Lees verder
Hoe vergaat het internationale psychologiestudenten en buitenlandse starters in Nederland? In 2022 spreekt De psycholoog niet-Nederlandse psychologen in spe en juniorpsychologen over hun kennismaking en ervaring met ons land. In deze editie: Zhanna Sarukhanyan uit Armenië. Haar bachelor voltooide ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen en nu volgt ze een onderzoeksmaster aan Tilburg University.
Anouk Bercht

‘Het was mijn vader die mij op het idee bracht psychologie te studeren. Ik zat op de middelbare school in Jerevan, de hoofdstad van Armenië, en moest een vakkenpakket kiezen. Ik wist niet wat ik wilde. Dat was best stressvol. Toen mijn vader me een keer vroeg of ik wel eens aan psychologie gedacht had, viel alles op zijn plaats. Vanaf dat moment wist ik dat ik dat wilde doen. Sindsdien heb ik er nooit meer aan getwijfeld.

Psychologie was nooit eerder bij me opgekomen, maar het klopte. Ik voelde dat het paste bij wie ik was. Ik kon goed luisteren, begreep anderen makkelijk. Op mijn vijftiende werd ik een keer midden in de nacht wakker gebeld door de moeder van een goede vriendin, omdat mijn vriendin een paniekaanval had. Ik snelde erheen. Eerst gaf ik haar een knuffel en daarna begonnen we samen rustig in en uit te ademen terwijl ik telde. Dat kalmeerde haar. Het lukte me toen ook om zelf rustig te blijven, en ik kon me, ondanks dat ik het ook eng vond, volledig op mijn vriendin focussen.

Als kind droomde ik ervan een tijdje in het buitenland te leven. Misschien omdat ik er niet heel Armeens uitzie – mijn ouders zijn wel allebei Armeens – en we er altijd over grapten dat ik daarom maar elders moest gaan wonen. Ik was vooral nieuwsgierig naar andere culturen en talen.
Toch had ik niet verwacht dat het er op mijn zeventiende al van zou komen. Ik schreef me in voor een universiteit in Armenië en voor de Radboud Universiteit, al was dat laatste niet helemaal serieus. Ik wist dat de Nederlandse universiteit beter was, en dat ik daadwerkelijk kans maakte toegelaten te worden met mijn Armeense diploma. Dat gold niet voor alle Europese universiteiten. Rationeel was het dus slim om naar Nederland te gaan. Maar ik wilde het niet en hield mezelf voor dat ik gewoon in Armenië zou blijven.

Toen bleek dat ik was toegelaten, was het opnieuw mijn vader die de doorslag gaf. Volgens hem was het een geweldige kans en was ik gewoon bang en daar moest ik me niet door laten tegenhouden. Tot aan de dag van vertrek wilde ik eigenlijk niet. Toch ging ik. Het enige dat ik wist, was dat de opleiding goed was. Verder had ik me nergens in verdiept.

Te laat

Het eerste halfjaar was dan ook zeer stressvol en eng. Ik voelde me alleen en de cultuurschok was enorm. Op mijn eerste dag in Nederland begon de introductieweek van de universiteit. Om drie uur hadden we afgesproken. Toen ik om kwart over drie aankwam, was mijn groepje nergens meer te vinden. Ik was gewend dat als je om drie uur afspreekt, de eersten pas tien minuten later aankomen. Ik heb moeten leren punctueel te zijn.

Daarnaast vond ik het in het begin moeilijk dat mensen hier zomaar zeggen wat ze vinden. Als mijn medestudenten aangaven dat ik iets fout had gedaan, nam ik dat persoonlijk op. Ik werd er onzeker van. In Armenië is het niet de bedoeling zo direct te zijn, maar zeg je op een aardige manier iets als: “misschien moet je daar nog even goed over nadenken.” Inmiddels ben ik aan de directheid gewend. Ook omdat ik er met een studentenpsycholoog over heb gesproken. Ik zie de voordelen er zelfs van in en ben zelf ook eerlijker geworden. Al vindt mijn Armeense oma dat ik brutaler ben geworden sinds ik in Nederland woon.

Ik merk dat communiceren, zowel met vrienden als met collega’s, makkelijker is als je zegt wat je denkt. In Armenië vraag ik me na een gesprek nog wel eens af wat de ander precies bedoelde.

Tot slot zijn Nederlanders een stuk individualistischer. Iedereen neemt zijn eigen beslissingen in plaats van dat je alles samen met je vriendengroep doet. Ik was gewend altijd alles samen te doen. Door dit cultuurverschil heb ik echt geleerd mezelf meer te vertrouwen en voor mezelf te beslissen.

‘Hoe meer ik leer over psychologie, hoe meer ik inzie wat er allemaal nog te leren valt’

Taal

Nu volg ik de onderzoeksmaster Individual Differences and Assessment aan Tilburg University. Later wil ik waarschijnlijk als klinisch psycholoog werken. Als ik dat in Nederland wil doen, moet ik de taal veel beter leren spreken. Waar ik van droom: scientist-practitioner worden. Nu voelt het alsof ik er nog niet klaar voor ben om als therapeut te werken: nog niet volwassen genoeg of zo. Een baan als behandelaar vind ik nu vooral intimiderend. Het lijkt me geen makkelijke baan. En hoe meer ik leer over psychologie, hoe meer ik inzie wat er allemaal nog te leren valt. Ik wil daarom eerst nog meer kennis opdoen in deze onderzoeksmaster, gewoon wat ouder worden, en Nederlands leren spreken.

Na mijn master wil ik het eerst even wat rustiger aan doen en bijvoorbeeld les gaan geven in academische vaardigheden op een universiteit. Dan kan ik ook wat meer tijd aan mijn privéleven besteden en hoef ik even minder bezig te zijn met studie en werk. Misschien dat ik daarna wel wil promoveren, of een master in klinische psychologie wil volgen.

Inmiddels voel ik me helemaal op mijn gemak in Nederland en zie ik mezelf hier nog wel even blijven. Mijn carrièrekansen zijn hier ook beter dan in Armenië.

Ik weet niet meer precies hoe ik als kind dat leven in het buitenland voor me zag, maar het voelt wel alsof het klopt en ik het leven leid waarvan ik droomde. En als ik thuis was gebleven was ik lang niet zo onafhankelijk, zelfverzekerd en volwassen geweest
als ik nu ben.’

Beeld: Stijn Rademaker