Lees verder
Een hele eer, vond ze het om de Heineken Young Scientists Award 2020 te winnen, een aanmoedigingsprijs voor jonge wetenschappers. Universitair hoofddocent Anna van Duijvenvoorde (Universiteit Leiden) onderzoekt hoe de hersenontwikkeling van tieners samenhangt met veranderingen in hun gedrag. ‘Het stereotype beeld dat pubers veel risico’s nemen omdat ze die risico’s niet zien of niet nadenken, hebben we met ons onderzoek onderuit gehaald.’
Anouk Bercht

Als student psychologie werd Anna van Duijvenvoorde al gegrepen door het brein. Want om gedrag beter te begrijpen, moet je weten hoe het brein werkt, vindt ze. En ook hoe het brein zich ontwikkelt. ‘Op een gegeven moment dacht ik: als ik gedrag écht wil snappen, moet ik weten waar dat gedrag vandaan komt, hoe het is ontstaan,’ vertelt Van Duijvenvoorde via de beeldbelsoftware Zoom. Daarom koos ze voor ontwikkelingspsychologie. Van Duijvenvoorde: ‘Mijn twee passies – het brein en ontwikkeling – kan ik in mijn huidige onderzoek combineren.’ De adolescentie, grofweg de leeftijdsspanne van tien tot twintig jaar, vindt ze de spannendste periode in de ontwikkeling. ‘De adolescentie is een hele vormende fase. Vaardigheden die je dan ontwikkelt, zijn bepalend voor de rest van je leven. Zelfstandig leren, of bijvoorbeeld risico’s kunnen inschatten, leer je vooral in die periode. Daarna is het moeilijker. Het brein ontwikkelt zich nog tot nadat we de twintig passeren en is heel flexibel. Verbindingen tussen hersencellen zijn nog minder geplaveid dan in het volwassenbrein.’

Haar onderzoek naar het puberbrein is voornamelijk fundamenteel en heel breed. Ze richt zich op veranderingen in risicogedrag, sociale beïnvloeding, motivatie en sociale vaardigheden. Voor haar proeven en experimenten gebruikt Van Duijvenvoorde zowel MRI-scans en vragenlijsten als methodes uit de experimentele gedragspsychologie. Ze wil bijvoorbeeld weten hoe het tienerbrein reageert op negatieve en positieve feedback, en of en hoe pubers leren van andermans fouten en overwinningen. ‘En vooral ook wat er dan in het brein gebeurt,’ voegt Van Duijvenvoorde toe. ‘Welke hersengebieden zijn daarbij betrokken? Dezelfde of juist andere gebieden dan als je op een andere manier leert wat goed en fout is?’

Vraag Van Duijvenvoorde niet of ze een favoriet onderzoeksproject heeft. ‘Alle onderwerpen waaraan ik werk zijn me zo dierbaar en hebben hun eigen charme.’ Wat die onderwerpen volgens haar wel gemeen hebben is dat ze gaan over de interactie tussen de jongere en zijn of haar sociale omgeving. ‘Die omgeving bestaat tijdens de adolescentie vooral uit vrienden, klasgenoten, en de thuissituatie. Het brein ontwikkelt zich door interacties met die omgeving.’

Stereotype puber

Een belangrijke conclusie uit een van die onderzoeksprojecten is dat het tienerbrein wel degelijk risicovolle situaties herkent.1 ‘Het stereotype beeld dat jongeren veel risico’s nemen omdat ze de risico’s niet inzien of niet nadenken, is daarmee onderuit gehaald,’ zegt Van Duijvenvoorde. Voor het experiment liet ze kinderen (8 -11 jaar), jongeren (16 – 19 jaar) en volwassenen (25 – 34 jaar) in een mri-scanner de zogenoemde Columbia Card Task uitvoeren. De deelnemers kregen een aantal omgedraaide speelkaarten te zien en moesten steeds kiezen of ze een kaart wilden omdraaien of niet. Afhankelijk van wat er op de voorzijde van de kaart stond, wonnen of verloren ze punten.

