Don’t Look Up – het is een kreet die een menigte mensen schreeuwt in de gelijknamige Netflix-film van de Amerikaanse regisseur Adam McKay. Zij verzetten zich hiermee tegen de waarschuwende oproep van wetenschappers om juist wél omhoog te kijken, naar een enorme komeet die met verwoestende snelheid op de aarde afkomt. De wetenschappers in de film voelen zich onvoldoende serieus genomen en zelfs ronduit tegengewerkt als zij de urgentie van de situatie in de media aankaarten.
Deze analogie van een naderende komeetinslag is op elke crisis te projecteren, zo ook op de (mentale) klimaatcrisis. Om deze crisis verder te doorgronden kunnen wij veel leren van de klimaatcrisis in de natuur.
Menselijk gedrag
Dat het klimaat in de natuur in een crisisstaat verkeert, is een bekend gegeven: we zitten in ‘code rood’ en stevenen gestaag op ‘code zwart’ af. De aarde wordt warmer door het gedrag van de mens. We bezitten, verbruiken, vervuilen en verspillen te veel, aldus duurzaamheidswetenschapper Jan Rotmans in zijn boek Omarm de chaos (2021). Deze klimaatcrisis in de natuur veroorzaakt droogte, bosbranden, hittegolven, orkanen, tekorten, stormen en overstromingen – allemaal tekenen van een ernstige disbalans in ons ecosysteem. In 2018 stelde de Verenigde Naties in een rapport dat de aarde langzaam een ‘onbewoonbare hel’ wordt. De conclusie luidt alom, en al jarenlang, dat wij in een alarmerende situatie verkeren.
Wanneer mens of dier zich in een crisis bevinden, domineert de neiging tot overleven en het acute kortetermijndenken krijgt de hoofdrol. Branden worden geblust, overstromingen gecontroleerd, sneeuwstormen uitgezeten en de schade zo snel mogelijk beperkt. Dat is ook niet vreemd. Deze mentale overlevingsstand heeft ons evolutionair gezien immers veel opgeleverd. Bij acute nood lukt het de frontale kwabben niet (meer) om de amygdala voldoende af te remmen en gaan wij over tot vechten, vluchten of bevriezen – om ons zo snel mogelijk uit de nood te bevrijden.
Bij een jarenlange noodtoestand werkt het anders: we raken uitgeput. In weerwil van enkele hoopvolle initiatieven lijkt het gros van ons inmiddels machteloze toeschouwers van het steeds extremere klimaatschouwspel in de natuur, ons afvragend of, en zo ja wat, wij als individu kunnen bijdragen om een plottwist te forceren in deze schijnbare tragedie. Wetenschappers – en vele anderen – waarschuwen al jaren, doch de maatschappij lijkt deze realiteit te willen wegschuiven als onaanvaardbaar pessimisme, zo treffend verbeeld in de film Don’t Look Up.
Disbalans
Niet alleen het klimaat in de natuur, ook het mentale klimaat groeide in de afgelopen decennia naar een staat van crisis. In onze maatschappij lijkt de verwachting te zijn gegroeid dat het leven op alle vlakken perfect, spannend, uitdagend en bevredigend moet zijn. Berusting in de wetenschap dat het leven zowel vreugde als lijden lijkt te kennen, heeft plaatsgemaakt voor de verwachting van een maakbare mens en instant genot op bestelling. Men zou het liefst ‘Getir-zorg’ willen, binnen tien minuten geleverd door flitsbezorgers, zoals Rinske Van de Goor treffend formuleert in een column in de Volkskrant.1
De vraag ‘Is het leven een zeven?’ die psychiater Paul de Beurs en zijn zoon Derek zichzelf stellen in hun gelijknamige podcast, lijkt in deze maatschappij een benedenmaats streven te zijn. Betekent dit ook ‘code rood’ voor de mentale staat van de mens? Voorbeelden zoals een op de zes werknemers die burn-outklachten rapporteren2 en patiëntenstops bij meerdere ggz-instellingen vanwege de onverwerkbare hoeveelheid aanmeldingen lijken deze noodtoestand te onderstrepen. Zou het kunnen dat de overspannen verwachtingen in de maatschappij iets te maken hebben met deze enorme wachtlijsten in de ggz? Zo vraagt ook psychiater Damian Denys in zijn boek Het tekort van het teveel zich af of er onderscheid gemaakt moet worden tussen ‘echte psychiatrie’ en normaal lijden.
Er zou ten aanzien van de mentale klimaatcrisis een parallel kunnen worden getrokken met de beeldspraak van een ‘onbewoonbare hel’ waarmee de vn doelt op de vele natuurrampen. Alom is er in het mentale klimaat van de huidige samenleving sprake van overstromingen van wachtlijsten, uitgeputte medewerkers en cliënten, brandhaarden van agressiviteit, stormen van oplopende extremen in geweld, polarisatie en paranoia, financiële en personele tekorten, onbegrip en uitstoting van verwarde mensen op straat en het uitdoven van hoop onder tekortgedane jongeren.
