Andrea Evers (1967) is sinds 2013 hoogleraar Gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Leiden. Ze doet onderzoek naar de invloed van psychologische factoren op lichamelijke klachten en aandoeningen. Haar onderzoek is baanbrekend, vooral op het gebied van het placebo-effect (beter worden van een pil zonder werkzame stof) en het nocebo-effect (bijwerkingen krijgen van een pil zonder werkzame stof). Evers ontdekte bijvoorbeeld dat lichamelijke klachten zoals pijn of jeuk kunnen toe- of afnemen door nocebo- en placeco-effecten. Die effecten worden vooral veroorzaakt door conditionering, waarbij niet alleen de zelfrapportage van pijn en jeuk wordt beïnvloed, maar het lichaam de stof ook daadwerkelijk kan aanmaken. We zijn eigenlijk onze eigen chemische fabriekjes, aldus Evers. Ze verwacht dat artsen hierop kunnen inspelen, zodat patiënten minder medicijnen nodig hebben.
Haar belangstelling voor onderzoek naar placebo’s ontstond toen Evers in de trein een review over placebo’s las van Fabrizio Benedetti (hoogleraar Fysiologie en Neurowetenschappen aan de University of Turin Medical School en belangrijk onderzoeker op het gebied van placebo’s en nocebo’s). Het idee dat we ons immuunsysteem kunnen conditioneren, maakte haar gelijk enthousiast. Ze schreef er haar Vidi-aanvraag over. Tot die tijd hield ze zich bezig met onderzoek op het snijvlak van geneeskunde en psychologie en onderzocht in het bijzonder de effecten van stress op pijn en jeuk bij chronische ontstekingsziektes. Placebo-onderzoek lag in het verlengde ervan. Ze had al een belangrijk experiment uitgevoerd waarin ze liet zien dat jeuk ook gevoelig kan zijn voor nocebo-effecten. De Vidi werd toegekend.
‘We zijn onze eigen chemische fabriekjes’
Gezondheid
Al op haar vijftiende hield Andrea Evers zich bezig met de vraag wat ze wilde gaan studeren. ‘Ik wilde iets doen waarvan ik gelukkig zou worden, maar ook iets dat ik echt belangrijk vond. Gezondheid, zo concludeerde ik, is het belangrijkst voor ieder mens. Persoonlijke ontwikkeling is dat ook, maar als je niet gezond bent, komt er van die persoonlijke ontwikkeling niets terecht.’
Daarna twijfelde ze over geneeskunde of psychologie. Het werd psychologie, want ziek zijn is erg, maar er niet mee kunnen omgaan, is nog erger. Ze begon haar studie aan de Universiteit van Bielefeld en stapte over naar de Universiteit van Amsterdam.
Wat haar bovendien toen al fascineerde was dat iemands mentale kracht zo sterk kan zijn, dat zijn of haar lichaam extreem veel kan verdragen. Neem topsporters en professionele dansers die mentaal over hun lichaam heersen. ‘Zo’n mentale kracht ontwikkelen zodat je fysiek veel aankunt, leek me het hoogste wat je bereiken kunt in het leven. Dat wilde ik ook,’ aldus Evers.
Het maximale geven
Ze is een harde werker, zeggen de mensen om haar heen, misschien werkt ze wel te hard. Evers moet erom lachen. ‘Dat valt wel mee. Ik vind alles wat ik doe gewoon prachtig! Als je het maximale geeft in het leven, is het veel leuker. En ik kan meer geven dan gemiddeld, zonder dat ik er last van krijg.’ Ze wil haar talenten optimaal benutten. ‘Het leven is een cadeau dat ons is gegeven, met dat fantastische lichaam dat heel ingenieus in elkaar zit. Zelf heb ik ook het meeste respect voor mensen bij wie je voelt dat ze zich helemaal inzetten om dat cadeau volledig terug te geven. Voor mezelf vind ik dat ik dat verplicht ben.’