Wat bleek? Hoe ouder de deelnemers, hoe minder risico ze namen – dus hoe minder kaarten de deelnemers omdraaiden. Daarmee konden ze immers punten verliezen. In het brein bestudeerde Van Duijvenvoorde gelijktijdig onder meer de anterior insula en de mediale prefrontale cortex. De insula ligt in het midden van de hersenen en is betrokken bij verschillende processen en functies, waaronder pijn, emoties en verslaving. De prefrontale cortex ligt voorin het brein en speelt een rol bij onder meer doelen stellen, plannen maken, en het geheugen. Uit eerder onderzoek bleek al dat die beide hersengebieden een rol spelen in het nemen van risico’s. De gebieden bleken actiever bij de adolescenten als zij een risico namen in vergelijking met de kinderen en de volwassenen. ‘Deze hersengebieden lijken dus juist extra gevoelig te zijn tijdens de puberteit als jongeren een risico nemen,’ legt Van Duijvenvoorde uit.

Uit een ander onderzoek2 van Van Duijvenvoorde blijkt dat jongeren het ook minder erg dan volwassenen vinden als de uitkomst van een bepaalde keuze onzeker is. ‘Dus bijvoorbeeld om iets uit te proberen en niet te weten hoe groot de kans is dat er iets verkeerd gaat, en wat er eigenlijk verkeerd kan gaan. Denk aan drugs gebruiken, of (te) snel rijden.’

Wie kun je vertrouwen?

Jongeren tussen de twaalf en vijftien jaar zijn nog bezig met leren of anderen al dan niet te vertrouwen zijn, blijkt uit nog weer een ander onderzoek 3 van Van Duijvenvoorde. ‘Naar dit soort sociale vaardigheden is weinig onderzoek gedaan. Maar blijkbaar is het een moeilijke vaardigheid om te weten wie je wel en niet kunt vertrouwen. De vroege adolescentie is een belangrijke periode om dat te leren.’ Voor het experiment speelden proefpersonen tussen de 9 en 24 jaar een spel waarbij ze punten moesten verdelen tussen henzelf en hun medespelers. Op basis van ervaringen konden de proefpersonen hun beslissingen gedurende het spel aanpassen. Van Duijvenvoorde: ‘Hoe ouder de deelnemer hoe beter die gedurende het spel leerde welke medespelers te vertrouwen waren en welke niet. Tijdens de adolescentie leren we steeds beter verwachtingen over het gedrag van andere mensen aan te passen na een interactie. En verwachtingen over anderen spelen een belangrijke rol in sociale vaardigeden.’ Uit een recente studie4 blijkt ook dat adolescenten wat minder zeker zijn over die verwachtingen, dus wat ze denken dat anderen gaan doen, in vergelijking met volwassenen. ‘Deze onzekerheid zorgt er waarschijnlijk voor dat adolescenten nog veel kunnen leren en die verwachtingen gemakkelijk kunnen aanpassen,’ denkt Van Duijvenvoorde.

Ze vraagt zich nu af of hetzelfde hersennetwerk dat betrokken is bij ‘normaal’ leren ook betrokken is in dit proces rond ‘sociaal’ leren. Zoals leren wie je kunt vertrouwen. Subcorticale, dieper gelegen, hersengebieden die een rol spelen bij beloningen zijn doorgaans betrokken bij allerhande leerprocessen. Van Duijvenvoorde bekijkt nu of opnieuw die gebieden, of juist verbindingen met onze prefrontale en mediale hersengebieden van belang zijn in leren wie je kunt vertrouwen. ‘Deze prefrontale en mediale hersengebieden zijn vooral belangrijk voor het controleren van gedrag. En ook voor het je kunnen verplaatsen in iemand anders. Met dit onderzoek proberen we te begrijpen hoe dit ‘cognitieve’ leren zich verhoudt tot het ‘sociale’ leren.’

De klas

Zoals in zoveel deelgebieden van de psychologie blijft de hamvraag in haar onderzoeksveld: hoe vertalen we inzichten over het brein en uit gecontroleerde labstudies naar de praktijk, bijvoorbeeld richting de klas? Van Duijvenvoorde houdt zich daar wel mee bezig en wil zien wat scholen willen weten. ‘Van- uit wetenschappelijk oogpunt is het bijvoorbeeld inderdaad interessant om hersengebieden in kaart te brengen, maar hoe interessant is dat voor docenten en leerlingen?’ Van Duijvenvoorde deelt, om te beginnen, regelmatig haar wetenschappelijke inzichten met ouders, docenten, andere professionals uit de prakijk, tieners en andere geïnteresseerden. Dat doet ze bijvoorbeeld op festivals of in musea. ‘Een tweede stap is om die inzichten te implementeren. Mijn onderzoek is fundamenteel, maar de resultaten hebben echt een meerwaarde voor de maatschappij, al vergt het energie om implementatie te bewerkstelligen. We kunnen de maatschappij ook niet vertellen wat ze met de resultaten moeten doen natuurlijk.’

