Lees verder
Deze rubriek belicht onder zoek waaraan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Veni-, Vidi- of Vici-beurs heeft toegekend. In deze aflevering: Jörg Gross, onderzoeker bij sociale psychologie en organisatiepsychologie van de Universiteit Leiden, ontving in 2018 een Venibeurs voor zijn onderzoek naar sociale dilemma’s. Daarbij kunnen mensen al dan niet aan publieke voorzieningen meebetalen, maar ook voor een individuele oplossing kiezen.
Geertje Kindermans

Het vakgebied van Jörg Gross is gebaseerd op de speltheorie en zijn werk is abstract en behoorlijk technisch. Maar de vragen waarmee Gross zich bezighoudt, zijn concreet en tot de verbeelding sprekend. Het gaat over collectieve pensioenvoorzieningen, klimaatverandering en de overbelaste gezondheidszorg. De grote problemen van deze tijd zijn allemaal public goods-dilemma’s.

‘Neem de klimaatverandering,’ legt Gross uit. ‘Dat is een situatie waarin een grote groep – de wereldbevolking – iets kan doen aan een probleem dat de hele groep aangaat – CO2-uitstoot. Maar iets doen, kost ieder individu nogal wat opofferingen: minder auto rijden, minder met het vliegtuig op vakantie, vaker de trein of de fiets pakken. Als te weinig mensen iets aan doen, heeft de hele groep een probleem. Een van de vragen is: hoe kun je de samenwerking verbeteren?

Zulke problemen kun je proberen op te lossen, maar speltheoretici denken er abstract over na. Gross: ‘In empirische studies ontwerpen we games die we door mensen laten spelen. In zo’n game ontvangen deelnemers zogenoemde resource points. Deze punten zijn uiteindelijk geld waard dat deelnemers meekrijgen na afloop van het onderzoek. Per ronde moeten de spelers beslissen hoeveel ze zelf houden en hoeveel ze in de gemeenschappelijke pot doen. Dat bedrag wordt vermenigvuldigd en over de groepsleden verdeeld. Als iedereen alles in de gemeenschappelijke pot doet, heeft de groep er als geheel het meeste profijt van.’

De game is zo ingericht dat het voor ieder individu voordeliger is als iedereen meedoet, maar dat hij zelf alles voor zichzelf houdt, vervolgt Gross. ‘Dit noemen we een freerider: iemand lift mee met de groep, zonder zelf een bijdrage te leveren. Als dat vaker gebeurt, brokkelt de samenwerking af.

We denken vaak dat het om een clash gaat van egoïsme en sociaal gedrag. Maar uit onderzoek blijkt dat degenen die samenwerken zich vaker aanpassen aan freeriders dan andersom.’

Daarop voortbordurend realiseerde Gross zich dat je in veel situaties niet alleen kunt samenwerken of freeriden, maar dat er nog een derde optie is: je terugtrekken, niet meedoen. ‘In het geval van mobiliteit bijvoorbeeld bestaat er naast de groepsoplossing – openbaar vervoer – ook een individuele oplossing: in je eigen auto stappen. Die situatie wil ik in een abstracte game gieten. Individuele oplossingen zijn vaak duurder, maar dan hoef je niet samen te werken en je krijgt niet te maken met freeriders. Maar als iemand voor zo’n individuele oplossing kiest, kunnen gemeenschappelijke (coördinatie)kosten stijgen.’

Drie potten

Zijn Veni bestaat uit twee delen. In het eerste deel gaat Gross gedragseconomisch onderzoek doen. Gedurende een aantal ronden spelen deelnemers een game. In elke ronde krijgen ze resource points en moeten ze beslissen hoeveel ze in de publieke pot storten, hoeveel in een privé-pot en hoeveel ze willen houden. ‘Na elke ronde horen ze wat anderen gedaan hebben,’ legt Gross uit. ‘En ze horen hoeveel er in hun privé-pot en in de gemeenschappelijke pot zit. Aan het eind van de game moeten ze een bepaalde hoeveelheid points hebben in ofwel de privé- óf de gemeenschappelijke pot. Er zijn dus twee drempels. Wordt geen van de twee drempels gehaald, verliezen ze alles, ook wat ze voor zichzelf gehouden hebben.’

Deelnemers kunnen voor de gemeenschappelijke oplossing gaan, te maken krijgen met freeriders die niet meebetalen, maar krijgen wel geld als de drempel behaald is. Gaat een deelnemer voor de privé-oplossing, dan kan niemand ervan meeprofiteren. De kosten van de individuele oplossing worden gevarieerd. Naarmate die hoger worden, wordt de gemeenschappelijke oplossing aantrekkelijker en maak je mensen afhankelijker van elkaar. Naarmate de kosten voor de individuele oplossing lager worden, kiezen steeds meer mensen voor die optie.

Straffen

Gross ontdekte dat mensen al heel snel voor de individuele oplossing kiezen; ze lijken niet graag te willen samenwerken en die moet wel heel erg aantrekkelijk worden gemaakt, voor ze voor samenwerking kiezen. Dat is een probleem, aldus Gross. Een manier om anderen tot een andere strategie te dwingen is peer punishment. Dan kunnen deelnemers elkaar straffen. Ook de straf is abstract: ze betalen een unit, waarop de ander drie units kwijtraakt. Het straffen werkt goed voor public good dilemma’s, de coöperatie wordt erdoor vergroot. Samenwerkers straffen freeriders, en vervolgens passen freeriders vaak hun gedrag aan en straffen niet terug.

In tegenstelling tot de freeriders, straffen de individualisten wel terug…

‘Maar in mijn geval heb je samenwerkers, individualisten en freeriders, zien we dat samenwerkers de meeste straffen uitdelen, maar ze straffen niet vooral de freeriders, maar de individualisten. En in tegenstelling tot de freeriders, straffen de individualisten terug. Veel minder vaak switchen ze naar de gemeenschappelijke oplossing. Dat betekent dat ze meer geld verliezen vanwege de straffen die ze moeten betalen en uitdelen.’

Simulatie

In het tweede deel van zijn Veni gaat Gross zijn vragen theoretischer toetsen via het simuleren van data. ‘Dan kan ik kijken welke strategieën naar boven komen en welke oplossingen er door de groep worden gevonden. In simulaties heb je veel meer actoren en dan kun je zien hoe verschillende strategieën zich ontwikkelen en wat is de rol van onderlinge afhankelijkheid. We hopen regels te vinden die ons kunnen vertellen onder welke omstandigheden er al dan niet samenwerking op gang komt. Zo ontstaan ook nieuwe ideeën voor experimenten en games.’

Gross zal met zijn onderzoek geen concrete oplossingen voor de problemen van deze tijd vinden. ‘Het zijn abstracte situaties, de werkelijkheid is veel complexer. Ik wil vooral op een abstract niveau beter begrijpen hoe het werkt. Wellicht kan dat wel helpen om een oplossing te vinden. Maar het klimaatdebat laat wel zien hoe ingewikkeld zulke problemen kunnen zijn.’

 

Fotografie: Geertje Kindermans