Het is een verklaring voor haar harde werken, maar misschien heeft haar ambitie ook te maken met het feit dat ze de jongste in het gezin was. Haar zus en broer zijn respectievelijk vijf en zeven jaar ouder en dat heeft haar gevormd. Evers: ‘Ik vond het belachelijk dat ik niet alles mocht wat zij mochten, ik deed continu vreselijk mijn best om te laten zien dat het onterecht is. Zij gingen studeren, dat wilde ik ook, maar ik moest nog naar school. Zij gaven feesten waar ik bij wilde zijn en waar mijn leeftijdgenoten nog niet aan toe waren. Je wordt erdoor omhoog getrokken, zeker als je een beetje outgoing bent zoals ik.’
De manier waarop ze bij haar promotor Floris Kraaimaat solliciteerde, is tekenend voor haar karakter. Kraaimaat, inmiddels emeritus hoogleraar Medische Psychologie van de Radboud Universiteit Nijmegen, werkte destijds aan de Universiteit van Amsterdam. Evers had haar studie aan de UvA net afgerond en had een baan in Duitsland aangeboden gekregen, maar bleef liever in Amsterdam. ‘Ik hoorde dat er iemand bij Kraaimaat vertrok en klopte meteen bij hem aan. Hij zei dat de collega nog geen uur weg was, maar dat ik de volgende dag maar langs moest komen. Dat deed ik. Ik begon enthousiast te vertellen over wat ik leuk vond. Hij gaf me een paar artikelen mee en zei: “Ga dit maar lezen en kom dan terug.” Die artikelen inspireerden me direct om een experiment over locus of control te doen en werkte dat uit. Ik vertelde hem wat ik ervan vond en hij reageerde: “Ik ben het hier niet mee eens, maar wil je beginnen of niet?” Ik was verkocht. Iemand die het niet eens met me is, maar die wel met mij wil werken, dat vond ik nou een goede begeleider! Het heeft onze relatie altijd gekenmerkt. In een goede discussie hoef je het niet met elkaar eens te worden.’
Cognitie was een belangrijk thema in de jaren negentig van de vorige eeuw, maar onder Kraaimaat verdiepte Evers zich in de ouderwetse leertheorie en dat heeft nog altijd invloed; ze is in haar huidige placebo- en nocebo-onderzoek weer met conditionering bezig.
En er is nóg een antwoord op de vraag waar haar werkdrift, haar passie en die sterke innerlijke drijfveer vandaan komt. Ze vertelt over haar opa, de vader van haar vader, die arts was. Hij heette Joseph Evers (1894-1975), en is bekend geworden met het Eversdieet, dat hij aan MS-patiënten voorschreef. Hij had destijds al de overtuiging dat onze gezondheid en ons gedrag met elkaar te maken hebben en daarmee was hij zijn tijd ver vooruit. Hij betoogde dat je met leefstijl ernstige ziekten als multiple sclerose (MS) kunt beïnvloeden en dat het raar is dat daar in de gezondheidszorg geen rekening mee wordt gehouden. Hij schreef er boeken over en vertelde erover op een medisch congres. Ook opa Evers had een grote drive; hij wilde de wereld verbeteren en durfde anders te zijn. Zo liet hij zijn kinderen bijna honderdvijftig kilometer naar Keulen lopen om te laten zien dat fysieke kracht belangrijk is. En hij zette ze rauw vlees voor en wie het lukte alles op te eten, kreeg een beloning. Niemand slaagde erin. Zo wilde hij laten zien dat de mens van nature geen vleeseter is. Evers enthousiast: ‘Hij was zijn tijd ver vooruit!’
De link met die opa werd Evers zich pas bewust toen ze haar oratie schreef bij het aanvaarden van haar hoogleraarschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Opeens realiseerde ze zich dat ze eigenlijk zijn werk voortzette. ‘Ik zag hoe alles van mijn vaders en moeders kant in mij samenkwam, dat zo mijn kernmotivatie gevormd is. Je bent simpel een doorgeefluik, het heeft allemaal zo moeten zijn. Ik vind dat prachtig en het maakt ook bescheiden, want het is niet meer van jezelf. Het helpt mij met alle aandacht om te gaan: het gaat niet om mij, het gaat om de zaak.’