Volgens Van Duijvenvoorde is de dialoog tussen wetenschap en praktijk belangrijk, maar niet gemakkelijk. Ook in eerdere fases van haar onderzoek wil ze graag de praktijk betrekken. ‘Ik wil niet alleen brengen, maar ook informatie halen om te gebruiken in het vormgeven van mijn onderzoeken. Op een aantal middelbare scholen gaven we een aantal mini-workshops over het brein in relatie met sociale media. Jongeren lieten op post-its ideeën achter over waar wij onderzoek naar moesten doen. Daar zaten zoveel leuke ideeën tussen! De jongeren wilden weten hoe mensen dingen onthouden en leren, en hoe we gemotiveerd raken. Over emoties wilden ze ook van alles weten. Waar die zich in het brein bevinden, wat er gebeurt in het brein als je verliefd bent, of kwaad, gestrest. Die ideeën geven ook nog eens een goed kijkje in het tienerbrein.’

‘ Jongeren vinden het minder erg dan volwassenen als de uitkomst van een bepaalde keuze onzeker is’

Mede daarom – de jury van de Heineken-prijs noemt Van Duijvenvoorde een wetenschapper die haar werk ontsluit voor een brede groep belangstellenden – ontving ze de aanmoedigingsprijs voor jong wetenschapstalent. De jury noemt haar ook een bruggenbouwer tussen verschillende vakgebieden. ‘Echt een eer om te lezen,’ reageert Van Duijvenvoorde. ‘Een bruggenbouwer is, naar mijn idee, iemand die geïnteresseerd in andere disciplines, iemand die inter-, en multidisciplinair kan samenwerken. En dat klopt, want andere vakgebieden inspireren mij.’

Ze werkt regelmatig samen met collega-wetenschappers van onderwijskunde en pedagogiek. ‘Ik ben geen wetenschapper die veel alleen werkt. Juist het samenwerken gaat me goed af en vind ik leuk. In veel projecten waaraan ik deelneem, werken mensen uit het onderzoek, het onderwijs of de klinische praktijk samen. Dat zijn dan bijvoorbeeld psychologen, hersenonderzoekers en onderwijskundigen bij elkaar. De meeste beurzen kreeg ik in teamverband. Het nadeel is dat ik veel overleggen op een dag heb.’

Sinds kort werkt ze ook samen met collega-wetenschappers van rechten. ‘We hadden het samen over het jongerenbrein, en hoelang het duurt totdat het volledig is ontwikkeld. En we hadden het over hoe dat gegeven zich vertaalt naar het adolescentenrecht, of dat überhaupt gebeurt. Die inzichten worden blijkbaar wel deels meegenomen. Zo is een aantal jaar geleden het adolescentenrecht aangepast en worden ook jongeren tussen de 18 en 21 soms berecht volgens het jongerenrecht. Inmiddels bereid ik samen met die collega’s van rechten een symposium voor over het brein en het recht. Daarvoor hebben we samen een interdisciplinaire beurs gekregen. Interdisciplinair werken inspireert me omdat het snel gaat over grotere vragen als: wat motiveert jongeren? Die vraag drijft mij maar is niet gemakkelijk te beantwoorden. Soms is het moeilijk te merken dat je niet op elk gebied een expert kunt zijn. Wetenschappers houden ervan goed te zijn in de dingen die ze doen. En interdisciplinair werken gaat soms wat trager, je moet elkaar eerst begrijpen.’

Volgens de Heineken-jury inspireert Van Duijvenvoorde jonge mensen. ‘Ik hoop dat ik dat doe,’ zegt Van Duijvenvoorde daarover. Recent werkte ze mee aan een artikel 5 dat gereviewed werd door kinderen. In het artikel leggen onderzoekers uit hoe we besluiten extra inspanning te leveren en wat er dan in het brein gebeurt. ‘Ik was enorm onder de indruk van het niveau van de vragen die deze jonge reviewers stelden.’

