Vele jaren voordat Doke Sweens coach werd en Sweens Coaching oprichtte, werkte ze in een werving- en selectiepraktijk.
In die tijd kreeg ze een kandidaat aan wie ze nog regelmatig moet terugdenken: een jongen van rond de twintig, die opviel omdat hij onmiddellijk de regie wilde nemen.
Het begon al bij de trap. ‘Hij wilde per se dat ik hem voorging, terwijl ik hem wilde laten voorgaan,’ vertelt Sweens. ‘Terugkijkend kwamen we daar al gelijk in een soort machtsstrijd. “Dames gaan voor,” zei hij. “Maar niet op de trap,” reageerde ik.’
Uiteindelijk ging hij voor, maar Sweens wist dat ze voorzichtig met hem moest zijn. Dit was geen goede start voor een interview. Gedurende de dag deden zich vergelijkbare incidenten voor. Wat er precies gebeurde, weet Sweens niet meer, daarvoor is het te lang geleden. Maar hij zou op haar stoel hebben willen zitten en het initiatief voor het gesprek naar zich toe hebben willen trekken. Sweens: ‘Ik zag te weinig dat dit interessante informatie was. Ik voelde me kennelijk aangesproken.’
De dag resulteerde in een negatief advies. Daarop schreef hij een boze brief naar de opdrachtgever met als boodschap: die mevrouw vindt me ongeschikt, want ze mag me niet.
De opdrachtgever schreef een stevige brief terug, van die antipathie kon immers geen sprake zijn. Sweens had een goede staat van dienst, hij kon beter bij zichzelf te rade gaan.
‘Daar was ik blij mee,’ zegt Sweens. ‘Het klopte ook niet wat hij schreef. Maar de ervaring was leerzaam. Ik ging ook bij mezelf te rade.’ En achteraf moet ze toegeven: er botste iets. ‘Ik zal vast irritatie hebben ervaren.’
Nu als coach moet ze er soms aan terugdenken, als ze cliënten treft met vergelijkbaar gedrag. ‘Als ik de neiging krijg iemand de verhoudingen duidelijk te maken, weet ik dat ik moet oppassen.’ Gedrag dat je niet vindt passen, moet je wel opvallen, maar je kunt het beter niet persoonlijk opvatten of veroordelen, stelt ze. ‘Een professioneel oordeel mag geen persoonlijk oordeel worden. En dat is bij de twintigjarige jongen waarschijnlijk wel gebeurd. Ik denk dat het al bij de trap misging. En dat heb ik toen niet goed kunnen opvangen. Anders was die brief niet geschreven.’