Impact
Wat haar ultieme doel is? Zonder nadenken: ‘De wereld compleet verbeteren. Maar lange tijd vond ik impact hebben op de maatschappij zo belangrijk, dat het me dwars begon te zitten. Zo’n vijf jaar geleden begon ik ermee te worstelen. Anderen vonden me succesvol en ik wist dat wat ik deed bij me paste, maar ik vond de impact onvoldoende; er veranderde door mijn werk weinig in de maatschappij.’
‘Het is niet aan mij om te bepalen of ik impact heb’
Aanvankelijk dacht Evers dat iedereen naar zo’n impact streeft. Maar tijdens een etentje met haar jaargang van De Jonge Academie (een platform opgericht door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) waarin jonge topwetenschappers verenigd zijn en waarvan Evers van 2013 tot 2018 deel uitmaakte) kwam het gesprek op drijfveren. Evers opperde: ‘We doen het uiteindelijk toch allemaal om de wereld beter te maken?’ Iedereen keek haar bevreemd aan. Waar hád ze het over? De motieven bleken heel verschillend. Ze maakte er een project van. Veel mensen bleken heel andere doelen na te streven. Evers: ‘Toch geloof ik nog altijd dat de ware bevrediging niet zit in je eigen levensgeluk, maar ontstaat als je boven jezelf kunt uitstijgen, als je ook iets voor anderen doet.’
Toch zat het streven naar impact haar dwars, ze werd er bijna krampachtig van. Tot ze zo’n twee jaar geleden een inzicht kreeg. ‘Ik dacht: het is niet aan mij om te bepalen of ik impact heb. Ik kan mijn best doen met alles wat ik in me heb, daarna is het aan anderen om het op te pikken en ik moet erop vertrouwen dat het wel goed komt.’
En het kwam goed, want niet lang daarna hoorde ze dat ze de Stevin-premie zou krijgen. Het is naast de Spinoza-premie de meest prestigieuze wetenschappelijke prijs die wordt uitgereikt aan een persoon of klein team dat een bijzonder succes heeft behaald op het gebied van kennisbenutting voor de samenleving. Impact dus. ‘Het komt goed als je je best doet en in de goeie flow zit,’ aldus Evers. ‘En als het niet gaat, dan moet je kijken wat er aan de hand is, en vooral zorgen dat je weer in de flow komt. Je hebt ook harde vechters, maar daar geloof ik niet zo in, als je met de flow mee gaat, gaat het voor een deel vanzelf. Ik doe het ook niet zelf, er speelt van alles mee: de tijdgeest, het feit dat ik extravert ben en het leuk kan brengen, en misschien had ik ook mazzel bij de subsidie.’
‘Als je je best doet en je zit in de goeie flow, dan komt het vanzelf goed’
Mogelijk heeft Evers makkelijk praten, stelt ze. ‘Ik merk aan de jongere generatie dat ze het vertrouwen niet altijd hebben. Wellicht is het voor hen ook moeilijker. Maar dan kan ik een voorbeeld zijn. Als je het onderste uit de kan wil halen in dit leven, moet je risico’s nemen en durven falen.’
Makkelijker vernieuwen
Met het geld van de Stevin-premie wil ze gaan innoveren. ‘Ik ben wel eens jaloers op de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Binnen de universiteit wordt de creativiteit soms wel erg aan banden gelegd. Hoe zouden we daar makkelijker kunnen vernieuwen?’
Met het geld wil ze onder andere nieuwe verbindingen gaan leggen, verbindingen tussen het fundamentele en klinische onderzoekers, verbindingen met maatschappelijke partners en ze wil gaan samenwerken met kunstenaars. ‘We zijn al begonnen met een project van placeboverhalen. Elke journalist begint al na tien minuten te vertellen over zijn eigen ervaringen op het gebied van placebo. Een kunstenaar stelde voor om verhalen te verzamelen van alle burgers van Nederland over placebo. Daar kunnen kunstenaars iets mee doen en wetenschappers ook.’
