In 1998 nam Dolph Kohnstamm afscheid als hoogleraar Ontwikkelingspsychologie in Leiden. Ter gelegenheid daarvan verscheen toen een klein boekje met columns, geschreven voor Trouw. Een van die columns eindigt met een oproep: ‘Heeft u, lezer, jeugdherinneringen aan een plotselinge doorbraak van grote inzichten? U zou mij er een groot plezier mee doen ze voor mij op te schrijven, inclusief de situatie waarin het gebeurde, zo precies mogelijk.’ In enkele andere tijdschriften plaatste hij een vergelijkbare oproep. Kohnstamm publiceerde vervolgens in 2002 en 2006 twee bundels met resultaten van zijn onderzoek naar die herinneringen. Nu sluit hij zijn project af met Plotseling zelfbesef, een ‘geheel herziene en uitgebreide uitgave’ van zijn boek uit 2002.
Grote inzichten kunnen in principe over van alles gaan, maar Kohnstamm is vooral geïnteresseerd in het plotselinge idee van kinderen dat zij niet verwisselbaar met anderen zijn. Ze ontdekken hun eigen ik, en staan vaak meteen ook voor het raadsel dat nadenken over jezelf iets paradoxaals heeft, omdat je dan al gauw verstrikt raakt in het raadsel van nadenken over je eigen nadenken. Je besef gaat opeens over je besef. De volwassen respondenten van Kohnstamm drukken hun herinnering aan kinderlijk zelfbesef heel levendig en mooi gevarieerd uit. Kohnstamm laat de taal van zijn respondenten intact. Zijn boek bestaat voor het overgrote deel uit citaten die hij in een aantal korte hoofdstukken categoriseerde. Zijn eigen commentaar is terughoudend. De auteur is vooral een nieuwsgierige waarnemer. Wel heeft hij getracht authentieke herinneringen te scheiden van latere verzinsels.
Kohnstamm maakt zich een beetje boos op zijn vakgenoten, want waarom geeft onze wetenschappelijke literatuur zo weinig aandacht aan zelfbesef bij kinderen? Hij doet in zijn beschouwingen recht aan spaarzame voorgangers, verwijst onder meer naar het belang van fenomenologie en bijvoorbeeld gestaltpsychologie, en hij ziet mogelijkheden in onderzoek naar hersenactiviteit bij mensen die volledig in rust zijn.
Tijdens het lezen kwam ik plotseling op het idee dat Kohnstamm zélf heel fraai het basisidee van zelfbesef illustreert: categoriseren. Hij is in staat om talrijke reacties van lezers in groepjes onder te brengen. Wie categoriseert, zondert echter telkens ook gegevens van elkaar af. In rudimentaire vorm kunnen we dat al heel vroeg. Bij zelfbesef pellen we kennelijk iets af uit een diffuse massa. Misschien is kinderlijk zelfbesef niet slechts het begin van een cognitief proces, maar meteen ook het eindpunt van een categoriseringsproces dat al vanaf de geboorte begint? Kohnstamm reikt ons het materiaal aan om hierover na te denken, maar zelf gaat hij op dergelijke conceptuele vraagstukken nauwelijks in.
Ondertussen weet ik nu op welke plaats in mijn boekenkast zijn boek thuishoort. Ik zet het juwelenkistje van Kohnstamm netjes naast de enorme schatkamer van Douglas Hofstadter en Emmanuel Sander: Analogie, de kern van ons denken, in 2014 uit het Engels en het Frans vertaald. Kohnstamm noemt dat boek niet, maar psychologen kunnen hier prachtige aanknopingspunten vinden voor vervolgonderzoek.