Maakt de bankensector mensen oneerlijk? Of heeft die sector een bijzondere aantrekkingskracht op mensen die het met de waarheid zo nauw niet nemen? In eerder onderzoek was vastgesteld dat gedetineerden bij een kop- of muntspel meer geneigd waren tot vals spelen als ze voorafgaand aan hun status van crimineel herinnerd werden. Geïnspireerd op dat onderzoek zetten de Zwitsers een experiment op waarbij ze bankpersoneel aan een vergelijkbare vorm van priming onderwierpen.
Aan het onderzoek deden ruim tweehonderd proefpersonen mee, allen werkzaam bij een internationale bank. De deelnemers moesten tien keer een muntstuk opgooien en konden met elke ‘kop’ 20 dollar verdienen. Voorafgaand aan het spel was de helft van de proefpersonen geïnterviewd over zijn baan bij de bank. Aan de mensen uit de controlegroep stelden de onderzoekers vragen over hun vrijetijdsbesteding. Bij het tossen was vervolgens niemand aanwezig; de deelnemers moesten zelf rapporteren hoe vaak ze ‘kop’ gegooid hadden. Middels kansberekening concludeerden de onderzoekers dat de deelnemers die voor het spel over hun professie gesproken hadden de zaak bedrogen, terwijl de andere groep de verdeling tussen kop en munt eerlijk opgaf.
De verklaring luidt dat het ‘primen’ van de ene groep hun professionele rol en daarmee geassocieerde normen – ‘geld is goed ‘ en ‘er is een positieve correlatie tussen sociale status en financieel succes’ – bij hen mentaal op de voorgrond plaatste. De studie zou suggereren dat bankmedewerkers niet inherent oneerlijker zijn dan anderen, maar dat in het bankwezen dominante materialistische waarden hen verleiden tot oneerlijk gedrag. Door een beroeps- eed zouden ze zich meer bewust zijn van de impact van gesjoemel op het toch al geschade bancaire imago. (EdJ)
Bron: A. Cohn et al. (2014). Business culture and dishonesty in the banking culture. Nature, doi:10.1038/nature13977