Toch is het opzetten van projecten, hoe vernieuwend ook, niet waar ze uiteindelijk naartoe wil, want projecten zijn leuk, maar ze zijn tijdelijk, de samenwerking moet structureler zijn. Hoe precies weet ze nog niet. Evers: ‘Ik vind kennis enorm belangrijk en de academie is voor mij bijna heilig. Ook de academische rituelen en de oude gebouwen vind ik prachtig, ik houd van tradities. Het oude is prachtig, maar ik ben de eerste om er iets nieuws van te maken. Het kader van de wetenschap vind ik wat conservatief in de methoden die we gebruiken, in onze zienswijze. Ik zou willen zoeken naar innovatieve methoden, zorgen voor een directere link met de maatschappij. Dat zou misschien in een apart instituut moeten gebeuren, maar dan wel binnen de universiteit. Want de wetenschap is traag. We hebben nieuwe methoden nodig waarin innovaties die we op hun effectiviteit toetsen, waar we gelijk ook al gebruik van kunnen maken.’
Kunst en wetenschap hanteren verschillende methoden, maar de processen zijn volgens Evers vergelijkbaar in hun creativiteit en het verleggen van grenzen. Ze kunnen veel van elkaar leren, aldus Evers. ‘Neem intuïtie. Dat is een cruciale eigenschap, ook voor wetenschappers, en het zou waardevol zijn als we manieren vinden om die te vergroten. Maar intuïtie is subjectief en moeilijk te objectiveren. Kunstenaars maken er veel gebruik van en kunnen ons misschien verder helpen. Er zou een kruisbestuiving op gang moeten komen. Daarbinnen zouden kunstenaars ons kunnen helpen met zo’n ingewikkeld onderwerp. Misschien moeten we het wetenschappelijk heel anders benaderen en komen we dan veel verder.’
Groter
De vraag dringt zich een paar keer op als ze vertelt over haar voorouders en over hoe zij in het leven staat: hoe spiritueel is ze eigenlijk? ‘Ik zou het niet spiritueel of religieus noemen,’ zegt Evers. ‘Maar ik geloof heel erg dat dingen een samenhang hebben en dat die groter is dan mijzelf en ook groter dan deze aarde. Alles heeft zin en een bedoeling, maar ik hoef het niet te begrijpen. Er is geen God, maar alles is wel goddelijk.’ Dan vertelt ze over een heel goede vriendin van haar die aan borstkanker overleed en hoe moeilijk dat was, ook omdat ze in een zin en bedoeling geloofde. ‘Ze was zo’n mooi mens, ze had een zoon van vier, hoe kan het? Dat vroeg ze me ook. Het was een heel kwetsbaar moment, ik had er geen antwoord op en moest het leren loslaten. Het is niet aan mij te begrijpen waarom dingen gaan zoals ze gaan soms. Dat neemt niet weg dat ik wel in een bedoeling geloof.’
Zo probeert ze twee werelden bij elkaar te brengen. ‘Er zijn veel onderwerpen die we nog niet onder woorden kunnen brengen, waar we ook nog niet wetenschappelijk over denken. De kunst gaat daar wel over, die laat vaak dingen zien die we nog niet onder woorden kunnen brengen, maar wel voelen. Dat bedoel ik met samenwerken tussen kunst en wetenschap.’
Maar ook de gedachte dat talenten van generatie op generatie overgaan. Of het feit dat stress over generaties heen kan blijven bestaan, vervolgt Evers. ‘Er zijn dingen die de wetenschap nog niet ontrafeld heeft, maar die wel ontrafeld kunnen worden en die aan biologische wetten gehoorzamen. Dus als we sommige dingen religieus noemen, betekent dat volgens mij dat we nog niet weten hoe het zit. Maar ze zullen uiteindelijk wel te verklaren zijn, hoewel ik dat waarschijnlijk niet meer zal meemaken. Ik hoop wel dat mijn werk eraan zal bijdragen om datgene wat we nu nog niet helemaal begrijpen, tastbaar en zichtbaar te maken.’
Fotografie: Peter Valckx