Kortom, het mentale ecosysteem verkeert net als het natuurlijke ecosysteem in een ernstige disbalans. Kunnen we beweren dat wij niet alleen in de natuurlijke, maar ook in de mentale klimaatcrisis bijna ‘code zwart’ hebben bereikt?
Duurzame oplossingen
Een plottwist in de tragedie van de klimaatcrisis in de natuur is niet te bewerkstelligen met quick fixes. Zo geldt dat ook voor de mentale klimaatcrisis: er moet koers worden gezet naar duurzame oplossingen. Terwijl rustig observeren en analytisch nadenken te midden van een crisis moeilijk is, is juist dat hetgeen wat ons naar de weg uit de crisis leidt.
Een voorbeeld van zo’n verfrissende blik midden in een crisissituatie wordt gegeven in de film The Biggest Little Farm van regisseur John Chester (2018). ‘In tijden van crisis leerde ik observatie in te zetten, gevolgd door creativiteit,’ vertelt hij over zijn zoektocht naar duurzame oplossingen voor de traditionele boerderij die hij en zijn vrouw Molly oprichtten. Het stel transformeerde met deze tactiek, én een bewonderenswaardig staaltje doorzettingsvermogen en visie, een gortdroog stuk land tot een zelfregulerend ecosysteem. De focus lag hierbij om te beginnen op het creëren van een rijke bodemkwaliteit, om zo de boerderij van de grond af aan duurzaam in te richten. Het landgoed kon hierdoor meerdere overstromingen overleven. Daarnaast legden zij de nadruk op biodiversiteit.
Het maken van een dergelijke transformatie was lastig omdat het ‘huidige normaal’ van productiesystemen rondom hen zo anders was. De boerderij bevond zich tussen grootschalige landbouwbedrijven die met inzet van bestrijdingsmiddelen, kunstmatige bemesting en luchtverversingsmachines gericht waren op snelle winstmaximalisatie. Op aangrenzende veehouderijen werden op een zo klein mogelijk oppervlak zo veel mogelijk dieren gehouden – vanuit het credo: grote stappen, snel thuis, doch met alle gevolgen van dien. Door het ‘nieuwe normaal’ van een duurzame voedingsbodem en biodiversiteit te introduceren konden John en Molly uiteindelijk de harmonieuze en regulerende balans tussen mens en milieu op fascinerende wijze gaan benutten en gebruiken.
Zorgstraten
De beelden van het ‘huidige normaal’ in productiesystemen roepen herkenning op ten aanzien van het ‘huidige normaal’ in onze ggz. Op grote schaal worden patiënten binnen zorgstraten afgewerkt met de kleinst mogelijke inzet. Het liefst wordt gewerkt met korte protocollen of in groepen, om zo snelle financiële winst te behalen en op zo kort mogelijke termijn klachten tot een respectabel niveau te reduceren. Psychologen en andere hulpverleners worden ingezet op minutenbasis, als bestrijdingsmiddel en kunstmest voor symptomen en dienen als een machine mee te bewegen binnen een categorale monocultuur van zorglijnen. Een vlugge greep naar medicatie of het zo snel mogelijk plakken van een ‘passend’ classificatie-label als quick fix om zorg te kunnen leveren vieren ook in de ggz hoogtij.
Door kortetermijndenken en hoge werkdruk in rigide systemen lijkt het overkoepelende plaatje vaak te worden gemist. De zoektocht naar hulp die écht helpt wordt door veel cliënten beschreven als een kastje-naar-de-muur-verhaal, iedereen lijkt een stukje te kunnen. Al vele jaren weten we uit wetenschappelijk onderzoek echter dat de meeste behandelmethoden in effectiviteit aan elkaar gelijk zijn (zie bijvoorbeeld Wambold, 2015). Binnen deze literatuur lijkt niet de behandelmethode an sich, maar eerder de therapeutische relatie, de aandacht voor de ander, het belangrijkste middel tot behandelsucces. Hoe zou het zijn als we dat voorop zetten, in plaats van – zoals nu vaak – de type behandeling, het passende classificatie-label, of de beperkingen van de zorgpaden?
De analogie van transformatie op de boerderij, van het ‘huidige normaal’ naar een duurzaam biodivers ecosysteem als ‘nieuw normaal’ biedt perspectief voor de huidige ggz: wij kunnen net als John en Molly ervoor kiezen om het binnen de huidige (mentale) klimaatcrisis anders te durven doen. De ggz telt ruim 89.000 professionals. Wij kunnen als ggz-professional het mentale klimaat van de maatschappij niet ‘genezen’, maar wij kunnen wel reflecteren op de huidige situatie en door onze focus en handelen te veranderen een voorbeeld zijn voor de maatschappij.
Onze verwachtingen lijken oververhit geraakt
Transdiagnostisch
‘Never waste a good crisis!’ zei Winston Churchill. Dit sluit aan bij de structuratie-theorie van Anthony Giddens die leert dat juist in tijden van crisis gevestigde systemen instabiel zijn waardoor het handelen van individuen een grote impact kan hebben.
