Lees verder
Door Sheldon Solomon, Jeff Greenberg, Tom Pyszczynski. Amsterdam: Boom uitgevers, 352 p.

Doodsangst is een van de belangrijkste drijvende krachten van het menselijk handelen. We worden er zelfs zozeer door gestuurd dat elke poging om een antwoord te vinden op de vraag ‘Waarom doen mensen zoals ze doen?’ tekort zal schieten als daarin het besef van de sterfelijkheid niet centraal staat. (…)

Het idee dat het besef van onze eigen sterfelijkheid een centrale rol speelt in alles wat de mens aangaat, is al heel oud. We vinden het terug in de Bijbel, de Tora, de Koran en de oude boeddhistische teksten. Vijfentwintighonderd jaar geleden zag de Griekse historicus Thucidides het probleem van de dood als de belangrijkste oorzaak van langdurige gewelddadige conflicten. Volgens Socrates was het de taak van de filosofie om ons te leren hoe te sterven. Voor Hegel was de geschiedenis een verslag van ‘wat de mens doet met de dood’. In de afgelopen twee eeuwen zijn dit soort ideeën verder ontwikkeld door filosofen (zoals Kierkegaard en Nietzsche), theologen (bijvoorbeeld Tillich een Buber), psychoanalytische en existentieelpsychologen (van Freud tot Rank en Lifton), om nog maar te zwijgen over de tijdloze literaire canon die zich uitstrekt van bijvoorbeeld Sophocles tot Shakespeare en Philip Roth.

In het veld van de wetenschappelijke psychologie is aan het probleem van de dood echter nooit veel aandacht besteed. Zelfs nu zijn veel psychologen er verbazingwekkend onverschillig over. Afgaand op invloedrijke hedendaagse sociaalwetenschappelijke studies over de menselijk natuur, de geest, cultuur, religie, oorlog, geschiedenis en bewustzijn zou je zomaar kunnen denken dat de dood niet alleen onbelangrijk is, maar bovendien nauwelijks bestaat. (…)

Wij [de auteurs, Red.] leerden elkaar kennen tijdens het doctorale programma experimentele psychologie aan de University of Kansas en de boeken van Ernest Becker bleken een ware openbaring voor ons, een soort Steen van Rosetta. Becker legde ons uit hoe de angst voor de dood het menselijk gedrag stuurt. Hij wierp licht op talloze sociaalpsychologische thema’s die wij al jarenlang hadden bestudeerd zonder ze werkelijk te begrijpen. Plotseling hadden we een antwoord op de vraag waarom we eigenwaarde zo nodig hebben, en waarom we mensen die anders zijn dan wijzelf vrezen, verafschuwen en soms zelfs uit de weg proberen te ruimen. In ons jeugdige enthousiasme deelden we Beckers ideeën tijdens de bijeenkomst van de Society of Experimental Social Psychology in 1984. Daar introduceerden we onze terror management theory, onze angstbeheersingstheorie, gebaseerd op Beckers stelling dat mensen voornamelijk streven naar betekenisvolle levens om te kunnen omgaan met hun angst voor de dood. Het publiek haakte echter zichtbaar af toen we vertelden dat onze theorie was beïnvloed door sociologie, antropologie, existentiële filosofie en psychoanalyse. Toen we vervolgens ook het denken van Marx, Kierkegaard, Freud en Becker aanhaalden, haastten vermaarde psychologen zich naar de uitgang.

Verbaasd, maar onverschrokken, schreven we vervolgens een artikel voor het tijdschrift van de American Psychological Association, American Psychologist. Een paar maanden later kwam het commentaar. ‘Ik weet wel zeker dat dit artikel volstrekt oninteressant is voor psychologen, zowel levende als dode’, aldus de eenregelige beoordeling. We bleven de redactie echter bestoken met vragen en ontvingen uiteindelijk commentaar waar we wel wat mee konden. ‘Hoewel jullie ideeën wel enige waarde hebben,’ zei hij, ‘zal niemand ze serieus nemen tenzij jullie met bewijzen komen.’

