke factor. Dat geredigeerde boek is inmiddels via Het hart van de zaak (1997) en Het recht van binnen (2002) uitgegroeid tot een 1300 pagina’s tellend boek dat een volledig overzicht van het vakgebied poogt te geven. Bij de recentste versie (Reizen met mijn rechter) heeft Crombag het laten afweten als redacteur (maar niet als auteur ). Dat mag ook wel als je 75 jaar bent.

Maar nog geen maand na de officiële uitgave van Reizen met mijn rechter, komt Crombag op de proppen met een boek dat als subtitel Over psychologie en recht, misdaad en straf heeft meegekregen. Wat is hier aan de hand? Beconcurreert Crombag het steeds lijviger wordende basisboek waar hij ooit zelf verantwoordelijk voor was? Hoe dan ook, de opzet van Crombags nieuwe boek lijkt pretentieloos. Hij heeft zestien eerder door hem gepubliceerde teksten in een nieuw jasje gestoken en gebundeld. De eerste zes hoofdstukken gaan over psychologie, de volgende tien over recht. En hoewel de auteur rechtspsycholoog is, zijn de hoofdstukken niet tot dat vakgebied beperkt. Zo zijn er algemene hoofdstukken over het geheugen, satanisme, het behaviorisme, lekenpsychologie, peer review en zelfs de fiscus. Geen standaardkost voor de rechtspsycholoog. Crombag lijkt een paar van zijn favoriete onderwerpen te hebben gekozen en daarover hoofdstukken te hebben ge- of herschreven. Zonder compromis aan samenhang of didactiek. Dat werkt verfrissend. Want geef toe: een 250 pagina’s tellend boek met goede hoofdstukken is toch aantrekkelijker dan een 1300 pagina’s zware draak waar alles in staat behalve dat wat je net wilt weten?
In het deel over psychologie komen onderwerpen aan bod waar Crombag de laatste jaren om bekend staat. Zo is er een hoofdstuk over verdringing. Het zal de kenner niet verrassen dat de auteur kritisch is over de wetenschappelijke waarde van verdringing. In het volgende hoofdstuk bespreekt Crombag enkele zaken rondom satanisch misbruik. Hij trekt daarbij een vergelijking met de middeleeuwse heksenjacht: net als toen, geldt ook nu dat er geen deugdelijk bewijs is voor de vermeende bovennatuurlijke, verderfelijke praktijken. Het hoofdstuk over peer review heeft, zoals gezegd, niets te maken met rechtspsychologie. Lezers die zichzelf hebben onderworpen aan peer review herkennen het punt van de auteur al snel: soms lijkt het erop alsof er een onzichtbaar forum werkzaam is dat alle wetenschappelijke activiteiten stuurt. Wie werk wil verzetten dat buiten de door dit spookforum gedefinieerde ‘mainstream’ valt, krijgt het moeilijk. Of het nu gaat om het verwerven van geld voor nieuw onderzoek of om het slijten van manuscripten over reeds uitgevoerd onderzoek.
De juridische hoofdstukken hebben onmiskenbaar een psychologische inslag. Zo wordt uitvoerig ingegaan op de perikelen die spelen bij het vaststellen van opzet en schuld, en op de problemen waar forensisch psychologen tegenaan lopen bij het vaststellen van toerekeningsvatbaarheid. In zijn hoofdstuk 7 laat Crombag zien beter in deze materie thuis te zijn dan menig jurist en psycholoog tezamen. In hoofdstuk 12 legt de auteur de vinger op de pijnlijke plek van de vaak slechte motivering van rechterlijke uitspraken. Vermeldenswaardig is verder hoofdstuk 13, waarin Crombag ons continentale inquisitoire systeem (waarin daders worden vervolgd door de overheid) afzet tegen het adversaire systeem waarin een grotere rol is weggelegd voor het slachtoffer. Hij gebruikt deze vergelijking om enkele fundamentele vragen over rechtvaardigheid en de functie van het strafrecht te belichten. Bijzonder, tot slot, is ook hoofdstuk 16 dat begint met een persoonlijk verslag van een bezoek aan de gevangenis San Quentin. De sfeerschets is akelig goed. Wat het nog pakkender en bijna nostalgisch maakt, is dat Crombag het betreffende bezoek begin jaren tachtig bracht. Toch heeft de eropvolgende analyse niets aan actualiteit ingeboet. Of dat komt door de vooruitziende blik destijds of door recente sterke aanpassing van de tekst, blijft in het midden.
Hoe pakt de vergelijking met Reizen met mijn rechter uit? Wie op zoek is naar een naslagwerk, raadplege dat boek. Wie liever kennis neemt van vlijmscherp geformuleerde inzichten kan beter Crombags boek lezen. Dit is toch niet weer een afscheidsbundel? Afgaand op de titel (Integendeel) gelukkig niet.

Prof.mr.dr. E. Rassin is werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. E-mail: rassin@fsw.eur.nl. Hij is tevens redacteur van De Psycholoog.