Hoe kunnen wij dan handelen als ggz-professionals? Wij kunnen de beperkingen van het gevestigde systeem van categorale classificaties, diagnose-behandel-combinaties (dbc’s) en de daarmee samenhangende nauwe zorgpaden kritisch aankaarten in de instellingen waar we werken
en in de politiek. Wij kunnen oplossingen in de praktijk integreren door universele factoren die bijdragen aan duurzaam goede zorg centraal te stellen.
Bij intake en diagnostiek kunnen we de blik voorbij de symptomen richten en patiënten vanuit een holistische en transdiagnostische visie benaderen. Dit betekent de ander zien in al diens menselijkheid en spreken over unieke krachten, daadwerkelijke kwetsbaarheden, lijdenslast en het eigen genuanceerde levensverhaal; een holistische benadering (Laska, Gurman & Wampold, 2014).
Bij de start van een zorgtraject kunnen wij ons losmaken van het aanbodgestuurd werken, waarbij doorgaans wordt gekozen uit een gereduceerd aantal merknaambehandelingen die de afdeling te bieden heeft. Wij kunnen in plaats daarvan vraaggestuurd werken, waarbij adviezen zich met name richten op de therapeutische attitude en alliantie die de patiënt en diens zorgvraag nodig hebben en de transdiagnostische aandachtsgebieden die centraal dienen te staan. In het behandelproces kunnen wij vervolgens meer aandacht geven aan de mens achter de psychopathologie door maatwerk leveren voorop te stellen en lijden te erkennen, differentiëren en soms ook normaliseren.
Daarnaast kunnen we ons als therapeut in elke sessie als authentiek, oprecht en empathisch mens tonen. Hiervoor is regelmatige reflectie op onszelf als instrument essentieel, bijvoorbeeld in intervisie, supervisie of leertherapie (Hafkenscheid, 2018). Ook kunnen we in het behandelcontact bewust aandacht schenken aan zowel de therapeutische relatie als aan duidelijke behandeldoelen en deze regelmatig met de patiënt evalueren.
Laten wij veiligheid en verbinding bieden, aanmoedigen en attenderen, als er binnen de behandelkamers begrijpelijkerwijs wordt gezucht over de druk van de maatschappij en persoonlijke worstelingen daarin. Een betrokken en veilige basis bij een ggz-professional kan mensen in staat stellen de verbinding met zichzelf en anderen aan te durven gaan en ruimte en vertrouwen (terug) te krijgen om explorerend de wereld in te trekken. Autonomie en verbinding zijn immers de bouwstenen van mentaal gezond functioneren.
De ander als geheel leren kennen, voeden en inspireren en zorgen dat wij als mens zelf ook gekend, gevoed en geïnspireerd blijven, dát is het belangrijkst voor ons als zorgprofessional. Het lijkt zo simpel, doch binnen het huidige zorgsysteem wordt voor beide weinig ruimte geboden. Wat als wij onze collega’s hiertoe aanmoedigen? Wat als wij kinderen en jeugdigen, ouders, leerkrachten en werkgevers hierin voorleven?
Aan het eind van de film ‘Don’t Look Up!’, net voor de inslag van de komeet, weet iedereen pas weer wat écht belangrijk is: liefdevolle nabijheid en oog voor de ander. ‘Look Up!’ wordt daarmee ‘Look at the Other!’: een oproep aan eenieder om met toewijding vooruit, de Ander, écht te zien. Als collectief van ggz-professionals kunnen wij deze wijsheden toepassen op onze rol in de mentale klimaatcrisis, waardoor we ons mogelijk uit het machteloze toezien bevrijden.
Over de auteurs
Hanneke Feijs en Nagila Koster vormden samen tot begin februari 2022 het eerste bestuur van de stichting Topklas. De stichting Topklas biedt talentvolle studenten om een gecombineerd traject van klinische specialisatie (GZ- en K(N)P-opleiding) en academische specialisatie (promotietraject) te voltooien in een periode van zes jaar. E-mail: hfeijs@vvgi.nl en n.koster@reiniervanarkel.nl.
Reageren?
Wilt u reageren op dit artikel? Dat kan via Twitter (@RedactieDP) of op www.tijdschriftdepsycholoog.nl/contact/. Mocht deze forumbijdrage genoeg reacties opleveren over hoe u denkt over de mentale klimaatcrisis, dan zullen we een compilatie in De Psycholoog afdrukken.
Referenties
- https://www.volkskrant.nl/wetenschap/wewillengetirzorgbinnentienminutengeleverddoorflitsverzorgers~b49973c2/
- https://www.burnoutpoli.com/feitenencijfersburnout/
Literatuur
- Denys, D. (2020). Het tekort van het teveel. De paradox van de mentale zorg. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
- Hafkenscheid, A. (2018). Beter worden in je vak. Boom Uitgevers Amsterdam.
- Laska, K.M., Gurman, A.S. & Wampold, B.E. (2014). Expanding the lens of evidence-based practice in psychotherapy: a
- common factors perspective. Psychotherapy, 51(4), 467.
- Rotmans, J. (2021). Omarm de chaos. Amsterdam: De Geus Singel uitgeverijen.
- Wampold, B.E. (2015). How important are the common factors in psychotherapy? An update. World Psychiatry, 14(3), 270-277.
Illustratie: Chiara Arkesteijn