En zo hebben we de afgelopen kwart eeuw onderzoek gedaan naar de invloed van doodsangst op het menselijk handelen. (…)

Al sinds het eerste begin van de mensheid hebben cultureel bepaalde wereldbeelden veel troost geboden. Door de eeuwen heen, en overal ter wereld, is de meerderheid van de mensen geleerd dat het bestaan letterlijk in een of andere vorm doorgaat voorbij de lichamelijke dood. Sommigen van ons geloven dat de ziel opstijgt naar de hemel waar we onze eerder overleden dierbaren weer zullen ontmoeten en ons kunnen koesteren aan de liefdevolle gloed van onze schepper. Anderen ‘weten’ dat onze ziel op het moment van onze dood verhuist naar een nieuwe, geïncarneerde vorm. Weer anderen zijn ervan overtuigd dat onze zielen gewoon oversteken naar een ander, onbekend niveau van het bestaan. In al deze gevallen geloven we op de een of andere manier dat we letterlijk onsterfelijk zijn.

Onze culturen bieden ons bovendien hoop op symbolische onsterfelijkheid, een besef dat we deel uitmaken van iets dat groter is dan wijzelf en dat nog lang zal voortbestaan nadat wij zijn overleden. Op symbolische wijze ‘leven we voort’ in ons werk, door de mensen die we hebben gekend, door de gedenktekens die ons graf markeren en in ons nageslacht.

Het is echter niet voldoende dat we het leven in het algemeen zo zien. We moeten ons eigen leven ook zo zien. De wegen naar de letterlijke en de symbolische onsterfelijkheid verlangen van ons dat we ons een waardevol lid van onze eigen cultuur voelen. Daarom is een tweede, onmisbaar middel voor de beheersing van de angst het gevoel dat wij er persoonlijk toe doen, ons gevoel van eigenwaarde. En zoals de cultureel bepaalde wereldbeelden uiteenlopen, zo geldt dat ook voor de manieren waarop we ons gevoel van eigenwaarde krijgen en bewaren. Onder de Dinka in Sudan staat de man die de grootste kudde langhoornkoeien bezit in het hoogste aanzien. Voor veel Canadezen is de man die er het best in slaagt om met zijn stick rubberen pucks in een door een gemaskerde tegenstander bewaakt net te slaan, een nationale held. (…)

Doodsangst is een sturende factor in de ontwikkeling van kunst, religie, taal, economie en wetenschap. Hij deed ons piramiden opbouwen en de Twin Towers neerhalen. Het besef van onze eigen sterfelijkheid leidt ertoe dat we van dure auto’s houden, ons knisperend bruin bakken in de zon, rijden als bezetenen, en beroemd willen worden, ook al betekent het dat we daarvoor Yakurine moeten drinken in een realityshow. De dood maakt ook dat we ons ongemakkelijk voelen in ons lichaam en een ambivalente houding hebben ten opzichte van seks.

Alleen wij mensen zijn, vanwege onze vergrote en verfijnde hersenschors, in staat om doodsangst te voelen terwijl er geen direct gevaar dreigt. Onze dood ‘wacht als een oude losbol’, zoals de Belgische chansonnier Jacques Brel al zei, weggedoken in de psychologische schaduwen. Zelfs als we het geluk hebben om aanvallen door giftige insecten of bijtende beesten, messen, kogels, vliegtuigongelukken, autoongelukken, kanker of aardbevingen te ontwijken, weten we heel goed dat er een keer een einde aan komt.

Tegenwoordig wordt de terror management theory bestudeerd door psychologen en wetenschappers uit andere disciplines, en heeft ze een groot aantal resultaten opgeleverd die verder gaan dan Becker ooit had durven dromen. Inmiddels zijn er overtuigende bewijzen dat, zoals William James een eeuw geleden al suggereerde, de dood inderdaad de worm is die knaagt aan het klokhuis van de condition humaine. Het besef dat wij mensen sterfelijk zijn heeft een ingrijpend en allesdoordringend effect op ons denken, onze gevoelens en ons gedrag in vrijwel elk aspect van het menselijk leven – of we ons er nu van bewust zijn of niet.