Ik wilde vroeger altijd graag geneeskunde doen, ik vind het heel interessant hoe alles in het lichaam interacteert. Maar daar miste ik een paar vakken voor. Toen heb ik me, zonder een open dag te bezoeken, ingeschreven voor psychologie. Ik besefte dat ook daar die interactie optreedt, alleen dan tussen mensen onderling.
Het bleek een hele goede keuze, ik zit nu in mijn vierde studiejaar. Ik ben net begonnen met de richting klinische ontwikkeling en ik vind het geweldig. Het gaat vooral over de ontwikkeling van kinderen, maar ook over alles wat te maken heeft met ouder worden. Over normale en abnormale ontwikkeling, wat de factoren zijn die daarbij een rol spelen in verschillende stadia in je leven. Het lijkt me leuk om daar later als therapeut mee te werken, of misschien onderzoek te doen in dat veld. Maar dat hoef ik nu gelukkig nog niet te beslissen. De masterinschrijvingen gaan binnenkort weer open, ik moet er nog even over nadenken wat ik ga doen.
Seksuele intimidatie
Naast mijn studie onderneem ik veel zijprojecten, zoals tekenen en een kledinglijn, Una’s originals. Die had ik in mijn tussenjaar opgezet. Het begon met handbeschilderde kledingstukken voor vrienden en nu ben ik ook echt kleren aan het naaien. Met die kleding heb ik zelfs nog een deel van mijn studie kunnen betalen, dat was echt cool. Ik vind het belangrijk te helpen bewustzijn te creëren over dingen die bekend zijn uit de psychologie, zoals opvoeding. Of het probleem van seksuele intimidatie, waar ik zelf op straat veel mee te maken heb. Ik draag graag korte rokjes en of het daardoor komt weet ik niet, maar ik heb sinds mijn dertiende al last van opdringerige mannen die ongepaste opmerkingen maken.
Als een man me stiekem nakijkt heb ik er geen probleem mee, ik kijk zelf ook graag naar mensen, mannen en vrouwen. Maar voor mij is het overduidelijk als het niet goed zit. Er is echt een verschil tussen een beetje kijken, flirten of oogcontact maken. Of wat ik laatst had, dat een man op zijn hurken ging zitten om onder mijn rokje te kunnen kijken. Ik was stomverbaasd en kon niet eens reageren, zo snel ging het. Hij zei ook nog, als een soort compliment: “you’re very beautiful”. Ook ben ik op de fiets op mijn billen geslagen en ben ooit zelfs in mijn gezicht gespuugd op straat. Dat was een vreselijk vernederende ervaring.
Naar aanleiding van al die ervaringen heb ik de comic Kijk niet zo boos. Het was maar een grapje gemaakt. Er staan letterlijk de opmerkingen in die ik en mijn vriendinnen naar ons hoofd hebben gekregen, ik heb er de tekeningen bij gemaakt. Sommige opmerkingen zijn best creatief, zoals “Groeiende bananen hiero”, toen ik langs een groep mannen liep in de Leidsestraat. Dat is ergens misschien wel grappig bedoeld, maar toch heel vervelend als je er in je eentje loopt.
Door het boekje kwam ik in de krant en op de radio. Ik schrok daarna wel van de hoeveelheid haatreacties. Toch ben ik blij dat ik het gemaakt heb. Het is voor mij ook een manier om te verwerken wat ik al jaren meemaak, ik kan die mannen belachelijk maken zonder dat het gevaarlijk is, en de regie houden.
Avondklok voor vrouwen
Ik probeer maar te denken dat het gedrag voortkomt uit eigen onzekerheid. Komt het door de ontwikkeling, door de opvoeding? Wat kunnen we doen om het te voorkomen? Ik heb het er vaak met mijn moeder over. Zij heeft ook altijd last gehad van intimidatie, dus het is kennelijk van alle tijden. Zij woont al heel lang in Amsterdam, maar volgens haar was het vroeger veel minder agressief, dat baart me wel zorgen.
‘Ik probeer maar te denken dat seksuele intimidatie voortkomt uit de onzekerheid van mannen’
In discussies hoor ik vaak: “Het is cultureel, dat gedrag hoort bij een bepaalde bevolkingsgroep.” Maar dat vind ik te makkelijk, je creëert een stereotype dat voor mij in ieder geval niet opgaat want het zijn vaak witte jongens die het meest vervelend doen, op het spugen na dan. Ik vrees dat een deel van het antwoord ligt in de wereldwijde, achtergestelde positie van vrouwen.
’s Nachts voel ik me niet echt veilig. Ik let goed op. En als je goed kijkt, zie je ’s nachts vaak ook alleen maar mannen in de stad, alsof er een avondklok is voor vrouwen. Ik loop ook nooit ’s nachts; ik fiets altijd, want ik kan hard fietsen en ken de stad goed.
Mensen reageren soms zo van: “zie het als een compliment” of “het is maar een grapje”. Hopelijk kan ik ze met dit boekje laten inzien dat het wel echt vervelend is. En misschien kunnen we de psychologie inzetten voor een campagne om empathie te kweken bij mensen die dit doen. Zodat ze inzien wat ze aanrichten.
Voor mij is het vooral belangrijk dat getuigen op straat laten merken dat ze aan mijn kant staan, dat ik niet alleen ben. Dat ze naar me toe komen om te vragen of het gaat, of een doekje geven om het spuug van mijn gezicht te vegen. Nog liever dan dat ze achter de dader aangaan, dat heeft vaak toch geen enkele zin.
Ondanks alles blijf ik toch een echt stadsmeisje. Ik peins er niet over om mijn kleding aan te passen, maar als ik uitga neem ik wel een lange broek mee en een trui voor op de terugweg.’
Fotografie: Peter Valckx