Lees verder
Noks Nauta, schrijver, spreker, workshopleider, met de focus op hoogbegaafde volwassenen.
Geertje Kindermans

Van oorsprong ben ik bedrijfsarts en psycholoog. Ik had een baan waarvan ik het werk leuk vond, en ik kreeg altijd goede beoordelingen. Alleen mijn leidinggevende functioneerde niet zo goed, dat vond iedereen. Als ze naar een managementcursus was geweest en ze had weer zo’n managementtrucje geleerd, werd daar een beetje lacherig over gedaan. Of als je aan haar outfit zag dat ze een belangrijk gesprek had die dag. Ik stoorde me aan haar gedrag, maar los daarvan hadden we best een goede relatie. 

Er werkte daar een secretaresse met wie ik bevriend was geraakt en die wees me erop dat ik wel erg veel voor mijn baas opving. Ik kwam met oplossingen als mijn leidinggevende er geen meer kon bedenken. Ik redde haar als ze vastliep in vergaderingen. Vooral inhoudelijk leunde ze volledig op mij. Ik besloot te stoppen met dat opvangen, ze merkte het onmiddellijk en schrok ervan. Daarna werd ze vervelend tegen mij. Ze begon me te controleren, waar ik slecht tegen kan.

Helemaal mis ging het tijdens een vergadering waarin ik allerlei verbeterpunten naar voren bracht. Ik wist dat mijn collega’s het met me eens waren, maar in de vergadering hielden ze hun mond. Voor hen was het een soort bijbaan, voor mij was het mijn enige functie. Het gevolg was dat mijn baas en ik botsten, het werd heel emotioneel en ik ben huilend weggelopen. Daarna heb ik me ziekgemeld. Het is niet meer goed gekomen tussen haar en mij.

Weer zo’n conflict

Ik ben ander werk gaan zoeken en vond vrij snel een baan bij een andere opleiding. Binnen twee maanden had ik bijna weer zo’n conflict. Ook daar zag ik verbeterpunten, die ik naar voren bracht, en ook nu waren mijn collega’s het met me eens. Het verschil was dat deze collega’s het wel hardop durfden te zeggen. Eerder waren ze niet ferm genoeg geweest om het aan te kaarten, met mij erbij kregen ze nieuwe kracht.

De hoogleraar die aan het hoofd van de afdeling stond, was het ook met ons eens. Samen hebben we gezocht naar een mogelijkheid om de leidinggevende zonder gezichtsverlies weg te laten gaan. Het was een aardige man, maar hij pakte de problemen niet effectief aan, vond ik.

Hoewel ik veel steun kreeg, schrok ik van dit conflict. Het leek erg op wat ik eerder had ervaren: een leidinggevende die niet goed functioneerde, en ik die zag wat er niet goed ging en daar iets aan wilde doen. Hoewel ik dit keer gelijk had gekregen, begreep ik dat ik er zelf een rol in had, dat dit een patroon van mij leek te zijn. Ik vroeg me af wat er toch aan de hand was met mij. Dat wilde ik uitzoeken.

Ik dacht even dat ik een IQ-test voor kinderen had zitten maken

Slimmer dan je baas

Een vriendin van mij was lid van Mensa, een belangenvereniging voor mensen met een zeer hoge intelligentie. Je mag tot de vereniging toetreden als je op een erkende intelligentietest in de hoogste twee procent scoort. Ze zei: “Je bent gewoon slimmer dan je baas.”

Dat leek me onzinnig, maar ik heb toch een test gedaan en daar scoorde ik wel heel hoog op. Ik dacht even dat ze me de verkeerde test hadden gegeven, dat ik een test voor kinderen had zitten maken. Idioot zoals dat werkt. Ik was 52 en werd lid van Mensa.

Ik vroeg me af waarom ik daar tijdens mijn opleiding psychologie niets over had gehoord. Ik was inmiddels afgestudeerd als arbeids- en organisatiepsycholoog. Ik ging op zoek naar literatuur over hoogbegaafdheid op het werk, maar alles wat ik aan literatuur vond, ging over hoogbegaafdheid bij kinderen.

Bij Mensa hielden ze huiskamerbijeenkomsten en ik ging naar een bijeenkomst waar ervaringen op het werk werden gedeeld. De verhalen die ik hoorde, gingen allemaal over het verbeteren van de organisatie, over problemen met de baas. Het waren allemaal dingen die ik herkende. Ik vond het heel gek dat er in de literatuur niets over bekend was, en ben me
er met een paar mensen in gaan verdiepen.

Ik heb toen onder meer samen met een collega een artikel voor bedrijfsartsen geschreven. Dat is belangrijk voor die doelgroep, want als hoogbegaafden vastlopen is dat vervelend voor de mensen zelf, maar het is ook zonde voor het bedrijf. Het is nu zo’n twintig jaar geleden dat ons eerste artikel gepubliceerd werd, maar we krijgen er nog steeds reacties op. Net als ik tast iedereen die gedoe krijgt op het werk in het duister als ze niet weten wat dat met een hoge intelligentie te maken kan hebben. 

Door mijn eigen arbeidsconflict heb ik inzicht gekregen in dit soort patronen: hoogbegaafden komen in conflict met het bedrijf omdat ze uit bevlogenheid en de neiging om de wereld te willen verbeteren, hun mond niet kunnen houden. Dat valt niet altijd goed.

Het hoeft overigens niet fout te gaan, want in de banen die ik later ben gaan doen, ben ik het blijven doen: als ik vond dat iets niet goed ging, zei ik er wat van. Maar ik kon het beter doseren, zodat het niet meer tot problemen leidde.

Op mijn 63ste ben ik met vervroegd pensioen gegaan. Ik kreeg het eigenlijk te druk om te werken. Zo heb ik het Instituut HoogBegaafdheid Volwassenen (ihbv) mede opgericht, een kennisinstituut. Ik schrijf boeken en artikelen en geef lezingen. Ik had daar zoveel aan te doen, dat ik dacht: ik kan beter eerder stoppen met mijn betaalde baan. Mijn kinderen waren het huis uit, ik leef zuinig en dit soort activiteiten vind ik veel belangrijker dan wat ik op mijn werk deed.

Inmiddels is dat elf jaar geleden. Nog altijd ben ik een groot deel van de dag druk met alles wat met hoogbegaafdheid te maken heeft. Er zijn mensen die gebruiken mijn voornaam zelfs als werkwoord. Ze zeggen: “Na ons pensioen gaan wij ook noksen”.’

Beeld: Stijn Rademaker