Vlogs

Van Duijvenvoorde ontving als prijs een geldbedrag en een kunstwerk van grafisch ontwerper Karel Martens. Met het geldbedrag wil ze portretten, in de vorm van vlogs, maken van jongeren die aan haar onderzoek meedenken, én van wetenschappers waar ze mee samenwerkt. ‘Over wat ze doen in het dagelijks leven en wat hen drijft. Ik wil jongeren een kijkje geven in de wereld van de wetenschapper en andersom. Misschien helpt het ons om ons beter te realiseren hoe de wereld van jongeren eruit ziet bijvoorbeeld, en helpt het jongeren beter te begrijpen wat wetenschappers zo fascinerend vinden aan hetgeen ze onderzoeken.’

Zeer recent onderzocht Van Duijvenvoorde hoe jongeren de schoolsluiting vanwege de corona-uitbraak ervaarden. Middels een dagboekstudie tijdens de eerste golf bevroeg ze ruim honderd jongeren tussen de twaalf en zestien jaar over waar ze zich zorgen over maakten. ‘Ze misten vooral hun vrienden en maakten zich zorgen over dat vrienden of familieleden besmet zouden raken. Op dagen dat de jongeren niet naar school konden en thuiszaten, hadden ze iets meer last van een negatieve stemming, iets meer conflicten met hun ouders en ervaarden ze minder steun van vrienden.’

Verder bleek dat de scholieren op schooldagen net zo gemotiveerd voor school waren als op dagen dat ze thuiszaten. ‘Dat vond ik interessant. Wel zijn er waarschijnlijk grote individuele verschillen in de mate waarin ouders hun kinderen ondersteunen, hoe goed er thuis gestudeerd kan worden, en in hoeverre een leerling intrinsieke motivatie voor school heeft. Over die individuele verschillen willen we nog veel meer weten.’

Van Duijvenvoorde wil ook nog graag uitzoeken hoe sociaal contact, of juist sociaal isolement, de hersenen van jongeren beïnvloedt. ‘Dat ontbreekt bij zo’n dagboekstudie. Ik wil weten hoe belangrijk sociaal contact is voor jongeren. En dan bedoel ik niet hoe leuk ze dat al dan niet vinden, maar echt hoe noodzakelijk die sociale contacten zijn voor hun ontwikkeling. Jongeren worden nu soms weggezet als slechteriken, omdat ze zich niet aan de coronamaatregelen houden. Maar mogelijk hebben ze contact met anderen echt nodig. Het is bovendien lastig om je als volwassene echt in een tiener te verplaatsen.’

 

  1. Van Duijvenvoorde, A.C., Huizenga, H.M., Somerville, L.H., Delgado, M.R., Powers, A., Weeda, W.D. … & Figner, B. (2015). Neural correlates of expected risks and returns in risky choice
    across development.§Journal of Neuroscience, 35(4), 1549-1560.
  2. Blankenstein, N.E., Crone, E.A., van den Bos, W. & van Duijvenvoorde, A.C. (2016). Dealing with uncertainty: testing risk-and ambiguity-attitude across adolescence.§Developmental Neuropsychology, 41(1-2), 77-92.
  3. Westhoª, B., Molleman, L., Viding, E., van den Bos, W. & van Duijvenvoorde, A.C. (2020). Developmental asymmetries in learning to adjust to cooperative and uncooperative environments. Article in preparation. doi: https://doi.org/10.1101/2020.07.29.226332.§
  4. Ma, I., Westhoª, B., van Duijvenvoorde, A.C.K. (2020) The Cognitive Mechanisms That Drive Social Belief Updates During Adolescence. Article in preparation. doi: https://doi.org/10.1101/2020.05.19.105114.
  5. Kramer, A.W., Huizenga, H.M., Krabbendam, L. & van Duijvenvoorde, A.C. (2020). Is It Worth It? How Your Brain Decides to Make an Eªort. Frontiers for Young Minds, 8(73), 1-8. doi: https://doi.org/10.3389/frym.2020.00073.

Beeld: Peter Valckx